100 M. en längs den voet van het randgebergte bij het
Tobameer meer dan 1200 M. hoog. De helling in het
hoogere, laatstgenoemde gedeelte dezer van 60 tot 75 K.M.
breede strook bedraagt 1 90 tot 1 /50 en in de strook tusschen
100 M. en 400 M. hoogte 1/300 tot 1/75.
Van de hoogste toppen in het randgebergte aan het
Tobameer, dat dit hellingland afsluit, noemen we eerst de
D, Simardjaroengdjoeng even benoorden Tiga Ras. Feitelijk
bestaat dit gebergte uit een viertal toppen, de Goeriang
Manaloe, de Toektoek Malajoe, de Parik Sidjonaha en
de D. Simardjaroengdjoeng'). Meer Z. O.waarts volgt
de D. Batoe Mardingding (1608 M.), en verder de
D. Marpalatoek (1770 M.), de D. Sisae Sae (1764 M.), de
D. Batoe Loting (1810 M.), de D. Sipolloeng (op dekaarten
Si Poldoeng), de D. Siabal Abal en de D. Parparean, welke
laatste drie van wat minder hoogte zijn en de N.W.
uitloopers van den op de grens van Asahan en Tapanoeli
gelegen D. Simanoek Manoek vormen.
In deze reeks van toppen vormt de D. Pangoeloebaoe,
juist in het vereenigingspunt der grenzen van Asahan,
Simeloengoen en Tapanoeli gelegen, het hoekpunt van de
grens van de Oostkust van Sumatra en Tapanoeli met de
grens van Asahan en Simeloengoen.
In dit gebergte ontspringen de verschillende beken en
stroomen, die zieh ten slotte vereenigen tot de beide hoofd-
rivieren, die het landschap Tanah Djawa tot stroomgebied
hebben, de Bah Toenggoeran en de Bah Boloek, tusschen
welke het ongeveer 5000 H.A. groote irrigatiegebied „Bah
Toenggoeran” is gelegen. Ook deze beide rivieren vereenigen
zieh ten zuiden van Perdagangan tot een stroom, die bij
dat plaatsje in de Bah Bolon valt. De Bah Bolon mondt
als Soengei Tandjoeng in zee uit.
Het N .W . gedeelte van meergenoemd hellingland wordt
gevormd door Boven Pane en het zuidelijk daarvan gelegen
plateau van Sidamanik. De gemiddelde hoogte van die
streek is 1200 M. De hoogtelijnen van dat boven Pematang
) De namen dezer toppen zijn in de „Mededeelingen betreffende het
landschap Panei en het Rajagebied” (Kon. Inst. T. L, en V. K. 7evolgr. II)
zeer onnauwkeurig en onjuist weergegeven.
Siantar gelegen hoogland buigen zieh in concentrische
cirkels met Pematang Siantar als middelpunt om naar den
Simbolonketen en het zooeven beschreven randplateau van
het Tobameer. Hier vormt het daartusschen gelegen hellingland
van Boven Raja een natuurlijken doorgang tot de
hooglanden benoorden het Tobameer gelegen (Poerba en
verder).
In dien doorgang heeft men het günstige tracé, bijna
onafgebroken stijgende van ongeveer 400 tot 1400 M.
hoogte, gevonden voor den weg, die Pematang Siantar met
Sariboe Dolok en de Karolanden verbindt.
Als meest noordelijke grens dezer hoogvlakte, die eigenlijk
eene voortzetting van de Karohoogvlakte in Z.O. richting
is, kan men aangeven de lijn tusschen de uitgedoofde Vulkanen,
D. Singgalang (1844 M.), benoorden Sariboe Dolok
gelegen, en D. Sipiso Piso of D. Tandoek Banoewa (1946 M.),
welke top zieh in de grens van de onderafdeelingen
Simeloengoen en de Karolanden verheft en vanuit het zuiden
gezien juist temidden van den noordrand van het Tobameer
is gelegen.
Op het in Boven Raja zieh uitstrekkende bergland ontspringen
de Bäh Hapal en de riviertjes, die tot het stroomgebied
van de längs Pematang Siantar stroomende Bah Bolon
behooren. Die rivieren snijden, als overal elders in de
Bataklanden, diepe ravijnen in den bodem. Het zooeven
bedoelde bergland heeft zijn hoogste toppen in den
D. Simbolon (1511 M.), en den oostelijk daarvan zieh
verheffende'n D. Simarito (1355 M.), welke beide namen
later aan ondernemingen, tusschen die berggroep en Pematang
Siantar gelegen, werden gegeven. Enkele andere toppen in
dat centrale bergland, die ongeveer eene hoogte van 900
tot 1000 M. bereiken, zijn de D. Simarsoempit, de
D. Sangkilsipilit, de D. Simarsopah en de meest westelijke
D. Sirampogos.
Benoorden dit bergeomplex is de noordelijke vlakte van
het landschap Dolok Silo gelegen, waarin Bandar Hanopan
en Nagori Dolok als voornaamste kampongs kunnen worden
aangemerkt.
Op de noordelijke hellingen van het Simbolongebergte