willen zorgen, totdat zij zelven oogst genoeg hebben om van
te kunnen leven. En ten slotte heb ik nog een verzoek, n.l.
dat de sultan, wanneer ik eenmaal zijn vrouw ben, tot hen,
die vragen, wie ik ben, zal antwoorden, dat ik zijn zuster ben”.
De hoeloebalangs keerden met dit anttooord terug naar
Deli en de sultan beloofde in alles toe te stemmen, hen
opdragende Poetri Idjo wederom te gaan opzoeken en haar
naar Deli te begeleiden, opdat zij zijn vrouw zou worden.
Zoo kreeg Djigo 12 volgelingen en voldoende padi en
djagoeng om zijn ladangs te beplanten. Poetri Idjo volgde
de gezanten en werd de vrouw van den sultan van Deli.
Ondertusschen gedijde het gewas op Djigo’s ladangs zeer
goed. Velen uit Nagoer voegden zieh langzamerhand bij
hem en ten slotte huwde hij een vrouw uit dat land..
Poetri Idjo bleef echter niet in Deli, want op zekeren dag
bracht de sultan van Atjeh hier een bezoek, zag de schoone
jonge vrouw en vroeg terstond wie zij was. De sultan van
Deli antwoordde — zijn gelofte getrouw — dat ze zijn
zuster was; waarop Atjeh’s vorst haar ten huwelijk vroeg.
T o t niet geringe ergernis van den sultan van Deli, stemde
Poetri Idjo daarmede in, mits de sultan haar broeder Djigo
tot vorst zou maken, want — zoo zeide zij : „Ik alleen wil
niet in den vorstenstand verheven worden ; ook mijn broeder
moet daarin volgen”.
Toen evenwel de sultan van Atjeh Poetri Idjo als zijn
vrouw wilde medenemen, trachtte de sultan van Deli dat te
beletten met het gevolg, dat een strijd ontbrandde, waarin
Deli het onderspit doli ‘). In Atjeh aangekomen, drong
’) Kroesen deelt in zijn „Geschiedenis van Asahan” (Tijdschr. Ind. Taal,
Land en volk, Deel XXXI, pag. 83) mede : „Nadat omstreeks 1615 of 1620
Radja Makota Alam Alaoedin Sjah Djohan, Sultan van Atjeh, Wiens aanzoek
om hare hand, door de schoone Poetri Hidjau van Deli van de hand
gewezen was, Deli aangevallen en vermeesterd had, om zieh van haar
meester te maken, gedurende welken strijd volgens eenigen de Poetri stierf,
volgens anderen in zijne macht viel, zeilde hij verder längs de Oostkust van
Sumatra, totdat hij een breede riviermonding bereikte, die hij binnenzeilde en
tot Telok Pie, halverwege de monding en Tandjong Baiei, opvoer”.
Zonder eenigen twijfel wordt met Poetri Hidjau dezeflde bedoeld als
Poetri Idjo uit de legende omtrent ’t ontstaan van Silo.
Poetri Idjo op de vervulling van de belofte om Djigo tot
vorst te verhelfen aan en inderdaad ging het echtpaar naar
Silo Boentoe om deze plechtigheid te volbrengen.
Het was reeds vrij laat in den morgen, toen de sultan
van Atjeh in Silo Boentoe arriveerde, zoodat de zonnestralen
diens oogen verblindden (Mal. en Karoosch Silo), en omdat de
kampong op een heuvel gelegen was, werd dat land door den
sultan van Atjeh Silo Boentoe. genoemd.
De kampong Silo Boentoe, die thans niet meer bestaat,
was op een hoogte van circa 50 ä 60 M. boven de omgeving
gelegen. Oostwaarts liep een längs een smalle heuvelrib
gaande weg, waar — naar men verhaalt — vroeger een
groot steenen beeid van een olifant- moet hebben gestaan.
Dat beeid — zegt men — was geheel wit van kalk, die
men in Bonggoeron (het tegenwoordige Nagori) maakte. Men
noemde dat beeid daarom „Gadjah Poetih”. Men zag het al van
verre en de menschen geloofden, dat het een levende olifant
was. Van Nagoer, Toba, Tjingkes (Karolanden) en andere
streken kwam men in stroomen daarheen om den olifant
te zien.
(De Verteiler voegde er bij, dat van dien tijd de immigratie
eenerzijds van Tobaneezen en anderzijds van Karo’s dag-
teekent en dat de taal dier uit beide bestanddeelen bestaande
bevolking daarom ook een mengsel van het Tobaasch en
het Karoosch was.)
De bevolking werd nu door den radja van Silo Boentoe
gelast om de velen, die naar de „Gadjah Poetih” kwamen
zien, behoorlijk als gast te oritvangen en te onthalen. Dit
geschiedde dan ook . eenige jaren, doch dat werd op den
duur een te zware last voor de bevolking, zoodat men daar-
over bezwaren inbracht, die tot resultaat hadden, dat de
radja den witten olifant met grond liet bedekken, zoodat
hij niet meer te zien was. De plaats, waar dit geschiedde,
heet thans nog Boentoe Parhapoeran, hetgeen men zou
kunnen vertalen met „Kalkheuvel”.
Silo Boentoe is een bezoek overwaard.
Van Pematang Raja uit heeft men eerst een kleine 9 K.M.
te wandelen tot aan de schilderachtig op de heuvels gebouwde
kampong Djandi Maoeli. Van dit plaatsje ligt Silo Boentoe