T ransport f 54854—
Algemeene Politie „ 3478—
Boschwezen „ 3914—
Belastingambtenaren . „ 3649—
Inlandsch Onderwijs . „ 29796—
Toezicht Irrigatie „ 4206—
Veeartsenijkundigen Dienst .. 3665—
Totaal f 103562—
De restitutiepost werd in 1921 op f 65000.— vastgesteld.
Toen de financieele toestand van Simeloengoen geen resti-
tutie van eenige beteekenis toeliet, werd veel minder terug-
betaald. In 1912 bedroeg die som slechts f 3000. —, in 1916
werd ze op f 18000.—, in 1918 op £38000.— gebracht;
thans werd het bedrag, zooals we zagen op f 65000._
vastgesteld.
De aan het gouvernement toekomende baten, welke uit
de landschappen in Simeloengoen worden genoten, betreffen,
behalve de in- en uitvoerrechten en accijnzen, waarvan boven
sprake was, directe belastingen en de voordeelen uit de
Opium-Regie voortvloeiende. In 1919 werd aan personeele
belasting f 17000— en aan inkomstenbelasting £55000.— geïnd.
Op 1 April 1912 werd de Opium-Regie voor Simeloengoen
ingevoerd. De bruto ontvangsten aan opiumgelden bedroegen
tot geheele guldens afgerond:
Voor het geheele
Jaar Voor Simeloengoen : gewest Oostkust van
Sumat- a:
1912 f 292636— f 4683761 —
1913 „ 455589— „ 6823794.-
1914 „ 440901 — „ 69686-18—
1915 „ 435970— „ 6665884.—';
1916 „ 424387— „ 7325692—
1917 „ 574929— „ 8680403.—
1918 „ 844628— „ 9447200—
1919 „ 845537— „ 10518949—
1920 „ 993877— „ 12688666—
De prijs per thail liep langzamerhand op van f 6.07 in 1912
tot f 16.— in 1920.
De totale in Simeloengoen gebruikte hoeveelheid opium
steeg derhalve in de bovengenoemde jaren van 48210 tot
62017 thail. Dit is voornamelijk een gevolg van de toename
van het aantal Chineesche en andere contractkoelies en loon-
arbeiders, welke vermeerdering vooral in de jaren 1917 en
1918 wegens het openen van verschillende ondernemingen
groot was. Het opiumgebruik onder de inheemsche bevolking
neemt gaandeweg af.
Opiumverkoopplaatsen treft men aan te Pematang Siantar
(twee verkoopplaatsen), Parapat, Pematang Bandar, Pematang
Tanah Djawa, Bangoen, Dolok Merangir, Dolok Oeloe,
Boekit Meradja, Kerasaän, Sariboe Dolok, Bah Boelian,
Perdagangan en Nagori Dolok.
§ 2. Landschapskas.
Spoedig, nadat het Europeesch Bestuur zieh op meer
krachtige wijze had doen gevoelen, werden in Simeloengoen
landschapskassen ingesteld. Ieder landschap had een kas,
waarin de baten vloeiden en waaruit de landsuitgaven werden
gedaan. Het beginsel, dat zelf bestuurders en hoofden als
zoodanig geen eigen, door hunne bevolking opgebrachte
inkomsten meer zouden hebben, doch eene bezoldiging, uit-
keering of tegemoetkoming uit de landschapskas behooren te
hebben, werd meer en meer doorgevoerd. Op de eerste
begrootingen vormden de posten voor deze uitkeeringen,
enkele salarissen en de kosten voor wegenonderhoud vrijwel
de eenige uitgaven. Wegens hunne onbelangrijkheid werden
de zeven afzonderlijke kassen in 1908 tot een kas vereenigd.
Feitelijk zou dit nieuwe instituut, analoog aan de elders in
Nederlandsch-Indie gevolgde terminologie ten aanzien der
kassen, welke voor een gansche bestuursafdeeling of onder-
afdeeling. werden ingesteld, „afdeelingskas” moeten werden
genoemd, doch de naam landschapskas bleef voor deze
gecombineerde kassen in Simeloengoen behouden.
De begrooting van het geheele gebied wordt jaarlijks door
de gezamenlijke zelfbesturen onder leiding van den besturenden