HOOFDSTUK VI.
FINANCIEN.
§ 1. Gouvernements Financien.
Wil men zieh in zelfbesturend gebied een juist beeid
scheppen van s lands financien, dan heeft men zoowel de
begrooting van Nederlandsch-Indie, als de z.g.n. landschaps-
begrooting te raadplegen. Over de laatste wordt in de vol-
gende paragraaf gehandeld.
De zelfbesturende gebieden zijn deelen van Nederlandsch-
Indie en als zoodanig kan men zeggen, dat de algemeene
kosten van bestuur, als Hooge Regeering, Leger, Vloot,
Departementen van Algemeen Bestuur en derg. ook hun ten
goede komen. Het aandeel, waarvoor ieder landschap daarin
zou moeten worden aangeslagen, is moeilijk te berekenen.
Dit is echter voor de regeling der financieele verhouding
tusschen het Land en het zelfbesturend gebied ook niet
noodig, aangezien wordt aangenomen, dat die categorie van
kosten gedekt wordt door de voordeelen, welke het Land uit
die gebieden trekt in den vorm van in- en uitvoerrechten
en accijnzen, baten der Opium-Regie en derg.
Daarnaast staan uitgaven, welke in het rechtstreeksch belang
der landschappen worden gedaan. Deze zijn wel te
becijferen, hetgeen geregeld geschiedt om te kunnen uit-
maken, hoeveel het landschap daarvan aan den Lande moet
terugbetalen. Het ten slotte door de Regeering vastgestelde
bedrag wordt als de z.g n. restitutiepost op de begrooting
van uitgaven van de landschappen gebracht. Om de landschappen
niet ieder jaar met een berekening, hoeveel die
kosten bedragen, lästig te vallen, wordt dat bedrag telkens
voor drie jaren vastgesteld.
De hier bedoelde uitgaven zijn in twee groepen te onder-
scheiden. Vooreerst de z.g.n. „Hulpverschaffing”, waaronder
men verstaat de kosten van door het gouvernement genomen
maatregelen, welke feitelijk tot de landschapstaak behooren
(zorg voor justitie, Inlandsch onderwijs, landschapswerken,
belastingambtenaren, enz.), doch door het Land worden getroffen,
omdat de zelfbesturen die taak nog niet konden ver-
vullen. In beginsel behooren deze kosten geheel door de
landschappen gerestitueerd te worden. De tweede categorie
omvat maatregelen, welke — hoewel op zelfbesturend gebied
alleen of mede betrekking hebbende — het Land neemt,
omdat het die maatregelen als een deel van de landstaak
aanmerkt. Voor zoover deze maatregelen strekken in het
rechtstreeksch belang van de landschappen, wordt een aan
dat belang evenredig deel der daaraan verbonden uitgaven
door de zelfbesturen gerestitueerd.
Ten slotte komt op de begrooting van N.-I. nog een post
voor betreffende de uitbetaling van eene schadeloosstelling
voor den afkoop van inkomsten, welke eertijds de vorstjes
genoten uit den alleenverkoop van opium, uit heffingen van
boschproducten, marktgelden en derg. Vôôr 1912 werd die
schadeloosstelling gedeeltelijk in geld, gedeeltelijk in den
vorm van bollen ruwe opium uitgekeerd, welke bollen de
radja’s en hoofden ten kantore van den contrôleur van Batoe
Bara kwamen halen. Gelukkig is in genoemd jaar de ge-
heele schadeloosstelling in geldswaarde omgezet en van dien
tijd af ook in geld betaald. Daar echter op de landschaps-
begrooting thans een vast bedrag voor bezoldiging der zelf-
bestuurders en hoofden wordt uitgetrokken, wordt het aan
schadeloosstelling te ontvangen bedrag in de landschapskas
gestört. Bij G.B. van 20 Februari 1912 No. 38 werd het bedrag
dier schadeloosstelling voor de Simeloengoensche landschappen
op f 15250 vastgesteld.
Volgens de laatste berekening van de voor de restitutiepost
in aanm'erking körnende uitgaven, bedragen de door het Land
gemaakte kosten voor Simeloengoen :
Hulpverschaffing . . . f 9997.—
Bestuursuitgaven . . „ 27827—;
Gewapende Politie . . „ 17030.—
Transporteeren . f 54854,—