vijanden ziende, verkeerde in groote moeilijkheid, doch nu
kwam Si Girsang met het voorstel, dat hij alleen den vijand
zou vernietigen. „Wanneer U dat gelukt”, antwoordde Toehan
Naga Mariah, „dan geef ik U een boöe (vorstendochter) tot
vrouw.” Hij verzocht nu bevel te geven aan de menschen
van Naga Mariah om zooveel mogelijk doorns te verzamelen,
hetzij van bamboe doeri, hetzij van djeroekboomen, rotan,
pandan of ander gewas. Si Girsang ging daarop de roode
Champignons halen, perste die uit in water en legde hier de
doorns in. De vergiftigde doorns lei hij daarna op den weg,
dien de vijand zou volgen, en het vergiftigde water goot hij
in de Paja Siantar. De vijand trapte in de doorns en dronk
het water, tengevolge waarvan allen stierven. Si Girsang
ging hierop naar Toehan Naga Mariah en zeide „Noenga
mate marsinggalang sariboe di dolok i”, d.i. „er zijn duizend
vijanden gedood, die in hopen liggen bij dien berg”.
Daarom werd de berg D. Singgalang en het land Sariboe
Dolok genoemd.
Si Girsang huwde nu met een „boöe” van Naga Mariah
op de wijze, zooals vorsten huwen, terwijl hij ging wonen
in de roemah bolon (groote huis) links van de woning van
Toehan Naga Mariah. Si Girsang werd nu overal
bekend als een kundig datoe (wichelaar), die de kunst verstand
om vergiften te mengen en men noemde hem Datoe Paroe-
las (oelas is oeroes Mal). Men vreesde hem om die kunst
ten zeerste.
Na het overlijden van Toehan Naga Mariah, volgde
Datoe Paroelas hem op. Eenigen tijd daarna stichtte hij
dicht bij de plaats, waar de duizend vijanden gedood waren,
de kampong Naga Sariboe, welke de hoofdplaats van
Si V Koeta werd. Deze naam is gerechtvaardigd, omdat er
in dien tijd vijf kampongs waren, die tot het gebied van
Naga Mariah behoorden, n,l. Rakoet Besi, Dolok Pariboean,
Sariboe Djandi, Mardingding en Naga Mariah.
Van zijn eerste vrouw had Datoe Paroelas vier zonen,
die niet als vorstenzonen beschouwd werden, daar hunvader
tijdens hun geboorte nog geen vorst was, Zij werden de
voorouders van de Toehan’s van Rakoet Besi, Dolok Pariboean.
Sariboe Djandi en Mardingding. Daarna kreeg hij nog twee
zonen. De oudste hunner stichtte de kampong Djandi
Malasang en verhuisde later naar Bage, waar hij een eigen
tiga (markt) en een bale stichtte, m. a. w. zelfstandig was.
De jongste volgde Datoe Paroelas op na diens dood.
Pas bij de invoering van het Nederlandsch bestuur werd
Bage onder Si V Koeta gebracht.