vertrek zeer rustig waren, 'kpx^éz^' dep hooge temperatuur van een
plantenkas niet verdragen, want zij gebaarden zich als-onzinriig^^^i ^
zij, in de koelte gebracht, weder rustig werden. Hennip em^cénkteiaM'
wilden . de naijne volstrekt niet ^nenilnl^^ ^ ^ ^ ^n^Zeër gaarne kanarie-
zaad en schijfjes appel, geweekte erwten en in melkkoffie geweektjlEöv|^ !;,
Het mannetje is op rug en vleugels* d©nkeïgr©en; schouders
1 lichtgroen,.,, kop, hals en onderdeèlen pi achtig rood'. Stuit en
halsband blauw, Yfaart zwaït. De onderste staartdekken zijn
, i donkerMauw met breede roode zoomen, snavel koraalrood,
: . épiits en ondersnavel zwart, ,©og Clitehjtgeeh-
Dr. ik sbh ien A. E. Brehm geven aan dat het '/wijfje -niet
van-jlhe^m^ue^p^ K c tihtl- Toen de Koningsparkieten evenwel
in onze vogelkaraers hun intrek namen, erkende men spoedig
dat deze beweering onl||||was. Het wïjfj.e is groen, metrooden
buik en blauwen stuit. De' onderstaartdekken groen met feëedé
roode zoomen, snavel zwartachtig. De borst van oude wijfjes
Alfred Rousse, die in iSS^ dte eerste was die van- dé Kondngspaar-
kieten jongen bekwam, zegt dat het,st'erkp/^ojfs zijn, zij M^en-'itWee
of drie broedsels per jaar, elk van 3 i 4 eieren. De jongen blijven.
veertig ,dagen- p l i laêt nest. Als zij dit verlaten' zijn zij. "aan het. wijfje
gelijk. De jonge mannetjes zijn echter reeds dadelijk herkenbaar aan
eene roode vlek onder aan\cte’ #unrpenhen. Zij kiijgen eerst in het.
derde jaar hun prachtgewaad lèh7/zijh, d'an ter voortplanting geschikt.
^ge'jprijV-verschilt nogal en loopt van 35 toiréö' gulden i<het. paar.
D E K W IM E l E OF R O C K P E P L E R P A R K LE T (Ps. authopepius.) ■
Synoniemen. Palaeomis, Bsifctacus, Platycercus melanurus; PaTaeornis authopepius.'
Vreemde namen. O)iyangelbe, Prattschwei^ittioÉ^l gelbe Roselia, (Kö;c%|^êpJ Duitsch; Parrakeet,
Motmtain Parr., JEngelsch.
Een naaste verwante y„ah j t ó ; voorgaanden maar verschillend^
wat jljj te
betreuren is. Het is een stpr^e W^^pdie zelfs de winterkoude tart en
ongetwijfeld bij goede huisvesting in de,gevangenschap zou voortteelen.
In dén - zoologisehen Mn in jjri^Mbit legde een wijfje van deze soort
, vier eieren in eene kleine diepte in den bodem. Dezelfde broed wijze
heeft^mS^^M' bij andere Platstaartparkieten opgemerkt. Regel zal het
wel niet zijn,;veeleer uitzondering.
Het mannetje is in hoofdkleur geel, ^^gbruinachtig olijfgroen,
- slagpénnen. en staart zwart met blauwen glans. Laatste armslag-
pennen huène dekvederen ^ H ^ | jbhitënvlag*^f3B^^B
snavel koraalrood, pooten zwartachtig, oog bloedrood.
jT\; Het wijfje is aan den kbp^ .dof giroenachtig geel. Het roo'd
?'-v ^ a an^ ê^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ E fmihdeËH^ ^ ^ ^^ ë ty gehele ^rederkieedl
Het woongebied is Zuid- eöÈplêsl-Australië,' .
DE ROODKEEL Of BARRABAND PARKIET (Ps. Palaëom. Palytelis Barrabandi
b’- rosaeeua.j NPefr^£dfe Barraband, F . BaNFab^d’e^PlMtsehweifsitfiêh
Barraband’s P a® ra t^ fe .; is , volgens Dr. Rusz een der sterkste ej|
fraaiste Platstaartparkieten y hij klautert/'vluggef^dan llèfe ës'te zijner
soortgenooten. Hij scheent^Mj, voorkeur hennipzaad te .eten. Dén winfer
kan '.fötelte ee:n onverwarmd vertrek döbibfBhgen. Zoodra j^ B e e r .zal
verspreid | | | | | zal men z e k e r b r o e d r e s u l t a t e n ^ É D A e n Tekenen.
I ^^Hoy c[Mëuyro"^^^ brkop(:7wangën én?kéel'-géek' 'Vijf rfekepK
• een halvemaanvorini^ ^m da '^RLld.7/ Slagpennen^/,7en staart van
onder zwart. Hi^dslagp'ennen en de dekveei;eïu van dezen boven
; ^ fjahvv^oen. Bhavël?
' HSt vijfje is groen; bovenkop .levendig grasgroen, achterkop,
hals, mantel, schouderdekken en bo^emug/donker olij/groen,
'C ^’©ndëfitug, ien stuit grasgroen. De beide middeiste tai@l)jk>er-
lengde ; staartvederen groen, de beide naastliggende\<èvëiizoo,4-
-<maar met smallen donkerrooden zoom aan de binnenvlag-r
Schenkel tot het aieh)terdêe!L
- vertoonen^zidh eveneens -rooie veeren.
yaderlandj.^K^^^jj'd! -yan
Synoniemen. ' Plkty circus, Aprpsïndctus; Ptistes erytliropterus,, (. Ps.
Yreemde namen. Rothflügêlsifctich, Rbdafl-öjg'elige Platfcschweifsitticli,
Perruclie__efythroptère, -Ffansch] — Red-winged or Blood-
r winged .
f e de laatste jaren talrijke gelukkige broedgevolgen gezien, .zpod!a|ti
men mpt alle reden ^ mag verwachten d'at Jlli^M|E^^^m%'er^zel'dzaam
zaHworden en toeér * onder het bereik d"er minder gefortuniérde J iM
hebbers zklSk-oiSi.efi; ’
- ' Hét» eerste geval dat een dezer'vogels eieren legde en wel bij
Professor^ W. Kamphauzen in Dusseldorf, wp d t j^ H Dr. tóusz mede-
'géd,ëeld". ^^^-^Rbodvleugels, zoo',.^berichtte genoemde professor’ aan
^^gschrijver van ^fe^emdirandischen—Stubenvogel,” bevinden zich
bij," warmte en 'koude evenwel, ’t Is üu^.d^^^rqlE. winter. dien zij
■ ■ in"* ëene vlucht in de öipen(;lucht doorbrengen (zoo ik mij. niet,vergis:
l i j jèéne koude• van“ ^ graden R. onder o), en v^el,, naar het
schijnt zonder < bezwaar en in' de-.beste gezondheid. MisscÈiên ligt het
wel aan .hunne gelijkmo.edigheid' dat zij gée^eflkou gevoelen. Hunne
werkelijk bewonderenswaardige schoonheid "daargelaten,. . s‘Gh|toen zij
niet zeer_^^^ge|», maar zijn 'veeleer zeer onleerzame vogels zooals
alle ^erwante Australische 'soefften. Het eerste wijfje^had twee eieren
’’g^ïïê^j maar helaas^naêt-■ gebroed en later stierf heè^|^ar^p| ik een ander
van den heer. Funk uit Keulen liet komen. Ik voederde met hennipzaad,
;^frsf: nM wat,salade. 1
Een gelukkiger resultaat mocht de markies de Brisay ,>ê|\y4 yen;' Ik
■ ontleen aan den • B u lk t,'’d i la Soc. a' acclwiat No. 7 1883 het volr’
p n f e ,| i| ’an Juni i8gi een paar dezer vogels van den heer
Abrahams, importeur van vreemde dieren te Londen; zij waren pas uit
Australië aangékomen èn ik moet bekennen, dat zij uitstekend behan-r
deld: zijn geweest, want zij waren gezond en onberispelijk in de veeren.
Het maaajÉeid te^ t^ g snaaragdigréen gev^dierhe TOi;et.
• den blauwen en zwarten mantel, waarop het scharlaken der vleugels
200 héérlijk afsteekt; het wijfje is doffer grpen met blauw, op den rug
en eene roode streep over de vleugels,
. .Zij werden in eene getraliede volière gebracht die | Mieters lang én
2 breed is, een gedeelte ?overdekt, en- ruim voorzien van zitstokken,
zand en eén dorren boom in het midden.
£>e hggi®g van de volière met de opening naar lf^p|s||hf, liet te -
wenschen over ; maar zij staat in een tuin, die -dbor hoogi muren
ringel is, zooflat det warmte er^vrij lang in zitstokken aan de
hoeken werden tegen wind en regen beschut door glazen ramen en
Ik bemerkte d af(m*jn vogels uitsluitend kanariezaad 'P^^ierst'lat ^
ih, als verzachting, wat
gekookte maïs, waarop zij zeer verlekkerd werden, in warme melk geweekt
brqöd.,iép ,j&’^ ’es, ^erst toevoegde; bovendien kregen zij 'pok
versch groen.
; ^^tbqn^^^^ghet is Veer dat. te r^M e meeMesp^^^^
EySj^gkarne ^^ffl^m^Mwoé^set^ ^ g ^ beziën, 'Ot^^p^rejen, deze'
van al die spijzen niets
In het begin van de lente merkte|^gn^g: mannetje eene groote
bedrijvigheid ©P'j/;hï^^|:s veel levendiger dan vroeger, riep aanhoudend-,
werd sc^^^^^feiylu&jzjéteteaastig. Ik zag ^ ^ ?® n ie t
dat hij het- naderde en kon geéne enkele paring waarnemen;
dëze had zeker in ;a||e?stiké- plaats. Om op alé [gebeurtenissen voprbe-
reid-’ te- zijn, plaatste ik in een donkeren hoek een hollen boomstam,
die nog al tamelijk groot was, en ik bleef in'afwachting, zonder ève|||j
^ ^ ^ ^ ^ ëenig- rësullta^agté'* honen.
_iHe yofière werd ook dopr eenige goudfezanten bewoond. De fezan-
ten-hennen legden hare êfer'en in een houten kastje met hooi voorzien,
dat ^7^den giond ,stond onder hetoverdekte gedeelte en verborgen
achter een plankem kooi. Daar vond ik tot mijne groote verbazing op
den :yan dén 12 April .tussehep dp, fezanteneieren^ een wit,
langwerpig en<'b'etrëWèlijk ‘ klein ei. Ik twijfelde er aan ©fldiftei. wel
bevrucht zou zijn; maar begrijpend©.dvat ;het broedsel van déparkiëtéh
^ ^ T k geval, verloren zou zijn als ik het bij- de fezanteneieren lietj, ■
bracht ik ,de .fezanten naar eene andere voliëte over,- zonder evenwel:
26. April vod<^^^^Bt&gkast]é;t
een tweede en den 28 een .derde ei, beiden meer rond van vorm dan.
het eerste, maar ook wit, zooals de eieren van alle papegaaien zijn. 1
Van af, den- 26 ' begon het wijfje, te, ‘broeden.. Deze vogels hadden
derhalve | | e ‘ gewpne boomstammen, waarin al ^^kê- soortgenooten
broeden , geweigerd en de* Voprkeur gegeven lê®|ëteïnest op- den gkond.
Hetzelfde ^gevatiS^ook waargenomen dpor den heer Helaurier; bij wien
dëz© parkieten ook op den grond onder dicht struikgewas gelegd hebben,
waar de eieren? ‘door glans-fezantëh vernietigd zijn. AIS dit pok
hunne gewoonte in den ,-mjèn staa^|is', dan verklaart dezetfömstandig^
heid genoegzaam de zeldzaamheid dezer vogl||||wier nakomelingschap |
Vogelwereld, I.
^ fïs aan de vervolging van andere dieren. Na 24
l^gs^troedehii^idafejtve tusschen den i®v*a H Mei, kwamen de
jong%>n®W|Roeiden langzaam; "de moeder bedekte ze nog gedurende
eene maand;- iia -dien tlM^ijn zi] reeds .tamelijk groot en met veeren
Jbe4ekês,tde staart i^^fritwe erd et^ der lengte, maar zij kamen nog
niet^ijTïbetjiieat. i
■ l^e vader, die tot nu tot de zorg der opvoeding aan de moeder
5,1 "J.“ 1 j- fffL '-gMr.1 ijKSw te.voeren:; hij ® ^ h e t met eene be-
* 1 *, % volharding, tejswiji de moeder op hare
voedsel isM&Ööe als ioör<de ouden; kanarie-
zaad, giereiej tarwe^een^vreinig^hennipzaad ..-gekookte maïs en vooral
E h ESiA 1 ■ '!tE X £ *% br ■’ g*“® 1“ !!!®5 te verteeren zaad vormt
M g M h a T O i m voedsel; il&gaf weinig groen en
se!S S > i^ S B dt »'‘ I r wat grodtetlWen verving ik het te ver-
K k T 1 nip 1 ^ rfti u i irg a f steeds het in gefeioite
melk geweekte brood, waarvan zijl zeën;veel verbruikten:-
’ ■ i e 1q 1 na .de' geboorte, kwamen de
jongen uit het nest '• -ma^^ O T e fe og waggelende en hielpen zich voort
met behulp v n snivel en ellebogen, vl egen nog niet, eten nog niet
Mnaar het ,aest üah',,is - poog^:
B SmJBiraJa r riVjj11 *t~T’ '^.’ r n aUeiÈde
.n IlUffl'.den weg naar
den voerbak en de kiemen begonnen langzamerhand zelf te leten
Op dezen le j) 1« . V ,, n rT S ’gu efï grooilt^er
'te'iu I li>J^,ched%^ S K M | k aa^S|,dm moeder,
lr de mannetjes zijn 1 m itffiln ^'dikkereiu'®fe jtie
op het voorhoofd lichter is ^én„ aan rejoeie streep, over de'
jjl^gélsl; jV',
j i » 1 1^ 1 1 . 1^ * * jpgX, o eu l'.u ijn
zeer vroolijk en hunne eeüust laat n ets te wen i en over; zij zijn drih-
■Sgin;m_{r^( 3 l j ïK ^ m '.1.J)l!<‘13feii^ai"h.i B volkomen
ijvsu bereikt, zij doen echter den eerstel rui en schijnen dien zonder
moeite te verdragen.
Zonder twijfel is deze sterke en pra< htige vogel bestemd om sp 1- i:g
WÊÉ- u?1 onzer o i^ ~ i t f t jv u f f iv d, ai dAïOiSej
kweeking, na zulk eene gemakkelijke proefneming en met de aangehaalde
zorgen, verzekfrd schijnt te zijn.
c u I)ial b i lle n
igpnd itfiAlikk.j ziinr* , ing^fc^^^Ditzeifddpaar’»ging nu
over aan den heer Noenty in het park Beaujardin, Hier legde het
£ j l) e^™ 5 en 1 1 ken e'enwjel onhe-
E a T p o B ^ i1^ ‘tle»l?>ff^TOoi~)ATaBi?,PJ^ is, zooals ik reeds vroeger
, Volgens berichten
van Gouid nestelen zij in vrijen staat in de holten der C.ombooinen.
Cl njiehule;u»lj^óR^<^g.jgn'^ljn licei iiken aanhjik, die een. Vliicfitij
iJlezu jS . Tl -V\ ei -1,1Jt* ikken deu ZitydMte Akael
1 - \ ^-n |^®rié.l,i)on®n aan 1 .. Jm en?é,ei. Tel.1 1 upnoh akte
gie|, n'en^^inmRm^vegt .rnilpi^me^ binnenland Kchynexf zij evenwel
Tff n w m i1!omi * {l vonrs-'rbiieklen^^iUnohii,TiUW71 zes tot
stuks,.') ns iJHKy, o jfwerinaiiZo als d lange vleugels aan-i
duiden, is hij een uitstekend vlieger en Gouid meent, dat’ zijne
vlucht verschilt van die der ver« ïnleB^rattn ,1.1 mtu met die \ ui
onzen- kieviet overeenkomt, maar flinker. 1 Hij is schuw, wantrouwend
en laat zich niet naderen. Onder het opvliegen laat hij zijn doordrin-
ig f f l^ ^ h r e e n w B g id n rH e S y o a jfel- bestaat uit graszaden, bezien,
vruchten, bloesems, en waarschijnlijk ook uit rupsen en andere m-
L
\