en hij daagde hem uit tot een tweegevecht, doch ook thans
was hij de minste en werd gedood. Si Moeha Radja werd
vorst van het land, dat voortaan Tanah Djawa heette. De
menschen beweren, dat die grond van Java medegenomen,
eerst zeer klein was, doch nu tot ongeveer eeri M8 grootte
is gegroeid! Men wijst te Pematang Tanah Djawa nog de
plaats aan, waar die grond zieh bevindt.
Het gerucht, dat Si Moeha Radja vorst van Tanah Djawa
was geworden, drong door tot Dolok Pariboean, waar zijn
broeder radja was. Hij zeide tot dezen: „Nu ik hier als
vorst ook over U heersch, is het goed, dat gij een „lopo”,
(soort galerij) aan mijn woning te Pematang Tanah Djawa
tot uw gebruik hebt, en dat gij daar een paratas (zetel)
maakt, waar ge kunt verblijven met uw volgelingen, wanneer
ge te Pematang Tanah Djawa komt.”.
Toehan Dolok Pariboean deed er mededeeling van aan
Radja Hatahoetan, voorvader van de Toehan's van Girsang
en Simpangan Bolon, opdat zij een karbouw naar Tanah
Djawa zouden brengen om daar geslacht te worden tot
huldebetuiging aan den nieuwen vorst. Zij gingen daarop
allen naar Pematang Tanah Djawa. Toehan Dolok Pariboean
vatte, ter plaatse gekomen, de hand van Si Moeha Radja
en n ep : „Gij zijt onze vorst geworden!'’ Toehan Djorlang
Hataran plaatste zijn jongeren broeder (Si Moeha Radja) op
een zetel en riep hem eveneens tot radja uit. ’)
Deze geheele legende is geboekstaafd op een tarombo,
bestaande uit verscheidene losse bladen. Alleen de radja, of
op diens last een goeroe, mag die tarombo lezen en dan
nog alleen, wanneer na raadpleging van de parpaneian (een
) Het is thans nog adat in Tanah Djawa, dat bij het bevestigen van
den zelfbestuurder de hoofden van Girsang en Simpangan Bolon een
karbouw moeten brengen (horbo panradja). Toehan Dolok Pariboean moet
den radja naar zijn zetel (paratas) geleiden en Toehan Djorlang Hataran
plaatst hem daarop. Nog schrijft de adat voor, dat Toehan Dolok Pariboean
een „lopo" aan de woning van den. zelfbestuurder moet hebben en daarin
een zetel (paratas) voor hem moet zijn. Toehan Djorlang Hataran heeft
slechts een apart huis te Pematang Tanah Djawa, evenals de hoofden van
Girsang en Simpangan Bolon. Die „lopo" wordt „lopo oedjoeng” genoemd.
Het huis der hoofden van Girsang en Simpangan Bolon heette „Bale
Siporling’’ doch thans bestaat dit niet meer.
poestaha of wichelboek) gebleken is, dat het een geschikte
dag daarvoor is. Het over het eekhorentje handelende
gedeelte mag echter zelfs die goeroe niet lezen. Kroesen
meldt, dat hier een teeken geplaatst was en de goeroe, Haar
gekomen, de tarombo aan den radja moest geven, opdat
deze, indien hij dat wenschte, het zelf zou lezen. (Aanvaarding
en onderwerping van Tanah Djawa, Tijdschr. Ind. T.L. en
Vk. XLI p. 217). Thans heeft men die gedeelten dicht
genaaid. De tarombo wordt goed bewaard in de woning
van den zelfbestuurder en als heilig beschouwd.
Pane.
Het Panesche vorstengeslacht stamt volgens de overlevering
uit Soeha Nabolak, een kampong, door den vorst van Silo
gesticht, in de omgeving van Tiga Roenggoe (aan den weg
Pematang Raja — Sariboe Dolok bij K.M. 180 gelegen).
Toehan Soeha Nabolak had twee zoons; de oudste was
landbouwer, de jongste ging er iederen morgen vroeg op uit
om eerst palmwijn te halen en naar huis te brengen en
vervolgens op jacht te gaan. Daar hij altijd laat terug
keerde, ging zijn broeder gewoonlijk eerst eten en dronk dan
alle palmwijn op, slechts wat bezinksel voor hem overlatend.
Dit verdrootden jongste, die zijn ouderen broeder tenslotte
verwijten maakte, waarop deze hem een pak slaag gaf.
Daarop ontvluchtte hij de woning en verborg zieh in het
bosch. Na eenigen tijd besloot hij Soeha Nabolak voor goed
te verlaten, maar daar zijn vader een wichelboek (parpanean)
bezat, waarin men kon nagaan, wanneer het de juiste tijd
voor bepaalde handelingen was, ging hij eerst daarheen,
nam dat boek mede en sloeg den weg in oostelijke richting
in, totdat hij bij de kampong Doesoen Radja Nagoer kwam.
Deze kampong was in de buurt van het tegenwoordige
Pematang Pane gelegen.
Hier huwde hij met een dochter van het hoofd. Omdat
hij van de marga Poerba was en uit Soeha Nabolak kwam,
werd de marga zijner nakomelingen Poerba Soeha Nabolak
(kortweg Poerba Soeha, ook wel Poerba Sida Soeha) genoemd.
In deze streek erkende men hem na den dood van zijn
schoonvader als hoofd. Hij trachtte al spoedig. zijn gebied