1920 een staking weten te bewerken, doch het mocht al
spoedig gelukken de beide partijen tot elkander te brengen.
De staking duurde 14 dagen en eindigde met een vooral
door bemiddeling van den Luitenant der Chineezen te Pe-
matang Siantar getroffen overeenkomst, waarbij de loonen
met 30 °/o verhoogd werden en voorts bepaald werd, dat
niet meer dan 1 0% van het loon voor gegeven voorschot
ingehouden mocht worden; dat de lste en de 16de van elke
maand betaaldagen zouden zijn; dat bij ziekte van een maand
of minder het loon zou worden doorbetaald en dat de werk-
uren van 7 uur tot half 12 's morgens en van half 2 tot half 6
s middags zouden zijn.
^ en Chineesche handelsbank, nog zeer primitief werkend,
tracht aan de credietbehoefte onder de Chineezen tegemoet
te komen.
Onder de Chineesche koeliebevolking heeft de malaise in
de cultures veel eilende gebracht. De vrije werklieden, meestal
oud-contractanten, werden bij tientallen ontslagen en velen
konden geen ander werk vinden, zwierven dakloos rond en
stierven niet zelden in de meest hulpelooze omstandigheden
in de Stegen en sloppen, die zelfs een nieuw stadje als Pe-
matang Siantar heeft.
Over de maatregelen, genomen om aan dezen toestand
tegemoet te komen, wordt in het hoofdstuk Armenzorg een
en ander medegedeeld.
BESTUUR.
§ 1. Bestuursindeeling en bestuursmiddelen.
Met de onderwerping van Siantar en Tanah Djawa,
respectievelijk aanvaard bij Gouvernements Besluit d.d. 23
October 1889 No. 25 en 8 Juni 1891 No. 21 (de andere
rijkjes volgden pas later), begon een sprankje Europeesche
bestuursinvloed in Simeloengoen door te dringen. Nog
geruimen tijd echter bleven deze streken „de onafhankelijke
Bataklanden” heeten.
De controleur van Batoe Bara zag zieh belast met een
soort van oppertoezicht over het inheemsche bestuur van
Tanah Djawa, Siantar en Pane, terwijl sinds 1904 Raja,
Poerba, Dolok Silo en Si V Koeta tot den z.g.n. arresten-
kring van bemoeienis van den Assistent-Resident te Sariboe
Dolok behoorden.
In den beginne bepaalde de controleur van Batoe Bara
zieh voornamelijk tot het doen van enkele reizen in de
onder zijn invloed staande Bataklanden, op welke tochten
de zaken, die behandeling vereischten, werden besproken
en, zoo mogelijk, afgedaan. Ten einde de banden wat nauwer
aan te halen werd in 1898 een pasanggrahan te Perdagangan
Tamoean (Bandar) gebouwd. Dit gebouwtje werd later naar
Pematang Bandar verplaatst. Hier vertoefde deze bestuurs-
ambtenaar telkens gedurende enkele dagen, om besprekingen met
de Bataksche hoofden te houden. Somtijds ook versehenen dezen
te zijner standplaats Laboean Roekoe. Later kwamen zij daar
veelvuldiger, om geregeld het hun toekomende aandeel in opium-
bollen te halen. De opium gaf den hoofden voorheen een
groot deel hunner inkomsten. De radja’s kochten de ruwe
opiumbollen bij den pachter in het Gouvernementsgebied
tegen, in overleg met het bestuur vastgestelde prijzen en