„bangoen (opstaan) en wanneer leerlingen van de „goeroe’s”,
die zieh overal beijverden om volgelingen te verkrijgen, op
zulk een gemakkelijke wijze in een toestand kunnen geräken,
waar het domme volk met angst en eerbied tegen opziet,
daar behoeft het niet te verwonderen, dat velen ■— vooral
jonge lieden — de beweringen der leeraars geloofden.
Dat de volgelingen van Jahman tot strafbare handelingen
zijn overgegaan, opruiende en voor de rust gevaarlijke lee-
ringen verspreidende, terwijl mede een aantal bedriegers van
de goedgeloovigheid der bevolking misbruik maakten om
zieh zelf te verrijken, is oorzaak geweest van een krachtig
optreden van bestuurszijde.
Dergelijke bewegingen echter kunnen, wanneer ze blijkbaar
door de zelfde gevoelens, die een geheel volk koestert,
zoo enorm snel om zieh heen grijpen, niet alleen met
krachtig optreden worden bestreden.
W an t nooit vergete men hierbij, dat de goedgeloovige
massa eenerzijds uit domheid, anderzijds omdat de algemeene
toestand onbevredigend is, zieh aansluit bij hem, die betere
tijden voorspiegelt en het middel kent op de volksphantasie
in te werken. Het algemeene volgen is steeds een bewijs,
dat er dingen zijn, die het volk ongelukkig maken. Het is
in zulke gevallen de taak van den bestuursambtenaar
iedere uiting, hoe dom dan ook, te doorgronden en daaruit
zijne conclusies te trekken, in ieder geval leiding te geven,
meer dan dood te dr.ukken, wat in zijn oog verkeerd is. Gaat
men in krachtig optreden te ver, dan verliest men het contact
met de bevolking. Deze zal alles geheim houden en in
het geheim wordt er voortgewerkt, terwijl juist de mooie
gelegenheid om uitingen van het volk te hooren, verloren
gaat. Een Oostersch volk van geringe ontwikkeling wordt
op die wijze overheerscht door den vreemdeling, die onbekend
zal blijven met zijne gevoelens, omdat men dat volk belet,
zieh te uiten.
Diezelfde gevoelens, welke in het geheele volk der Bataks
leefden, waren voldoende bekend, doch ze werden te weinig
geacht. De wijze, waarop heerendienst en belastingen ge-
vorderd werden, kon den toets van een onpartijdig onderzoek
niet altijd doorstaan. Uitingen van ontevredenheid daarover
werden al gauw als een vijandig element in de beweging
naar voren gebracht. Zelfs in de meest objectieve beschou-
wingen van zendings-, bestuurs- en andere zijde over de
parhoedamdam-beweging en de permalim’s, komt altijd, soms
zonder eenige poging tot motiveering van zulk eenmeening,
de mededeeling voor, dat de leer zieh tegen het gouver-
nement rieht.
De vrees, dat groote gevolgen in die richting zijn te
voorzien, leidt dan veelal tot een politiek, waarmede men
allerminst de rust in de gemoederen doet weerkeeren, doch
waarmede men juist de gevoelens, welke zooveel voedsel
aan de beweging gaven, aanwakkert.
De parhoedamdam in Simeloengoen had het meeste succes
in die streken, waar de minste welvaart was, waar een mis-
oogst geweest was, of andere oorzaken armoede in het leven
hadden geroepen.
Door ontmaskering van slimme goeroe s, door tegemoet-
koming in de moeilijkheden, die aan het licht traden, door
toenadering tot de bevolking, kon de parhoedamdam-beweging
tot geringere verhoudingen worden teruggebracht en verliep
zij ten slotte geheel.
1. Pantangvoorschriften, verboden handelingen
en siechte voorteekenen.
Er bestaat een geheele reeks verbodsbepalingen, die niet
alleen vroeger, doch voor het allergrootste gedeelte ook
thans nog bij de Simeloengoen-Bataks gelden, welke bij
overtreding onheil of straf veroorzaken.
Bovendien kent men een aantal siechte voorteekenen.
Drie categorien zijn te onderscheiden:
1. Maroboe,
2. Pantang of hamali ') (dit laatste woord alleen in Tanah
Djawa en omliggende landen bekend), soms saamgevoegd
tot pantang hamali en
3. Simandatang.
„Maroboe” zijn enkele zaken, die door den radja of door
de adat verboden zijn en op welker overtreding somtijds
x) Verg. het Karosche Kemali.