De heerendienstplichtige, die nalatig is in het betalen
van de afkoopsom, wordt te werk gesteld aan het verzamelen
van grind, zand en ander materiaal, opdat het nadeel van
ongeschoolde arbeiders, dat vroeger den toestand der wegen
bei'nvloedde, niet gevoeld wordt.
Vervanging van heerendiensten, bij eventueele afschaffing,
door een hoofdgeld, dat voor alien, rijk en arm, gelijk is,
komt onlogisch voor. Waarom te blijven vasthouden aan
het denkbeeid, dat de werkkracht van een volwassen man
immers voor ieder ongeveer gelijk is en daarom ook bij een
vervangende belasting zulk een gelijk bedrag van ieder moet
gevorderd worden? Dit argument geldt slechts bij afkoop,
niet bij afschaffing. Wanneer men een vorm van belasting,
i.e. heerendienst, afschaft, behoeft daarvoor geen andere met
onbillijkheden in de plaats te komen. Rechtvaardige en billijke
afschaffing dient gepaard te gaan met invoering van een belasting,
die naar het vermögen berekend wordt, m. a. w. voor
den arme minder bedraagt dan voor den rijke, alzoo ge-
lijkelijk drukt. Opcenten op de inkomstenbelasting of een
dergelijke regeling zou de meest eenvoudige oplossing zijn.