een bepaald tarief wordt geheven. De opbrengst van de
retributies ■— ook voor vergunningen aan anderen dan de
inheemsche bevolking —, bedroeg in de jaren 1915 en daarvöör
nauwelijks / 3000, doch steeg daarna voortdurend, totdat
in 1921 rond / 20.000 aan dat recht op de begrooting van
inkomsten van het landschap kon worden geraamd. Door de
enorme hoeveelheden hout, welke de cultures noodig hebben —
vooral de thee- eri de vezelcultuur — zijn de bosschen tijdens
de uitbreiding der cultures zeer gedund, voorzoover ze niet
heelemaal werden weggekapt met het doel de gronden zelve
te exploiteeren. De zieh snel uitbreidende bevolking eischt
eveneens voor huizenbouw en anderszins in de laatste jaren
veel meer hout dan de inheemsche bevolking vöör de immi-
gratie van Tobaneezen en Javanen ooit heeft noodig gehad.
Thans bestaat het geheele personeel voor het boschwezen
in Simeloengoen uit een opziener, een leerling-opziener, drie
mantri's en acht boschwachters.
In Bandar worden pogingen gedaan om te reboisseeren
met djati. Hier is in het algemeen genomen omzetting in
cultuurbosschen noodzakelijk, daar de beste houtsoorten door
de bevolking zijn weggekapt. De voortschrijdendekolonisatie
en de irrigatie in deze streken komen in botsing met de
belangen van het boschwezen. Vermoedelijk zullen terreinen,
die thans voor de instandhouding van bosschen zijn aange-
wezen, in de naaste toekomst nog voor de. kolonisatie in
Bandar en Tanah Djawa beschikbaar gesteld moeten worden.
In 1913 werden in het boschterrein op den Dolok Singgalang
proeven genomen om hier tot herbossching te geräken. Deze
moesten echter al spoedig worden gestaakt. Thans komt
men op die pogingen terug.
HANDEL.
§ 1. Handelsverkeer.
Pematang Siantar heeft zijn bloei in hoofdzaak te danken
aan de ontwikkeling van de groot-landbouwindustrie, doch
tevens aan de ook al weer ten gevolge hiervan plaats gehad
hebbende opleving en ontwikkeling van den Inlandschen
landbouw (sawah-cultuur), die op zijn beurt weer een levendige
kleinhandel mogelijk maakte, hetgeen wel kan blijken
uit de vele bloeiende winkelneringen ter plaatse en elders in
de centra van bewoning.
Thans is deze plaats nog stapelplaats voor de producten
der omliggende ondernemingen. Evenwel kan van een belang-
rijken groothandel ter plaatse niet gesproken worden. Slechts
enkele filialen van handelshuizen te Medan zijn hier opgericht.
Groote bankinstellingen ontbreken tot dusver. De Javasche
Bank is begonnen met den bouw van een kantoor.
De opening van de spoorlijn naar Tebing Tinggi kwam
den handel zeer ten goede, ook den inheemschen, aangezien
de landsproducten sindsdien zelfs van Poerba en Si V Koeta
tot Pematang Siantar worden gebracht en de voorziening
van zout, zoutevisch, lijnwaden en huishoudelijke artikelen
zelfs tot gene zijde van het Tobameer thans uit Medan,
Pematang Siantar en andere plaatsen ter Oostkust geschiedt.
Het afzetgebied van Medan strekt zieh dientengevolge tegen-
woordig tot Taroetoeng uit. Het spreekt van zelf, dat een
en ander den handel te Pematang Siantar ten goede komt.
Vöordien werden zout en droge visch vooral uit Tandjong
Baiei naar Balige en verder opgevoerd. Die handelsweg is
sedert de opening van de Siantarlijn zeer in beteekenis
achteruitgegaan.
De rijst, welke van Toba herwaarts gevoerd werd, kostte
daar in vroegeren tijd f 3— ä f 3.50 per pikol en in 1912