mogelijk maken. Op het meer zouden stoombootlijnen worden
geexploiteerd, van welke een de snelverbinding met het ook
voor het cultuurgebied der Oostkust in economisch opzicht,
zoo belangrijke zuidelijke meergebied tot stand zou brengen.
Zooais gezegd, hebben de tijdsomstandigheden die schoone
plannen voorloopig van de baan geschoven.
De oudste rijweg, die Simeloengoen met het cultuurgebied
der Oostkust verbindt, is de 48 K.M. lange, thans geheel
verharde weg naar Tebing Tinggi. Deze weg werd in
1906 aangelegd. In 1908 kon men in den drogen tijd per
auto tot Pematang Siantar komen. In 1909 werd het eerste
gedeelte (Tebing Tinggi ■— Dolok Merawang) verhard. Voor
het andere gedeelte werden in 1910 de noodige werkzaam-
heden voor de verharding verricht. Deze verharding betrof,
zooals het heette, „het in berijdbaren toestand brengen van
den toenmaals drukst bereden weg in Ned. Indie (opvoering
van materialen voor den aan te leggen spoorweg en de te
openen ondernemingen) zonder het verkeer te belemmeren” ,
voorwaar geen gemakkelijke taak. In 1913 werd de verharde
baan verbreed, terwijl tengevolge van het enorme verkeer
(60 ton per dag) groote sommen voor onderhoud in de jaren
1913 en 1914 moesten worden besteed. Terwijl de kosten
van aanleg en verharding gezamentlijk f 760528.— hebben
bedragen, werden in de genoemde jaren aan onderhoud
respectievelijk de niet geringe bedragen van f 60840.— en
f 117500.— besteed. Nu de weg in goeden Staat verkeert,
zijn deze onderhoudskosten aanmerkelijk minder.
De verbinding met Tapanoeli en verder met de Westkust
van Sumatra wordt thans onderhouden längs den z.g.n.
Tobaweg. Deze vormt den schakel in de groote landverkeers-
wegen op Sumatra tusschen de genoemde gewesten en de
Oostkust (zie de reeds genoemde hoogtekaart) en meer
direct de communicatie van de vruchtbare en goed bevolkte
Tobalanden (de vallei tusschen Balige en Porsea) en Oeloean
met Simeloengoen.
Deze weg, een meesterwerk van wegenbouwkunst, werd
door den bij besluit van den Directeur der Burgerlijke
Openbare Werken van 16 December 1911 No. 19601
daartoe aangewezen ingenieur E. Fels aangelegd, nadat
door hem de verschillende economische gegévens betreffende
het verkeer en de streken, waardoor de weg zoü gaan,
verzameld waren en het tracé gezöcht en uitgezet was.
Hij is van groot belang als afvöerweg van producten voor de
Tobalanden, waarmede de naam Tobaweg gerechtvaardigd is.
In economisch opzicht is die weg everieens van beteekenis
voor de cultuurstreken in Simeloengoen, en wel voor het
transport van rijst van de sawahlanden in Tapanoeli. In
dit gebied wonen een kleine 100.000 menschen en zijn
circa 24000 H.A. sawah aangelegd. In den oorlogstijd werd
zelfs niettegenstaande strenge verbodsbepalingen en uitgebreid
politietoezicht om deze te handhaven, toch op allerlei wijzen
padi van ginds de Oostkust binnengevoerd en werden ook
wel vergunningen verzocht en verkregen om zulks te doen.
Het werkvolk van Samosir, dat op verschillende ondernemingen
als vrije arbeider voor bepaalde werkzaamheden —
tijdens de ontginningen meer dan later — wordt gebruikt,
kan via Parapat dit land längs den Tobaweg beter bereiken,
terwijl ook de immigratie der Tobaneezen, waarover in § 3
van Hoofdstuk III meer uitvoerig wordt gehandeld, door
de betere verbinding bevorderd werd.
. In de eerste 15 K.M. van Pematang Siantar kruist de
weg niet minder dan 8 belangrijke waterloopen, n.l. de
Bah Bolon, de leiding uit de Bah Korah, de Bah Biak, de
Bah Boeldakboeldak, de Bah Sapoeran, de Bah Hilang, de
Bah Biroeng en de Bah Kasindir. Verderop komen slechts
eenige duikers en een fraaie, in boogvorm gebouwde brug
over een der stortbeken, even voor Parapat, voor. Voorbij
deze plaats treft men de bruggen over de Binanga Sorasora
en de Moersahan aan.
De bouwkosten van den Tobaweg bedroegen gemiddeld
f 16.600 per K.M. (in totaal een kleine f 2000.000.)
De Tobaweg klimt vanaf Pematang Siantar tot Aek
Naoeli, een bergstroompje dicht bij het randgebergte van
het meer, gelijkmatig met slechts één contrahelling.
Bij K.M. 143, dus 11 K.M. van Pematang Siantar ver-
wijderd, is men van 400 M. tot 580 M. hoogte geklommen,
volgt dan een horizontaal traject tot K.M. 147, om hierna
tot K.M. 162 tot een hoogte van ongeveer 1100 M. te