Zij komen in verschilfende combinaties (de eerste zeven
tezamen is de meest gewone opvatting) naar het geloof der
lieden, die deze namen opgaven, voor.
Sommigen meenen, dat in federen mensch eenige tondi’s,
en wel de zeven eerstgenoemde tezamen, leven. De tondi Si
Mandoeraha wordt algemeen als de minder günstige, gevaar-
lijke, genoemd. Dat is de tondi, die bij een plotseling ongeluk
voorloopig in het lichaam of dicht daarbij vertoeven blijft.
Anderen meenen weer, dat niet al die zeven tondi’s in het
lichaam huizen, doch dat het menschenlot bepaald wordt door
de soort tondi, die in hem woont. De tondi van een radja
is anders dan die van een armen man. Hoe die verschilfende
tondi s dan moeten worden ingedeeld, weet men niet, doch
altijd hoort men weer, dat — wanneer iemand door een
ongeval om het leven komt - de tondi Si Mandoeraha in
het spei is.
Weer anderen verklären, dat ièdereen wel zeven tondi’s heeft,
doch er slechts één tegelijk zijn lichaam bewoont. Is er een
goede tondi in hem, dan is zijn lot gedurende dien tijd goed,
een siechte, dan ondervindt hij dat als tegenspoed. De rijke,
zoo zegt men, kan immers arm worden en de arme rijk!
leder, die bij een groot ongeluk om het leven komt, wordt
dan door dezelfde tondi (Si Mandoeraha) bezield.
Omtrent de tondi Si Arahara geloofden sommige lieden,
dat deze den mensch steeds vergezelt en vooruit gaat,
wanneer men zieh ergens heen begeeft.
De tondi Si Iringiring volgt den mensch, zoodat hij naar
het geloof van hen, die deze tondi’s meenen te kennen, op
zijn gangen steeds tusschen die beiden ingaat.
De tondi Si Tandok blijft steeds ter plaatse, waar men
woont. Si Djoengdjoeng bevindt zieh boven den mensch.
Bij de geboorte zijn de tondi’s Si Alam Dajang, Si Alam
Sahedjer en Si Alam Hoemilla steeds aanwezig, maar wat
hun verdere taak is en wat Si Rattiman en Si Goeliman
beteekenen, kon men niet verklären.
De tondi Si Pamatang is even groot als ons lichaam.
Dat is de tondi, die' bij droomen naar ver verwijderde
plaatsen kan gaan.
Si Pabongot heeft tot taak de verschilfende tondi’s saam
te houden. Wanneer b.v. een der tondi’s in het bosch is
achtergebleven, gaat Si Pabongot hem halen.
Van Si Talimboeboe wist men niets mede te deelen, doch
Si Arap Moeladjadi bepaalde ’s menschen lot. Deze is het,
door middel van welke de mensch zieh in verbinding met
de geesten stelt en daarbij een overwegenden invloed schijnt
uit te oefenen.
Ten slotte volge hier een uiteenzetting, zooals goeroe Si
Brahim m. Poerba die gaf. Volgens hem heeft de mensch
elf tondi’s:
Si Tarihat huist in de huid,
Si Ramboeni „ „ het vleesch,
Si Goeliman „ „ de spieren en de aderen,
Si Pangoetan „ „ de beenderen,
Si Djoengdjoengan „ „ het hoofd (in de hersenen),
Si Arahara, Si Iringiring, Si Rattiman, Si Pamatang, Si Moe-
diman en Si Talimboeboe helpen de eerste vijf genoemde.
Waaruit die hulp zou bestaan en hoe men zieh dat voorstelt,
kon hij niet zeggen.
De Bataks treden op een bepaalde wijze op tegen de
begoe’s, die ziekte of onheil hebben gebracht, ten einde de
siechte gevolgen van de verbolgenheid dezer booze geesten
tot een minimum te beperken.
Er zijn drie verschilfende manieren om bij ziekte te beletten,
dat de begoe’s zieh meester maken van den lijder. Het hangt
van omstandigheden af, welke wijze men toepast.
Vooreerst kent men het „Boewang Djakka” (fett, het
wegwerpen van het tijdstip, n.l. van den dood), hetgeen men
bij vorsten toepast, wanneer deze ernstig ziek zijn. Hierbij
wordt dan niet alleen de begoe verjaagd, doch bereikt men
ook heil voor den betrokkene, zoodra de ziekte is geweken.
Het „Parsilihi” is de tweede manier. Dit geschiedt bij
zware zieken, ook van niet vorstelijken bloede en bestaatin
het naar buiten brengen van een in menschelijken vorm
gesneden pisarigstam, waarbij men enkele ingredienten fegt,
zooals hieronder in het verhaal omtrent den oorsprong van
dit gebruik nader wordt omschreven.
„Bah Bah” noemt men het brengen van wat eten en