Hier vindt men het thema der oude Oedipuslegende en
dat van zooveel andere sprookjes, waarbij een vader, uit
vrees voor vernietiging door den hem geboren zoon, het
gevaar tracht te bezweren door dezen uit den weg te doen
ruimen.
Toen het kind van Sinaga Bonar den leeftijd van 13 jaar
bereikt had, liet de vader het in het bosch brengen, terwijl
twee lieden gelast werden een „batang” te maken, zooals
gebruikt werd om dooden in te leggen, terwijl de naden
hermetisch gesloten moesten worden, opdat men zou kunnen
ze99en> dat die „batang een „batang rapaton” was (batang
rapaton is een houten kist, waarin men in de Tobalanden
vergiften (adji) doet om deze in den grond van een vijand
te begraven, want na verrotting van het hout, zullen ziekten
en onheil zieh verbreiden).
Het kind werd in die kist gedaan en deze in het Tobameer
geworpen. Na eenige jaren rond te hebben gedreven kwam
de kist eindelijk voor de afwatering van het meer en kwam
zoo de Asahanrivier |£) afdrijven.
Toen menschen, die in de rivier baadden, de „batang”
zagen längs drijven, haalden ze — in de meening een stuk
brandhout te zien — het ding uit de rivier. In de kampong
hakte men het hout stuk, doch toen merkte men, dat men
een „batang stuk sloeg en riep men: „batang ijo, ijo batang
ijo”. Men kan zieh de verwondering van de menschen voor-
stellen, toen de jongen eindelijk levend en wel te voorschijn trad.
Nadat hij verteld had, wat er met hem gebeurd was, nam
men hem op en gaf hem verblijf en levensonderhoud. Toen hij
den leeftijd bereikt had, huwde hij met de dochter van een der
kamponglieden van de margaSimargolang2). Deze marga gaf hem
daarna een kampong tot verblijfplaats. Daar hij zieh de woorden
herinnerde van de menschen, die hem in zijn „batang” vonden,
noemde hij die kampong Batangio. Hier woonde hij geruimen
:) De Asahanrivier vormt de afwatering van het Tobameer.
2) De eerste Bataksche vorst, die in de omgeving van het tegenwoordige
Tandjong Bale, voordat de sultans van Asahan optraden, leefde, heet iemand
van de marga Simcrgolang, afkomstig uit Koealoe te zijn. (C. A. Kroesen,
Geschiedenis van Asahan, Tijdschr. Ind. T. L. en V. K. deel XXXI
afl. 1 en 2 p. 84).
tijd, doch verhuisde eindelijk naar Simeloengoen, waar hij
een versterkte plaats, n.l. Pematang Batangio, stichtte.
Van hier uit vermeerderde zijne onderhoorigen voortdurend
en stichtten zij verschillende kampongs westwaarts tot aan
de grenzen van het rijk Nagoer, noordwaarts tot aan het
gebied van Datoek Lima Poeloeh (Batoe Bara) en oostwaarts
tot aan het rijk van Simargolang (Asahan).
De overblijfselen van het Asahansche Batangio moeten
nog te zien zijn. In de tegenwoordig nog bestaande kampong
Batangio (ten N. O. van Pematang Tanah Djawa gelegen)
woont de Verteiler Dongpati.
Het verval van Batangio had ten slotte het „cherchez la
femme” tot oorzaak.
De vorst van Batangio toch nam gewoonlijk zijn hoofdvrouw
(poeang bolon) uit Bandar. Op zekeren dag ging echter de
vorst van Tanah Djawa, Nai Tongkarang Bale (d. i. hij die
te Tongkarang Bale begraven ligt), eveneens naar Bandar
om daar een poeang bolon te halen. Hierover was Toehan
Batangio niet te spreken,. waarom hij zieh ook daarheen
begaf en Nai Tongkarang Bale trachtte te dooden. Dit
mislukte echter, waarop de vorst van Batangio vol schaamte
naar Asahan trok, daar geruimen tijd bleef om eindelijk naar
zijn oude rijk terug te keeren.
Ten slotte heeft de radja van Batangio zijne Ornamenten
den radja van Tanah Djawa aangeboden, n .l.: le, de parpanean
of poestaha, waarin de oude geschiedenis van Batangio is
opgeteekend; 2de, de gong, genaamd Simandjoedjoer; 3de, de
gondang Si Porhas en 4de, de seroene Si Porhas. Sinds
dien tijd mocht hij echter niet meer „radja” genoemd worden,
doch droeg voortaan den titel Toehan Batangio, die zijn
geslacht thans nog voert. Dongpati is de tegenwoordig
levende nakomeling van hem.
De genoemde zaken zijn thans nog in handen van den
zelfbestuurder van Tanah Djawa, die bovendien in het
bezit moet zijn van de poesaha’s van Si Tanggang, n.l.; le,
de piso Soloehan; 2de, een badjoeToerahan(soortmalienkolder
van gekleurde kraaltjes); 3de, de Toengang bergagang soeliki
en 4de, een „Koelit padi” , zoo groot als een kokosnoot.