(sampar, eigenlijk de algemeene naam voor besmettelijke
ziekten of pokken (sanggoel bolon) — epidemieen voor, die
heele verwoestingen onder de bevolking aanrichtten. Door
inenting is daar een einde aan gemaakt.
Blijkens de laatste volksstelling in November 1920 komen
onder de Inlandsche bevolking (rond 164000 zielen, van welke
rond 40000 contractänten, welke dus niet tot de lands-
bevolking behooren) 130 blinden en 200 doofstommen voor.1)
De instelling van den landschapsgeneeskundigen dienst heeft
reeds belangrijke resultaten gehad en zal meer blijken der
bevolking ten goede te komen, vooral wanneer >— zooals
thans het geval is — zij daaraan haar volle vertrouwen
schenkt. In den beginne vertoonden zieh alleen gezonden bij de
polyklinieken; langzamerhand echter traden de zieken te
voorschijn en thans komt men met de kleinste ziektever-
schijnselen hulp van den geneesheer vragen. Ook de kampong-
reiniging, waarop de geneeskundige dienst toezicht houdt,
werkt zeer günstig ten aanzien van den algemeenen gezond-
heidstoestand.
f Kampongs.
In Simeloengoen, met een inheemsche bevolking van circa
70.000 zielen, zijn niet minder dan 1300 kampongs (hoeta)
en gehuchten. De eigen bevolking vertoeft overdag veelal
in de ladanghuisjes buiten de eigenlijke kampongs. Bovendien
ziet men dikwijis, dat kampongs, waar men om de een of
andere reden niet wenscht te blijven,. verlaten worden
en men elders een vestiging maakt, in den aanvang
bestaande uit hutten van zeer tijdelijk materiaal, langzamerhand
uit huizen van wat beter construktie. Het euvel van
het verspreid wonen van den Simeloengan Batak zal even-
wel wegens de wijze van ladangbouw, die een echte roof-
bouw is, niet spoedig veränderen. In die streken, waar sawah’s
aangelegd worden, of deze reeds van jaren her zijn, woont
de bevolking — meer aan een vaste woonplaats gehecht — in
grootere kampongs bijeen.
J) In de Karolanden met 73856 zielen telde men 252 blinden en 155
doofstommen.
Polykliniek in de open lucht.