fungeerde de commies tevens als vendumeester der tweede
klasse, hetgeen dezen echter zoo in beslag nam, dat eindelijk
een afzonderlijke vendumeester der eerste klasse met het
noodige personeel ter hoofdplaats moest worden ingesteld.
Deze verbetering is evenwel nog niet voldoende; een be-
hoorlijke toerusting van het bestuurskantoor toch is een der
noodzakelijke middelen om den besturenden ambtenaar voor
zijn eigenlijke taak vrij te maken. Thans is hij, als op zooveel
andere plaatsen in de Buitengewesten, veel te veel belast met
allerlei plichten, die hem beletten zieh aan de bestuurstaak in
meer eigenlijken zin ten voile te wijden.
Het den Assistent-Resident ten dienste staande landschaps-
personeel bestaat uit twee klerken, van welke een met de
boekhouding van de landschapskas (budget meer dan f 500.000)
de ander met correspondentie en archiefwerk, is belast.
Het kantoor werd in 1912 gebouwd en bestaat uit een
in een omgeving als Pematang Siantar kwalijk passend houten
gebouw met zes kamers van niet al te grooten omvang,
zoodat de ruimte te wenschen overlaat. Helaas heeft de
bezuinigingsperiode, waarin we thans leven den noodzakelijken
bouw van een behoorlijk kantoor, waartoe reeds plannen
bestonden, wederom uitgesteld.
Het is een groote fout — helaas niet alleen in Simeloengoen
voorkomende — dat de kantoren der plaatselijke bestuurs-
hoofden onvoldoende geoutilleerd zijn. De verantwoordelijkheid
drukt daardoor te zeer op dengeen, die geacht wordt zijn
taak naar behooren te kunnen verrichten. Een bureau moet
dusdanig ingericht zijn, dat men de uitwerking der zaken en
de gewone correspondentie en administratie, behoudens het
noodzakelijk toezicht, aan het personeel kan overlaten. On-
practische bezuiniging heeft hier maar al te dikwijls juist het
omgekeerde van wat bezuiniging bedoelt, ten gevolge, door-
dat de flnancieele dienst onvoldoende marcheert. Gemis aan
der zake kundig personeel d.w.z. gebrek aan „efficiency”
leidt tot derving van inkomsten en benadeeling der lands-
fondsen, en vermeerdert de kans tot het maken van schade-
lijke fouten en fraude!
§ 2. Politie.
In een zoo snel zieh ontwikkelende gemeenschap, waarin
zoo onderscheiden bevolkingsgroepen tezamen leven, werden
de eischen, welke men aan het politietoezicht moest stellen,
steeds hooger. De snelle uitbreiding der hoofdplaats en de
toename op de omliggende ondernemingen van het aantal
contractkoelies, onder wie steeds een betrekkelijk groot percentage
van minder gewenschte elementen, liep de voor-
ziening in dit gedeelte van de bestuurstaak vooruit.
Algemeene Politie.
Eertijds kon een politiemacht van 12 Inlandsche agenten
de orde handhaven. Thans bestaat de formatie der politie
uit een Europeeschen Politie-Opziener, 3 Mantri’s Politie,
6 agenten der eerste- en 16 der tweede klasse beneven 5
rechercheurs. Alvorens deze macht den besturenden ambtenaar
ten dienste stond, moest steun worden gezöcht in de mede-
werking der bevolking zelve, zoodat een corps nachtwakers
werd ingesteld, bezoldigd uit vrijwillige bijdragen der burgerij,
doch toen hiertegen van verschillende zijden bezwaren
werden aangevoerd, werd dit corps in 1917 opgeheven.
Daarom werden iff hoewel de politie niet tot de taak van
het landschapsbestuur wordt gerekend — 12 politieoppassers
ten laste van de landschapsbegrooting in dienst gesteld.
Sommige ondernemingen namen bovendien enkele politie-
agenten op den voet van het bepaalde bij Stsbl. 1896 No. 104 ')
in dienst. Het politietoezicht bleef niettemin onvoldoende.
De tegenwoordige formatie bracht veel verbetering, doch
onvermijdelijk zullen nog enkele hoofdagenten moeten
worden aangesteld, terwijl de invoering van veldpolitie, welke
overwogen wordt, urgent moet worden geacht.
Gewapende Politie.
De sterkte der gewapende politie is thans voldoende.
Bestond de formatie in 1911 uit 2 korporaals en 12 man-
schappen, bijwijze van noodmaatregel met 8 man versterkt,
in 1917 telde men 50 manschappen, terwijl in 1921 de in
6 Zie ook Stsbl. 1903 No. 427, 1907 No. 530 en 1910 No. 269.