Sterftecijfers per
Jaar 1000 op de O. K.
van Sumatra.
Voor contractarbeiders in
Simeloengoen (ressort
P.S. der Arbeidsinspectie).
1915 11.28 (12.4) 18.28
1916 10.18 (11.1) 11.45
1917 11.08(12 1) 14.03
1918 22.3 (23.6) 37.78
1919 19.2 26.49
De cijfers tusschen haakjes zijn door Dr. Vervoort berekend
uit de hospitaalverslagen.
In vergelijking met de totaal gemiddelde cijfers voor de
O. K. zijn dus de sterftecijfers in Simeloengoen steeds wat
hoog. Men dient echter niet uit het oog te verliezen, dat:
1. de voortdurende groote import van werkkrachten in
het algemeen ongunstig op den gezondheidstoestand van een
streek inwerkt. Door onbekendheid met leefwijze en gewoonten
stellen de nieuwe arbeiders zieh meer dan de oudere bloot
aan gevaren (drinkwaterinfectie, onvoldoende eenzijdige
voeding, enz.). Deze factor heeft in de eerste jaren der cul-
tures in Simeloengoen zeer ongunstig ingewerkt.
2. hier en daar nog langen tijd is gewerkt met arbeiders,
die ter plaatse werden geengageerd, meestal Chineezen, die
door physieke ongeschiktheid „in de tabak” hun brood niet
meer konden verdienen. Dat dergelijke arbeidersgroepen hooge
sterftecijfers te zien geven (b.v. bij de R. PI. I. Tr. in 1913,
110 p. 1000) zal niemand verwonderen.
3. dat de hooge cijfers van 1918/1919 vrijwel geheel be-
rüsten op de influenzaepidemie en hare gevolgen (zie later).
Uit vele desbetreffende publicaties bekend veronderstellende,
wat de Oostkust van Sumatra uit hygienisch oogpunt voor
merkwaardigs biedt, mögen, voor zoover het betreft de ver-
spreiding van enkele ziekten in Simeloengoen, eenige opmer-
kingen gemaakt worden.
Malaria komt haardsgewijze in Simeloengoen vrij veel
voor. Hoewel het centrum van de hoofdplaats nagenoeg
malariavrij is, vertoonen de ondernemingen daaromheen
hooge malariacijfers. Tijdens de epidemie van 1918 om
Siantar werd als overbrengster een Anophelessoort gevonden,
die voornamelijk of uitsluitend in oerboschpoelen broedt,
doch die door de invoering van een grondbewerkingssysteem
met blinde vanggoten in de rubberplantages een groot
aantal kunstmatige broedplaatsen vond en zieh daardoor
tijdelijk sterk kon vermeerderen. Hoewel natuurlijk elders in
Simeloengoen andere muskieten dezen rol kunnen speien,
verdienen de oerwoud-broedplaatsen toch wel in het bijzonder
de aandacht van den hygienist.
Buiktyphus was vroeger vrij sterk verbreid. Omstreeks
1918 werd op verschillende ondernemingen tegen deze ziekte
een algemeene vaccinatie toegepast, die een plotselinge sterke
daling der typhusfrequentie tengevolge had. De vaccinatie
werd later niet herhaald, doch het aantal typhusgevallen bleef
in de jaren 1919—1921 laag, wat vermoedelijk wel aan algemeene
hygienische verbeteringen moet worden toege-
schreven.
Amoebendysenterie was eenige jaren lang zeer verspreid,
als een gevolg van de vele open waterloopjes uit heldere
bronnen in de talrijke ravijnen, die zoowel als defaecatie-
plaats als voor het nemen van drinkwater dienden. De
siechte algemeene gezondheidstoestand maakte toen boven-
dien vele arbeiders extra vatbaar voor op deze wijze opge-
dane besmetting. Verschillende ondernemingen zijn thans in
het bezit van een drinkwaterleiding of hebben bronnen op
geschikte wijze gecapteerd.
Cholera op de ondernemingen stond steeds in verband
met gevallen, onder de kampongbevolking opgetreden, en
had nooit eenige uitbreiding van beteekenis, waarschijnlijk
vooral, doordat in geval van choleragevaar de contract-
arbeidersbevolking telkens snel en volledig tegen deze ziekte
werd ingeent.
Mijnwormziekte vond in den aanvang op de Simeloen-
goensche ondernemingen met hare tijdelijke onhygienische
koelieverblijven günstige uitbreidingsvoorwaarden en was
dan ook enorm verspreid, daar vele sterk geinfecteerde lijders
zonder voldoende quarantaine werden uitgevoerd. Ook later,
toen systematische bestrijding dezer ziekte door wormkuren