een landojangboom te klimmen waarop de wreede vorst de
bast van den stam liet wegnemen eh het slachtoffer beval
naar beneden te komen (hetgeen längs den gladden stam
onmogelijk was) daar anders de boom zou worden omgehakt.
Bij zijn pogingen om ’t leven te redden, viel hij te pletter.
De bekende Toehan Rondahaim van Raja liet een djabolon,
die verdacht werd het met een der vrouwen van den radja
te hebben aangelegd, te Hoeta Rih op een balk zitten en
door een twintigtal andere slaven met geweren de beenen
stuk schieten, waarna hij onthalsd werd.
De straffen, die op de slaven werden toegepast, waren
eveneens niet van de zachtste. Vooral de djabolon pan-
girikirik of paihoetihoet, n.l. de jongens van 10 tot 12,
13 jaar, belast met het volgen der vorstelijke vrouwen als
spionnen, hadden het soms zwaar te verantwoorden, daar
de radja hier door wantrouwen en ijverzucht al spoedig tot
excessen overging. Dan werd, bij wijze van pijnbank zoo’n
kind wel gedwongen om bezwarende verklaringen af te
leggen tegen een der onderhoorigen, dien de radja verdacht.
Daartoe werd het „isiringi” toegepast, waarbij de onder-
armen stevig längs de geheele lengte tegen elkaar werden
gebonden en dan het slachtoffer werd opgehangen aan het
touw, waarmede de armen omwonden waren. Zoo liet men
hem dan soms eenige uren hangen, waarbij nu en dan rotan-
slagen werden toegediend (in gevallen, als zooeven bedoeld).
De boom, te Pematang Raja, waar die straffen werden toegepast
noemde men Hajoe Panggantoengan of Si Pohok.
Andere straffen waren het „ilasinai”, n.l. het insmeeren
van de oogen, soms ook neusgaten en mond, met fijnge-
stampte spaansche peper (lasina), gemengd met wat water. De
ooogen konden hier blijkbaar tegen, daar na eenige uren, nadat
men ze flink met water had gewasschen, de pijn ophield en geen
andere gevolgen werden ondervonden; er leven nog ver-
schillende personen, die deze straf in hun jongensjaren hebben
ondergaan. Dan het „ilatongi” of het slaan met een soort brand-
netel (latong) over het geheele lichaam en daarna bevochtigen
der pijnlijke plekken om het brandende gevoel te verhoogen. Ook
het blok deed als strafmiddel dienst, door hier een strafwaardige
met een been zekeren tijd in te sluiten en in de bale onder
bewaking der paranggap of parari (kampongwakers) te stellen.
Dit noemde men „ibajangan”. Over het „ibajangan sibagan-
ding” zie men afd. j. van deze paragraaf.
Het „ihoedahoeroeskon”, de straf op het magere paard,
zooals men dat woord zou kunnen vertalen, bestond uit het
plaatsen van den schuldige of verdachte schrijlings op een
scherpgemaakte niboenglat, die op twee schrägen was opge-
steld, waarbij men zware steenen aan de voeten bond om
het effect te verhoogen.
Een minder zware straf, die slechts diende om den delinquent
beschaamd te maken, was het „isangkoet”, waarbij men met
de polsen over elkaar aari een paal of een stijl van de woning
werd vastgebonden en zoo eenigen tijd ten aanschouwe van
het publiek gevangen werd gehouden.
d. Volkskarakter.
De Simeloengoen- of Timoer-Batak maakt lichamelijk en
geestelijk een siechten indruk. Jarenlange verdrukking, slavernij,
onderlinge oorlogen, die alle bezits- en rechtszekerheid weg-
namen, dobbelarij en opiumgebruik waren de groote vijanden
van een behoorlijke volksontwikkeling.
Ziekten hebben haar sloopenden invloed zoowel op de
menschenlevens als op energie en werkkracht doen gelden.
Kannibalisme werd nog enkele jaren geleden aangetroffen.
Wel is waar waren de Bataks geen kannibalen uit begeerte
om menschenvleesch te nuttigen en werden slechts ter dood
veroordeelden x) of in den oorlog gevangen genomen vijanden
opgegeten, doch het bestaan van dit gebruik, vooral in het
Simeloengoensche, bewijst wel op welken lagen trap van
ontwikkeling het volk kort geleden stond en — al komt het
menscheneten thans niet meer v o o r .— nog Staat.
Op de karaktereigenschappen van den Simeloengoen Batak
hebben in verschillende deelen van zijn land verschillende
factoren ingewerkt, zoodat de volksaard in die deelen onder-
ling niet gelijk is. In de streken, waar Tobasche invloed het
x) De Encyclopaedie van Ned. Indie is ten deze onvolledig (zie aldaar
onder Kannibalisme).