ging zij mede in de hoop Paroeltopoeltop te zullen zien.
Met het doel hem te zoeken, volgde ze een paar lieden, die
nog verder gingen en eindelijk ontmoette zij hem, toen hij
groenten en vruchten ter pasar te Tiga Langgioeng (Poerba)
bracht.
Toen ze elkaar weer gevonden hadden, keerden ze samen
naar Paroeltopoeltop’s ladang en huwden er. Hoe langer
zij op die ladang bleven, hoe meer vertier er kwam, want
menschen van de marga Poerba uit de Pakpaklanden, van
Siboro en elders kwamen zieh er vestigen. Eindelijk hoorde
Toehan Simalobong, dat de jongere zuster van zijn schoonVader
met Paroeltopoeltop gehuwd was. Hierover ontstak hij in
toorn en wilde haar terug hebben. Paroeltopoeltop wilde
hier natuurlijk niet in treden. Dat was de reden, dat Toehan
Simalobong hem van de plaats, waar hij woonde, wilde
verdrijven, doch Paroeltopoeltop antwoordde, dat hij niet
van daar verjaagd kon worden, want dat dit land het zijne
was. Toehan Simalobong zeide hierop: „Indien ge dat dürft
bevestigen met een eed, heb ik er vrede mede en kunt ge
U er als radja beschouwen.” Paroeltopoeltop vroeg een
maand tijd om dien eed af te leggen, ging naar de Pakpaklanden
en haalde er wat grond en water. Ter plaatse waar
Tiga Roenggoe (de tiga, d.i. pasar, op de grens van Raja
en Poerba) thans nog ligt en waar velen waren saamgekomen
om hunne goederen te verhandelen, deed, nadat er een
maand verloopen was, in tegenwoordigheid van verschillende
radja’s, Paroeltopoeltop, nadat hij de meegebrachte aarde
onder een mand en het water in een „laboe” (een soort
pompoen) had gedaan en daarop was gaan zitten, den eed,
dat de grond en het water, waarop hij zat, zijn eigendom
waren. Van toen af heette zijn woonplaats Poerba, omdat
Paroeltopoeltop van de marga Poerba er radja was.
Nadat Paroeltopoeltop eenigen tijd als radja te Poerba
vertoefd had, vervoegden zieh twee hoeloebalangs bij hem
n.l. Si Bantenangnang en Parhole Nasa Andoeri van de
marga Saragih Simarmata (beiden van Samosir), die hem
overhaalden eenige omliggende kampongs tot zijn gebied te
trekken.
Op den dag, dat de menschen allen op de Tiga Langgioeng
saamgekomen waren om handel te drijven, sloeg men zijn
slag en Siboro, Poerba Sariboe, Sipinggan, Hoeta Radja,
Bonggoeron (Nagori) werden genomen. Zoo ontstond het
rijk Poerba met Paroeltopoeltop als eerste vorst.
Si V Koeta.
Ook de radja van dit landschap stamt van een jager
uit de Pakpaklanden, die nu evenwel geen vogel, doch een
hert, dat hij aangeschoten had in Lehoe (Sidikalang) naar het
Oosten volgde. Hij heette Si Girsang. Het hert werd door
zijne honden tot bij den Tandoek Banoewa (of Si Piso Piso)
vervolgd. Hier verloren zij het spoor, doch Si Girsang vond
er een witten karbouw (horbo djagat) waaruit hij opmaakte,
dat hij in de buurt van een kampong was. Hij beklom, om ’t
land te kunnen overzien en deze meening te kunnen bevestigen,
den Tandoek Banoewa en zijn honden volgden
hem, doch, daar ze den geheelen dag geen eten of drinken
hadden gehad, werden ze doodmoe en dorstig, zoodat Si
Girsang zieh onder een boom uitstrekte en enkele druppels,
die van de bladeren op zijn lippen vielen, dronk en zoo
weer wat bij kwam. De honden liepen met de tong uit
den bek en Si Girsang, die de dieren wilde helpen, plukte"
wat'roode dawan’s (champignons) en gaf hun die te eten,
doch het bleek, dat ze vergiftig waren.
Snel gaf hij hun nu witte champignons, waardoor de
dieren weer krachtig als te voren werden. Zoo leerde Si
Girsang, dat de roode champignons vergiftig waren en de
witte als geneesmiddel daartegen konden dienen. Van den
berg zag hij een groote kampong, waar de marga Sinaga
woonde. Deze kampong heette Naga Mariah. Hier ging hij
heen en werd door een der bewoners in diens woning
opgenomen.
Te dier tijde werd Naga Mariah bedreigd door een
vijand, die uit Siantar was gekomen en bij de D. Singgalang
den nacht doorbracht om hier te koken en te rüsten. De
waterplas aan den voet van de D. Singgalang, waaruit deze
menschen water haalden om dit te drinken, heet thans nog
Paja Siantar. Toehan Naga Mariah, het groot getal der