vorm, welke overblijfselen zouden zijn van een groot schaak-
spel, dat hier geplaatst werd, opdat de radja’s van Nagoer
en Batangio daarmede hun partij zouden kunnen speien. De
noodige slaven werden dan medegenomen om de stukken te
verplaatsen.
Dit beeid zou de „Toehan” (koning) geweest zijn, terwijl
men een anderen steen, die meer aan een rijstblok doet denken,
als „timpa (kasteel) meende te kunnen aanduiden ').
Aan de overzijde van de Bah Sawa verheft zieh de
Goenoeng Datas, een opvallende heuvelgroep met vlakken
top, of eigenlijk een toppen-complex. Daarop moet, zooals
de menschen vertelden, een kampong van den Radja van
Nagoer hebben gestaan. Bij de opgravingen in dien grond,
welke ik naar aanleiding dier mededeeling heb laten doen,
zijn enkele scherven en een menigte overblijfselen van
huisraad gevonden, welker waarde moeilijk is te beoordeelen,
doch die in ieder geval onomstootelijk bewijzen, dat op dien
vlakken top een kampong heeft gestaan. Behalve vele pot-
scherven en stukken porcelein, werden enkele metalen
voorwerpen en een stuk klokkenmetaal (gangsa) gevonden.
Ongeveer even beoosten deze plaats moet de grens tusschen
Nagoer en Batangio zijn geweest.
De legende zegt hieromtrent het volgende:
Toehan Batangio en Toehan Silo Malaha van Nagoer
kwamen overeen een schaakspel te organiseeren op de
Boentoe Parsatoeran bij Goenoeng Datas. Op den overeen-
gekomen dag ontmoetten ze elkaar, ieder vergezeld van vele
onderhoorigen, te bestemder plaatse. Het spei ging om een
inzet van 12 slaven.
Slechts 3 of 4 dagen per maand werd er gespeeld en op
een dag werden slechts 2 of 3 zetten gedaan.
Een jaar duurde het spei en Toehan Silo Malaha verloor
de partij, maar hij wilde den inzet niet betalen, doch ging
terug naar Silo Malaha, dicht bij Bahal Gadjah (bet. Olifanten-
spoor) in Siantar gelegen.
Toehan Batangio stelde zieh nu zelf schadeloos door een
aantal lieden van Toehan Silo Malaha gevangen te doen
’) De andere stukken heeten Sitori (Koningin), Gadjah (Raadsheer),
Hoeda (Paard) en Bidak (Pion).
nemen en mede naar Batangio te voeren. Dit was de aanleiding
tot een oorlog tusschen beide vorsten. Er waren
no9 geen geweren. Alleen Toehan Batangio had een „bedil
pamoeras” (een schietwapen met „toenam”) ').
De strijd duurde een jaar ongeveer. Het strijdros van den
vorst van Batangio werd in het gevecht gewond, tengevolge
waarvan het dier kreupel liep. Het werd daarom Hoeda Si
Tadjoer genaamd (tadjoer = kreupel). Toen nu de vijanden
op een bepaald oogenblik tot in de benteng van den vorst
van Batangio kwamen, kon Hoeda Si Tadjoer geen dienst
doen. Daarom haalde een slaaf, Si Djalak Letteng genaamd,
nu de „hoeda boenga boenga”, het jachtpaard, waarop Toehan
Batangio naar Siantar vluchtte. Hier werd hij gevangen
genomen en gedood. De lieden van Batangio verlieten
daarop allen hunne kampongs, doch ook Goenoeng Datas werd
verlaten. De bewoners verhuisden naar Onggo Sipoldas (Pane).
Van het paard Si Tadjoer wordt nog verhaald, dat Si
Djalak Letteng hierop met de bedil pamoeras den vijand van
zieh af wist te houden, al had hij kruit noch lood. Hij riep
maar „Laat uw knal hooren, geweer, ’ er is maar weinig
slagpoeder en kruit en slechts een kogel. Als er naar voren
geschoten wordt, treft men naar achteren; geeft gij geen
geluid dan bezit de aarde mijn lichaam en de wind mijn ziel,
dan zullen de muskieten slechts weenen en zullen de mieren
mij heenvoeren! Ik zou sterven voor het mijn tijd is”.
Betreffende Batangio deelde de tegenwoordige Toehan
Batangio, Dongpati genaamd, (hoofd van de kampong
Batangio in Tanah Djawa) het volgende mede:
In vroeger tijden, toen Simeloengoen nog niet door
menschen bewoond- werd, leefde er in Oerat (Samosir) een
vorst van de marga Sinaga Bonar.
Hij kreeg een zoon en de datoe’s (wichelaars, priesters)
verzekerden, dat de geboortedag buitengewoon günstig was,
zelfs zoö, dat het kind later mächtiger zou worden dan de
vader en deze voor hem zou moeten wijken.
x) Toenam is een soort stof om lont van te maken en die tnen bij be-
grafenissen van aanzienlijken onderweg strooit om de tondi (ziel) van den over-
ledene den weg te wijzen, want voor dezen is de heldere dag donker als de nacht.