landschapshospitaal in het leven geroepen, terwijl overigens
geregelde polyklinieken op verschillende plaatsen in het ressort
worden gehouden, waarvan de bevolking èen druk gebruik
maakt. Deze geneeskundige dienst breidde zieh voortdurend
uit. Zijn zegenende arbeid kwam den algemeenen gezond-
heidstoestand in hooge mate ten goede.
De vermeerdering der uitgaven voor de afdeeling „Land-
bouw, handel en nijverheid” is mede gevolg van het streven
om deze aangelegenheden zooveel mogelijk te bevorderen,
ten einde de economische ontwikkeling der Inlandsche maat-
schappij in Simeloengoen in de best mogelijke banen te leiden.
Onder de uitgaven voor landschapswerken komen ook die
voor irrigatie voor. De kosten van den aanleg van wegen
en irrigatiewerken (buitengewone uitgaven) werden gedekt
door de buitengewone inkomsten (present tanah en dergelijke).
In den loop der jaren (tot 1921) werd aan buitengewone
inkomsten een totaal bedrag van circa f 1290000 ontvangen,
Hiertegenover stonden buitengewone uitgaven voor :
irrigatiewerken . f 700000
wegen . , „ 125000
gebouwen . . „ 135000
subsidies . . „ 20000
aflossing leeningen „ 225000
Uit deze cijfers möge voldoende blijken, dat de dienst der
gewone middelen niet met huitengewone uitgaven werd belast.
Voortzetting van irrigatie der bevloeibare terreinen zal
echter slechts kunnen geschieden, wanneer het landschap tot
een leening overgaat.
Het landschapsbedrijf (exploitatie van een motorbootje
op het Tobameer) werd in 1921 gestaakt, aangezien particulière
ondernemingen de vaart op het Tobameer ter harte
namen en het niet op den weg van het landschap was
gelegen daartegen te concurreeren.
§ 3. Heerendiensten.
Heerendiensten worden zoo goed als niet meer gepres-
teerd. De verplichting daartoe wordt thans algemeen afge-
kocht. De afkoopsom bedroeg in 1916 £ 12 en werd daarop
ieder jaar met f 2 verminderd, totdat men zieh voor een
som van f 6 van die verplichting kon vrijmaken. De op-
brengst is ruim voldoende om — naar Regeeringsvoorschrift
— het gewoon onderhoud der wegen te beköstigen.
Het denkbeeid van afkoop is in deze streken niet nieuw,
daar reeds in 1906, dus kort na de onderwerping, voor
Dolok Silo een regeling in het leven werd geroepen tot
betaling van een zekere som gelds ter vervanging van de
verplichting tot heerendienst. Toen bestond de voornaamste
heerendienst nog in het arbeiden op de velden van den radja
en de hoofden. Nu werd bepaald, dat de bevolking van
Bandar Hanopan en enkele andere streken vrijgesteld zou
worden van den arbeid op de velden van den radja, wanneer
zij een tiende van den oogst harer eigen rijstvelden
aan den radja betaalde. Na afloop van den oogst zou deze
op het veld blijven liggen. De pangoeloe van het dorp, waar
de heerendienstplichtige thuis behoorde, zou kennis geven
aan den radja, die binnen zeven dagen een gemachtigde moest
zenden om zijn aandeel op te eischen. Overtreding van eenig
voorschrift door het hoofd of door den heerendienstplichtige
werd strafbaar gesteld met een boete van $ 10 tot $20.
In 1909 werd door de zelfbesturen een algemeene heeren-
dienstregeling ingevoerd, ongeveer gelijkluidend aan die van
Stsbl. 1909 No. 56. De uitvoeringsvoorschriften werden pas
in 1911 uitgevaardigd.
De diensten golden, behalve het onderhoud van wegen
en het werken op de velden der radja’s, het bewaken van
landschapsbale’s, het overbrengen van brieven van de zelf-
bestuurders naar de hoofden en het transport van lands-
reizigers, dit laatste evenwel tegen zekere betaling.
Het maximum, dat gevorderd kon worden, was 40 dag-
diensten per heerendienstplichtige per jaar. Elke nacht, op
het werk doorgebracht, telde als een halve werkdag mede.
Het aantal heerendienstplichtigen, waarop radja’s en hoofden
aanspraak konden maken, werd vastgesteld. Enkele jaren
geleden werd dit recht afgeschaft en werden — zooals we
reeds in de vorige paragraäf zagen — de betrokkenen schade-
Ioos gesteld in den vorm van verhooging van hunne
bezoldiging.
Werd afkoop in 1916 alleen toegestaan aan hen, die