fraaie gouden haarpen en gouden armbanden en ringen te
geven, ten einde hare schoonheid op die wijze beter te doen
uitkomen;
Zoo wekte zij de begeerte van Naga Padoha Ni Adji in zulk
een hevige mate, dat deze alles wilde doen om haar te bezitten.
Moela Djadi Nabolon — en nu komt zijn slim overleg
uit — stemde toe, wanneer Naga Padoha Ni Adji ook zulke
kostbare kleederen als zijn toekomstigste vrouw, bezat. Hem
gaf Moela Djadi Nabolon daarom een soort vergulde
malienkolder, een hoofddeksel van ijzer, ringen, armbanden
en een halsketen, een buikband en voetringen van het zelfde
metaal. Toen hem dat alles om was gedaan, gelastte Moela
Djadi Nabolon hem op te staan, hetgeen Naga Padoha Ni
Adji deed, doch nu kon hij zieh wegens de zwaarte van het
ijzer niet meer bewegen. Op last van den oppergod wierp
Leang Leang Mandi Si Oentoeng Oentoeng Nabolon hem
daarop naar beneden en begaf deze zieh zelf ook derwaarts
om het land te scheppen, daar er nu iemand was, tegen wien
de visch Patirangga Nabolon niets zou kunnen uitrichten.
„Begin maar met uw werk bij de schouders van Naga
Padoha Ni Adji", zoo luidde het bevel. Na geruimen tijd
zag Moela Djadi Nabolon, dat het land groot genoeg was
en liet den arbeid staken.
Hij zond daarop, getrouw aan zijn belofte om Nai Anting
Malela aan Naga Padoha Ni Adji tot vrouw te geven, haar
naar beneden om met dezen te huwen, nadat hij haar nog een
zilveren buikband en andere zilveren sieraden had gegeven.
,,Uw man heet voortaan Boras Pati ni tanoh en gij Boroe
Saniang Naga. Gij beiden zult Debata di Toroe (Beneden-
goden) zijn”.
Nadat deze Benedengoden waren ingesteld, daalde Si Asi Asi
op de door Naga Padoha Ni Adji gedragen wereld neder,
terwijl de dochter van Debata Porhas, Si Deang Nagoerasta,
hem als vrouw volgde.
Het ijzer, zilver en goud, dat Naga Padoha ni Adji en
Nai Anting Malela was medegegeven, Vormden de metalen
in de aarde. Asi Asi en zijn gemalin kwamen bij den Dolok
Poesoek Boehit aan den Westelijken rand van het Toba-
meer, tegenover Pangoeroeran op aarde, waar ze een kampong
stichtten, Siandjoer, met drie wijken Siandjoer Moelamoela,
Siandjoer Moeladjadi en Siandjoer Moelatompa ').
Als poesaka kreeg Asi Asi mede het zaad van alle gewas,
een mannelijk en een vrouwelijk exemplaar van alle vee en
een boek, Soerat Tombaga Holing, waarin alle wetenschap
over wereldsche zaken geschreven Staat.
Si Asi Asi en zijn vrouw Si Deang Nagoerasta werden
voortaan als Middengoden (Depata di tongah) vereerd.
Zoo is het ontstaan der drie soorten van goden, Boven-
Beneden- en Middengoden geschetst.
Thans behoorde het werk te worden voortgezet en het
wereldsche leven verder te worden ingericht.
Si Asi Asi en Si Deang Nagoerasta kregen al spoedig een
tweeling, twee dochters, Pane Nabolon en Pane Saniang
Naga Toenggal. Doch kort daarna werd hun weer een
tweeling geboren, weer twee dochters, Pane Radja en Pane
Si Debata Toeroen.
Si Asi Asi gaf deze vier kinderen ieder een woonplaats
en wel in een der vier windstreken. Pane Nabolon vestigde
zieh in het Oosten (Poerba). Haar vader gaf haar enkele
poesaka goederen mede, n.l. een karbouw (stier), een halsketen,
een pisangboom, een ring en een bloemstruik. Later
zou hij haar een echtgenoot zenden, dien zij herkennen kon,
wanneer hij deze verschillende zaken wist op te noemen.
Die echtgenoot zou heerscher der windstreken worden.
Op de zelfde wijze kwam Pane Saniang Naga Toenggal
in het Zuiden (Dangsina). Zij ontving een kain „Soeri
Soeri Nagandjang”, een ivoren mes, een varken Si Mata
ni Ari (met een oog, zoo groot als een munststuk) met
Betreffende den naam Siandjoer vertelt men, dat deze van Java her-
komstig is (Tjiandjoer) en tijdens het bestaan van het rijk Padjadjaran door
Hindoe-Javaansche kolonisten aan de plaats, waar dezen zieh nederzetten,
gegeven was. Ook de naam voor het eiland Sumatra, Poelo Porsa (Morsa
Tob. Pertja Mal.) zou door die Hindoe-Javanen aan dit land zijn gegeven,
daar ze, zieh hier vestigende, riepen: „Hier willen we blijven, hier is het
land, waar we ook willen sterven (Porsa of Morsa is een verbastering van
het Skrt. woord Martija, dat dood, sterven beteekent; zie ook op het
woord Morsa in Van der Tuuk's woordenboek, waar deze den naam
van Sumatra verklaart als „land der stervelingen’’).