de waarde van het geheel verhoogd werd. Ook bij de
spelling der Bataksche woorden werd van zijn voorlichting
een dankbaar gebruik gemaakt.
Ten aanzien dezer aangelegenheid zij een enkele opmerking
vergund.
Een groot aantal namen vangt met het prefix Si aan. Ik
heb gemeend de plaatsnamen, die daajrnede beginnen in
een woord te moeten schrijven. Alzoo Siantar en niet Si
Antar, Simanoek Manoek en niet Si Manoek Manoek.
Persoonsnamen bleef ik met een afzonderlijk prefix schrijven,
dus Si Kiras en niet Sikiras.
Een moeilijkheid bij de spelling werd ondervonden, daar
voor den medeklinker van een woord dikwijls de nasaal
gehoord wordt, zonder dat deze in Bataksch schrift geschreven
wordt. W a a r dit logisch voorkwam, heb ik gemeend die
nasaal te moeten schrijven; het zou toch tot verwarring
aanleiding geven, indien de naam Simbolon als Sibolon
geschreven werd. Wanneer die nasaal nu eens uitgesproken,
dan weer verzwegen wordt, zooals in het woord Pariboean
of Panriboean, werd zij niet geschreven.
De op het einde van een woord voorkomende vocalen o
en e worden als een duidelijke tweeklank gehoord, zoodat
de verleiding groot was om ou en ei te schrijven. Ten slotte
kwam het toch juister voor hier de Bataksche schrijfwijze
te volgen, omdat het als een vasten regel kan worden aan-
genomen, dat die klinkers op het einde der woorden als ou
en ei worden uitgesproken. Wanneer men dit dus maar in
acht neemt, kan de gevolgde schrijfwijze niet tot vergissingen
aanleiding geven.
Bij het verzamelen der op de inheemsche bevolking
betrekking hebbende gegevens heb ik de volijverige mede-
werking ondervonden van Johannes marga Hoeta Pea, wien
ik hiervoor openlijk mijn dank zeg.
De uitgave geschiedde voor gezamenlijke rekening van
het Bataksch- en het Oostkust van Sumatra-Instituut.
Haarlem, Augustus 1922.
J. TlDEMAN.
INLEIDING.
Simeloengoen is de verzamelnaam van de zeven Timoer-
Bataksche landschappen, welker grondgebied tusschen JJeli,
Serdang en Asahan eenerzijds en het Tobameer anderzijds
is gelegen.
Dat geheele gebied vormt thans een onderafdeeling van
de afdeeling Simeloengoen en de Karolanden van het gouvernement
Oostkust van Sumatra.
De inheemsche bewoners, de Timoer Bataks, vormen een
onderdeel van het volk der Bataks, dat het samenhangend
geheel der Bataklanden bewoont. De overige hoofdstammen
zijn de in Tapanoeli wonende Toba’s (Tobaneezen), Dairiërs
en Mandailingers, en de Karo’s (Karoneezen), die in het
gouvernement Oostkust van Sumatra thuis behooren, terwijl
de Bataks van het boven stroomgebied van Pane en Bila
(bezuiden Asahan) eveneens als een afzonderlijke hoofdstam
worden aangemerkt.
Wilken (uitg. van Ossenbruggen, deel 1 pag. 325) onder-
scheidt slechts drie hoofdstammen, n.l. Toba’s, Mandailingers en
Dairiërs, tôt welke laatsten hij de Karo's rekent. Van Timoer-
Bataks spreekt Wilken niet, terwijl het ook niet duidelijk
is bij welken stam hij de Bataks van Boven-Pane en Bila
onderbrengt.
In de taal kan men verschillende dialecten onderscheiden,
die op grond van het klankstelsel vooral, in twee hoofd-
groepen zijn te verdeelen, n.l. het Dairisch en het Tobaasch
(Encyclopaedie van N. I. onder Batak). Het Karoosch wordt
hier onder de Dairische taal gerekend; het Timoer-Bataksch
kan een overgang tusschen het Tobaasch en het Karoosch
worden genoemd. De Encyclopaedie onderscheidt weer in
Simeloengoensch en Timoersch, van welke het eerste in het
oostelijk en het laatste, in het westelijk deel der onderafdeeling
Simeloengoen wordt gesproken.
Deze stammen verschillen ethnologisch van elkaar, doch