Simeloengoensche rijkjes te vermelden. De radja’s hier hadden
opgemerkt, welke enorme voordeelen de tabakscultuur in Deli
aan de Maleische vorsten gafen begonnen begeerig te worden
ook hun land daarvoor beschikbaar te stellen. Zoo had de radja
van Siantar betrekkingen aangeknoopt met zekeren baron Von
Horn, een in Amerika geboren Duitscher, en dezen bij
geheime overeenkomst het uitsluitend recht verleend tot
ontginning der gronden in zijn landschap. Von Horn zou
daartegenover den radja hulp tegen diens vijanden verleenen!
Zelfs schreef men dezen avonturier toe, plannen te koesteren
een Duitsch protectoraat in de binnenlanden te willen vestigen,
längs den weg van zijn Siantarsche connexies.
Daarom werd in 1885 den controleur van Batoe Bara,
Heymans van Anrooy, opgedragen een onderzoek in te stellen
naar de toestanden in de boven Batoe Bara gelegen Bataksche
rij jes, ten einde te kunnen nagaan, welke gedragslijn de
Regeenng zou volgen in hare verdere aanrakingen met deze
potentaatjes. Onthouding was in dien tijd het parool. Nog
•in 1891 deed de Regeering het gewestelijk bestuur ter
Oostkust van Sumatra weten. dat zij geen streven naar
annexatie duldde, doch dat — indien de omstandigheden
dwongen tot uitbreiding van onzen invloed — het
gouvernement erop bedacht moest zijn, direct de middelen
te scheppen tot dekking van de bestuursuitgaven; de be-
volkmg zou echter in ieder geval gelaten worden in het
genot harer eigen huishoudelijke instellingen en rechtspleging,
voorzoover vereenigbaar met het Nederlandsch oppergezag.
Kannibalisme en menschenhandel — zoo werd zelfs toen nog
uitdrukkelijk gezegd — zouden verboden en strafbaar gesteld
worden. De uitgezette gedragslijn droeg geheel het karakter
van opportunisme; het gouvernement zou zieh zooveel
mogelijk op het standpunt stellen, alsof de Bataksche land-
schappen onder direct bestuur stonden, zonder zulks evenwel
uitdrukkelijk te verklären.
De gevoelige les, die, zooals boven vermeld werd, het
Karovolk gegeven was, miste in Simeloengoen haar uitwerking
niet. De onderwerping werd hierdoor volkomen.
De zelfbesturen teekenden allen in 1907 de z.g.n. Körte
Verklaring ; Pane, Raja en Si V Koeta den 4den September,
Poerba den 5den, Tanah Djawa denöden en Dolok Silo den
lOden van die maand, terwijl Siantar den löden October volgde.
Reeds in de eerste jaren, nadat de Nederlandsche bestuurs-
invloed zieh krachtiger deed gelden, traden günstige
veranderingen in de toestanden in.
De Bataks schikten zieh volkomen in de nieuwe omstandigheden,
hetgeen de eerste te Sariboe Dolok gevestigde
Assistent-Resident Westenberg achtte te moeten danken aan
de preventieve werking van de tallooze patrouilles en
bovendien aan het feit, dat wij er niet als vreemden kwamen,
doch goed voorbereid waren. Zeker echter mag mede
genoemd worden het prächtige werk van den heer Westenberg
zelf, die in de behartiging van zijn taak zieh zoo geheel gaf
aan het volk, te midden waarvan hij leefde. W e sluiten ons
ten volle aan bij de waardeerende woorden aan zijn nage-
dachtenis gewijd in de Mededeelingen van het Enc. Bureau
over de Oostkust van Sumatra, eerste boek p. 29.
Natuurlijk zagen de hoofden onzen invloed met leede oogen
toenemen, bewust van hun onmacht om tegen de „compagnie”
op te treden. Zij maakten bonne mine à mauvais jeu omdat
zij niet anders konden. De voordeelen uit slavernij, dobbelspel
en willekeur voortspruitende, waren voor hen verdwenen.
Er trad een toestand van orde in. Stroomen menschen
kwamen bij den besturenden ambtenaar recht zoeken, wel een
bewijs, welk een vertrouwen de bevolking in ons bestuur had.
Men begreep, dat de wantoestanden van voorheen krachtig
bestreden zouden worden.
Niet alleen de bevolking, doch ook de particulière groot-
landbouw, die in Deli zulke schitterende resultaten had ver-
kregen, trachtte zijn voordeel met den gewijzigden stand van
zaken te doen. Reeds in 1905 werden door de Amsterdam Deli
Cyproeven met het planten van tabak in Beneden-Rajagenomen
en opende de Deli-Batavia-Tabak-Maatschappij een onder-
neming in den N.-W. hoek van Dolok Silo (Bandar Nagori).
De Rijnsche zending plaatste in 1904 een zendeling te Sariboe
Dolok (de daar thans nog werkzame heer Guillaume), terwijl ook
te Pematang Raja een zendeling te werk werd gesteld.
Dadelijk werd met den aanleg van wegen begonnen en in
1905 kwam reeds een traject van 14 K.M., in heerendienst