tot zijn graf opzenden, hetgeen men hen zoo euvel duidt,
omdat dit in hun zondenregister als een samenbindende factor
op den voorgrond wordt geschoven, kan men o-veral elders
in gewijzigden vorm constateeren. Wij behoeven onze toe-
vlucht niet tot de Roomsch-Katholieke heiligen te nemen
om gelijkvormige aanbidding te constateeren. In Prof. Snouck
Hurgronje’s werk over Atjeh lezen we op pag. 158 deel I:
„Uit deze kringen zijn de wali’s voortgekomen, de
vrienden van Allah, die blijkens zichtbare wonderteekenen
(kramat s) door God boven hunne medemenschen uitver-
koren zijn, daar hunne voorbede genezing en heil, hun
zegenspreuk tijdelijk en eeuwig geluk, hun vloek eilende
brengt . Na hun dood zijn het de graven, waarvan die
invloed uitgaat.
En even tevoren:
„Verder heeft de in den Islam tot zoo hoogen bloei
geraakte mystiek medegebracht, dat de stichters der
mystieke genoorschappen (tariqah’s) hunne opvolgers en
zelfs in hunnen kring de eenvoudige leeraars van mystieke
formuliertjes of praktijken als een soort stedehouders
Gods door hunne leerlingen gehoorzaamd, door anderen
vereerd en gevreesd worden”.
Iets dergelijks vinden we in de oudheid, waar door de
vergoddelijking van verdienstelijke menschen de goden-
geschiedenissen vermeerderd werden (Otto Pfleiderer, De
geschiedenis van den Godsdienst, deel I pag. 21).
Trouwens, is de fetisistische vereering van Si Singa
Mangaradja hier en van Radja Brooke door de Dajaks iets
anders ?
W e kunnen niet van den godsdienst afstappen, alvorens met
een enkel woord gesproken te hebben over de Parhoedamdam-
beweging, welke een godsdienstig — sommigen meenen
godsdienstig-politiek — karakter had, en die in 1917 als
een vuurzee de gemoederen in Simeloengoen ontrustte.
Tengevolge van de onophoudelijke wisselwerking met de
overige deelen der door Bataks bewoonde landen — vooral
met Toba en Samosir — zijn voortdurend aan deze zijde
van het Tobameer uitingen te constateeren van hetgeen
ginds omgaat bij de bevolking. Zoo sloeg ook deze beweging
van Tapanoeli naar Simeloengoen en andere streken van de
Oostkust over. De enorme verspreiding der leer heeft velen
verbaasd en deed eens een zendeling, die jaren hier gearbeid
had, zonder noemenswaard succes ten aanzien der bekeering
tot het Christendom, uitroepen, dat het voor hem om te
watertanden was, zooals die „nieuwe godsdienst” er in ging.
Een nieuwe godsdienst was echter de parhoedamdam-be-
weging niet, al sprak men van „agama parhoedamdam”. Wel
traden verschillende leeraars op, die den menschen allerlei onge-
looflijke dingen vertelden. Men verkondigde, dat men door toe-
treding tot de parhoedamdam geen moeite meer zou hebben met
het opbrengen van heerendiensten en het betalen van belasting.
Soms werd gezegd, dat men dan vrij was van die onaangename
plichten, zoodat daartegen van bestuurszijde moest worden
opgetreden, doch overigens geleek de geheele beweging op
het uiting geven aan te lang onderdrukte gevoelens van
onbevredigdheid, soms aanwassend tot uitgesproken ontevredenheid,
terwijl de leeraars ■—■ onder wie vele bedriegers • r
verkondigden, dat betere tijden zouden aanbreken en de
geest van Si Singa Mangaradja, den eenigen en grooten
Batakschen vorst, rust zou brengen en allen, die zijn hulp
inriepen door toe te -eden tot de parhoedamdam’s, zou
beschermen.
De parhoedamdambeweging is niet de eerste van dien aard,
die het Bataksche volk voor een deel meesleepte in hare
belofte van een smartlooze toekomst. Een dergelijk ver-
schijnsel had zieh al in 1910 voorgedaan, toen z.g.n. goeroe’s
de komst van een soort Messias predikten, dien zij
Porsiakbagi, den in eilende geborene, noemden, wiens komst
voorafgegaan zou worden door een algemeene verdelging
van alles, wat niet toetrad tot de nieuwe leer. Daartoe
verkocht men amuletten, opdat iedere aanhanger zieh zou
kunnen kenbaar maken. Na hetgeen hiervoren over de secte
der Permalim’s gezegd is, behoeft het geen lang betoog
om te doen inzien, dat deze beweging ten nauwste met de
leer der Permalim’s samenhing. De ongelooflijkste verhalen
van wereldverwoesting, waarbij dan zij, die de ten verkoop
geboden amuletten droegen, gespaard zouden worden, deden