RECHTSPRAAK.
§ I. Gouvernements Rechtspraak.
T o t 1 November 1919 berustte de politierechtspraak ter
Oostkust bij den besturenden ambtenaar-magistraat. Behalve
de algemeene nadeelen, die aan een vereeniging van bestuur
en rechtspraak in één hand verbonden zijn, was devroegere
regeling oorzaak, dat de besturende ambtenaar, toch reeds
overkropt met werk, voOral door het groot aantal zaken
wegens overtreding der koelieordonnantie, te vaak aan zijn
eigenlijk werk onttrokken werd. Op den genoemden datum
werd de zoo gewenschte scheiding van bestuur. en rechtspraak
voltrokken door de invoering van landgerechten. Hoewel bij
de wijze van invoering geen rekening werd gehouden met
de groote bezwaren, die de overgang .— plotseling gelast,
zoodat plaatselijke voorbereiding onmogelijk was — aan het
bestuur berokkende, was dit toch het begin van een beteren
toestand. Eerst werden de zaken in Simeloengoen voor het
landgerecht te Tebing Tinggi gebracht, doch in 1921 werd
Pematang Siantar tot standplaats van den landrechter aan-
gewezen. Deze houdt zitting ter hoofdplaats en enkele dagen
in de week te Tebing Tinggi, aangezien ook Padang en
Bedagei tot zijn ressort behoort. Ook te Dolok Merangir en
te Boekit Meradja en soms op andere plaatsen wordt door
den landrechter zitting gehouden.
Simeloengoen behoort nog — overblijfsel uit voorbijën
tijd — tot het ressort van den landraad te Tebing Tinggi.
De président heeft evenwel reeds het recht verkregen te
Pematang Siantar te wonen. Het zal er toe moeten komen,
dat Simeloengoen een afzonderlijk landraadsressort wordt,
opdat ook hier een griffler en een Inlandsch officier van
justitie met den titel van djaksa kunnen worden aangesteld.
President en griffler zullen zeer goed ook als zoodanig te
Tebing Tinggi kunnen fungeeren, doch een afzonderlijke
djaksa zal moeten worden aangesteld. Thans heeft de fungeerende
Inlandsehe officier van justitie, die meer werk
heeft en op een belangrijker plaats dan Tebing Tinggi ge-
vestigd is, een mindere posl dan de djaksa bij den landraad
aldaar, omdat hij slechts idjunct aan dezen toegevoegd is.
Sinds de wijziging dei . ip jrhoorigheid in de zelfbesturende
landschappen, komen ook J agenoeg alle overtredingen van
Javanen, Tobaneezen en an ere Inlandsche ingezetenen van
vreemden oorsprong voor de inheemsche rechtbanken, waar-
over in de volge de afdeeiing meer. Voorloopig heeft dit
wel is waar ber ren, omdat die rechtbanken onbekwaam
voor zulk een v.ak moeten worden geoordeeld, doch langzamerhand
zal hierin verbetering komen en zal de directe
leiding van het Europeesch bestuur — nu nog onontbeerlijk —
ten slotte gemist kunnen worden.
§ 2. Inheemsche R tcktspraak 1).
Nadat in 1917 een gewestelijk besluit de nieuwe onder-
hoorigheidsregeling, zooals we reeds gezien hebben, ook voor
Simeloengoen van toepassing had verklaard, werden alle
Inlandsche inwoners in de landschappen zelfbestuursonder-
hoorigen, 'wanneer n et uitdrukkelijk anders is bepaald.
Tengevolge van die regeling staan alle ingezetenen van
Simeloengoen voor de inheemsche rechtbanken terecht, met
uitzondering van E ” opeanen en • Oostersche Vreemdelingen
en de met dezen gelijkgeGelden, Inlanders gevestigd op
terreinen, die de z' ■ :besturen aar. de Regeering hebben
afgestaan, Inlandsche landjdienaren, Inlandsche christenen,
zoodra zulks door d^n Gouverneur-Generaal zal worden bepaald,
tijdelijk hier gevestigde Inlanders van elders en con-
tractkoelies.
De inheemsche rechtspraak is geregeld in een door de
zelfbesturen vastgesteld, doch nimmer door de Regeering
goedgekeurd, reglem<=*nt.
*) Zie Stsbl. 1919 No* 822, artikel 17 (6).