van het product was bovendien schadelijk voor den boom,
daar men ook hierbij geen enkel begrip van zorg voor den
aanplant had. Ook al werden in den beginne groote voordeelen
behaald, de cultuur ging al gauw achteruit, niet alleen door het
gebrek aan kennis en begrip van zulk een bedrijf, doch ook
doordat de ramboengbezitter in handen van den Chineeschen
geldschieter viel, Dezen gaven overal voorschotten en t
product werd aan den geldschieter als afbetaling daarop
verkocht, waardoor dezen de producenten geheel in handen
hadden en verkoop aan anderen onmogelijk was, Thans
beteekent deze cultuur niets meer en liggen de ramboeng-
tuinen overal waardeloos.
Inzamelen van boschproducten.
Het inzamelen van boschproducten levert aan velen een
middel van bestaan, doch het terugwijken der wouden, niet
alleen door ladangbouw, doch ook door voortschrijding der
Europeesche cultures, maakt het steeds moeilijker boschproducten
te zoeken.
Van de arenboomen in het bosch haalt men palmwijn (bagot),
terwijl de bastvezels de mooie dakbedekking, zooals bijna alle
echte Batakhuizen die hebben (ariboet, Mal. idjoek), leveren.
Verschillende rotansoorten (hotang) worden uit de bosschen
gehaald en in den handel gebracht.
Hotang roetih (Mal. saga) is de kostbare rotan voor het
vervaardigen van meubels. Dit laatste geschiedt op de
hoofdplaats uitsluitend door Chineezen. Verder kent men:
Hotang bolon (bouwmateriaal), Hotang mallo (gebruiktals
kabels om boomen te sleepen), Hotang toboe toboe (stokken),
Hotang simamboe (stokken), Hotang mataole (stokken), Hotang
poelogos, een kleine soort. doch zeer goed voor het maken
van lang touw, Hotang boear boear (touw), Hotang bonbon
(touw), Hotang alas (touw), Hotang bajon (touw), Hotang
tarintin (touw), Hotang hoembil (mandenwerk), en Hotang
dadahanan (een soort met vertakkingen, van welke men
ook touw maakt).
Van de hotang djorlang verkrijgt men het drakenbloed
(Mal. djerenang), dat vooral aan Maleiers en Chineezen verkocht
wordt.
Andere boschproducten zijn: Majang, een houthars, van
welke de majang doerian het kostbaarste is.
Ramboeng andor is de hars, welke men van een liaansoort
verkrijgt en die een roode kleur heeft. Palia (Mal. petei)
levert de zoogenaamde stinkboonen. Tenslotte noemen we
Hamonan (Mal. kemenjan), Damar (voor verlichting in de
huizen gebruikt) en Toboe toboe (honig). De bijen (hoeramah)
bemoeilijken het verzamelen zeer, doch er zijn, naar men
zegt, vrouwen, die zonder gevaar van gestoken te worden
de honig kunnen weghalen!
Veeteelt.
De meeste lieden houden kleinvee, vooral varkens, doch
ook geiten en schapen. Thans hebben ook de meer gegoeden
grootvee. Eertijds was het aan gewone lieden verboden
karbouwen of grootvee te bezitten. Dit was uitsluitend aan
de radja’s en toehan’s voorbehouden. In Simeloengoen be-
staat de veestapel uit:
in 1914 in 1920
paarden ................................. 2928 3780
k a rb o uw e n ........................... 1861 2560
ru n d e re n ................................. 1180 2980
g e ite n ........................... 3400 4223
varkens ................................. 4970 22330
schapen . . ...................... 120 400
De paardenteelt wordt thans door den veeartsenijkundigen
dienst in vaste banen geleid. Een geruimen tijd waren eenige
landschaps-Sandelwood-dekhengsten te Sariboe Dolok en
enkele andere plaatsen in Poerba, Si V Koeta en Dolok in
van landschapswege gebouwde stalletjes onder de hoede van
een bezoldigd waker gestationneerd en kon een ieder, die
zieh daartoe aangaf op een bepaalden datum zijn merrie
brengen. Bij de geboorte van het veulen werd een zekere
retributie geheven.
Van dit systeem is men evenwel teruggekomen. Thans
tracht men flinke dekhengsten met zooveel mogelijk zuiver