Er bestaan twee groote karapatan’s n.l. die te Pematang
Siantar voor de groote zaken in Tanah Djawa, Siantar,
Pane en Raja en die te Sariboe Dolok voor de zaken in
Poerba, Dolok Silo en Si V Koeta. Feitelijk moet de kara-
patan te Sariboe Dolok als een onderdeel van de eerst-
genoemde groote landschapskarapatan (karapatan nabolon)
worden beschouwd. Als Inlandsch offlcier van justitie fungeert
een djaksa bij deze rechtbank rnet standplaats Pematang
Siantar, terwijl hem twee adjuncten zijn toegevoegd, een als
hulp te Pematang Siantar en een met een wat zelfstandiger
positie te Sariboe Dolok voor de aldaar voorgebrachte zaken.
De zelfbestuurders zijn lid van deze groote karapatan’s,
terwijl de besturende ambtenaar als leider optreedt.
De karapatan nabolon spreekt recht over alle zaken, die
niet tot de competentie der lagere rechtbanken behooren
(strafzaken boven f 60 boete, burgerlijke zaken boven een
geschilwaarde van f 100) en in hooger beroep over alle
vonnissen van de karapatan’s-oeroeng. De vonnissen zijn
aan de goedkeuring van den gouverneur onderworpen.
In ieder landschap heeft men een karapatan-oeroeng onder
voorzitterschap van den zelfbestuurder, bij welke recht-
bankjes een pangoeloe bale als djaksa fungeert. Te Parapat
(Tanah Djawa) en te Tjingkes (Dolok Silo) worden eveneens
zittingen van de karapatan-oeroeng gehouden.
Deze rechtbanken spreken recht in burgerlijke geschillen
van een waarde van f50 tot f 100 en in strafzaken met een
boete van f 20 tot f 60. Bovendien behandelen deze karapatan’s
grensgeschillen binnen de landschappen en geschillen
over het pangoeloeschap, terwijl de vonnissen der lagere
rechtbanken bij de karapatan-oeroeng in appel kunnen worden
gebracht.
Leden zijn bepaald aangewezen perbapaän’s en enkele,
eveneens daartoe aangewezen haradjaän’s.
Burgerlijke zaken van minder dan f 50- geschilwaarde en
strafzaken, waarop een boete van f 10 tot f 20 Staat, worden
door de karapatan na metek of karapatan bale behandeld.
De laagste rechters zijn de pangoeloe s, waarbij valt op
te merken, dat dezen weer onderscheiden worden in hoofd-
pangoeloe's, rechtsprekende tot f 10 boete en de lagere
pangoeloe’s, oordeelende in overtredingen tot f 4 boete.
Practisch is deze pangoeloerechtspraak al van zeer weinig
beteekenis en wordt ze gelukkig nog maar sporadisch toe-
gepast, Het lijdt geen twijfel, of opheffing zal bij de eerste
wijziging der rechtsbepalingen moeten geschieden.
Sinds April 1920 worden de strafzaken, welke in eerstq
instantie voor de karapatan nabolon worden behandeld,
berecht in overeenstemming met de bepalingen van het W e t-
boek van Strafrecht voor N. I.
Geen zitting van eenige inheemsche rechtbank wordt wettig
geacht, wanneer niet, behalve de voorzitter ten minste twee
leden en wat betreft de karapatan’s oeroeng en de karapatan
nabolon de pangoeloe bale, respectievelijk djaksa of adjunct
djaksa tegenwoordig zijn. *
Bij wettige verhindering kunnen de voorzitter en de leden
zieh door een haradjaän of anderen passenden vertegen-
woordiger doen vervangen.
Voor civiele vorderingen moet de eischer bij de rechtbank,
die zijn zaak in eerste instantie behandelde, vooraf 10% van
de waarde van het geschil (wang medja) betalen, een be-,
paling, welke in ieder geval dit goede heeft, dat ze de
„perkaralust” der bevolking een weinig beteugelt.
Bij toewijzing van den eisch, wordt de gedaagde mede
veroordeeld in de teruggave van die som aan eischer, bij
gedeeltelijke toewijzing naar verhouding van het toegewezen
bedrag tot het geheel.
In overtredings- en misdrijfzaken, had in ouden tijd de
aanklager, tevens benadeelde, recht op 25 % van de opge-
legde boete, een recht, dat thans — als van zelf spreekt —,
niet meer geldt.
De boeten en het bedrag aan wang medja werden vroeger
onder de rechters verdeeld. Daarna werd voor iedere zitting
aan de optredende rechters een vast bedrag (f 2.—- per zitting)
uitgekeerd en werden de boeten en andere gerechtskosten
in de landschapskas gestört; thans krijgen alleen de rechters,
welke geen inkomen ten laste van de landschapskas van
meer dan f 20.— ’s maands genieten, zulk een toelage.
Bij missive dd. 20 Juni 1912 no. 1338 deed de toenmalige
Assistent-Resident het voorstel om het aantal zaken te be