WÊrnÊmB
lustigste onder zijne langstaartige ve ■ n m \o'OBEkSt?Ket]‘^ ’u n l5
- ïé'n^i
»afipipBBaa
BW'1'- ’’ ■ ia*&™|
dreigend gevaar.
Bij sterken
~~ iivxSl\i j jC lS j^ i lB K Q ^ '^ j j7m ?^ iFO -. n f f S s i t f r S C T u i *
steeds in de nabijheid
if^J~
.|pfczij noclh den zwarten noch den blanken boer zeer welkom, daar
zij dan nóg ah schade kunnen aanrichten. Buiten den oogstti d zijn zij
' achter.;ia^r nuttig door het wegvahgi a van m iriadèn; insektem.
In de. gevangenschap houd ïn zij. het zet i
^ m ^ S r a f e i z e e r duidelijk.”
HsUUflT^t'1,1 v >< tK ^ lju j ffi-ian>^[*L*|i'-,'nNbC(l(ji.Jhl i Mroffijutpiffi.
ook deze _ reiziger weinig aan.. , I
i wil''] uinfifii liv^nSivgijëi^aihuia? lam n-, I
S i M B t . j 1 iMMStjfaSjik1 H ü jH r jiS
hem 'een- der opmerkelijks e en Schoonste vinken van Zuid-Afrika.
DE KONINGS-WIDA OF WEDUWE (ytdnuieffia,).
■ Stjtohïemen. Yidua, Jümberiza riparin africana; Tetraenura regia. )s-
Ybehmdb Uames. kÓmgs-Wklafink of Wïtwe; Duitscli. — La Yeuvo ;i
t; quatiro brins; la Yeuvo Reine; Yeuve de la CÓtie,d’Afriquo;
,ï{* Fransch. — The Queen-Widow; Shaft-tailed Bunting;
'! M *“ hoogst
zelden in 1 _. n^*~SSj^wBnKJiijf,‘~-. .a -Iet/^iijs&gscHeii Dïerefitain-
t een vrij goed bewaard oj ’ , i o \ r -De Ml t 1 1 t Jeze
,CA 1\ 'tyitjT i _ ïn vlaggen
i j f-,i y aatyaa.'asïiüfeujdéh
• i nlMTtm Dtorneii gevoi-md<e i le i er o n-n1
|« ^ ^ ^M wr'Vrn^ ||K r e a l»!^.sfe2r?- zffnpjhifitf^Ewiitf: nbfc,
achtërhajs, kop- en halszijde ^jTl_?ii" n "d ^ g JÏ^V pi ikr/ijde
^ ^ ^ S n E v T P Y n * ^ J J ,r m l ^ u d iJ 'e',’- ' ”uniek©n' zuivèr Wjt.'
Oog bruii iV ,''"^ f f^ i ' I ,‘a a e V ^
Wijfje en ' i_ i i mieV."!^d 'bi n j n i . Jt rt '■ ,ii.\
gezoomd.
Over het vrijl'eren en over de gevangensch;ip hebben wij weiaig
Sin i ^ d jf ji^ g 6 ^ ^ w 2 8 ^ S ^ d S ! l!iaB ^i36ïM l n E S d 'fr iiic i.im d - n . g em v jid i
werk, iets naders over dezen vogel niéde.. Hij vond hemipJeentrSaï:
"’ tljs-d-’’!>■ V i ^ 1 B 1 1 *® 1 1 ^ B Ï l ’^i
toe. Hij leeft paarsgewijze, maar meestal in kleine gezelschappen en
voedt zich met jj iszaden e n kleit : insecten. Ö k dez oge s sc hij n de
waard'ë van het beschermend doornbosch Of rietgewas te kennen, s int
Y { y .d ^ ^ ’ .S'i ljiiülfcv' ‘in v^jK^^Fii v'-I'.Ti' J ut dej
Uj11- u. kV l vli -vet
dan de meeste zijner verwanten, V int lt staart hindert hem minder'
mantm^ ^ ml!dey)^i?g^’‘soQrtem~~ I
DEST=A ZW ARTfr MlUSCH 0 ^ T Ï ,
; Sysosm k. FringiBa, LoüdgiUa, Amadina, Hypochera nitens; Pringflla, H ■ pochera "il i unarii i Bimg la Tiari funerea; Passer niger erythror-
' • ™ DE p j S t a h l b l a h e SVidaflnk StaMfink, Sta il-VYida, Atlasvogel, ULtramarmfink; Duitscli. — Coiuhnssmi, Moinean du Brésil; Pire noir i beo
& ^ rouS'e > F-mnsch. — TJltramarine-Fincli; Q-lossy-Fincli; JEngélsch. ■ .
algemeen bekende, levendige vogeltje houdt liet M^den tusschen
de Ppacbtvinken en dé Widavinken, waarvan .het den overgangsvorm
schijnt uit te maken.
De ^levenswijze1, het zpnderlingë opvliegen, de verandering van zomerniet
Averlengd'. ^Het witte ei brengt het meer"
De 'Staalvink is de eeiste tropische i^ ^ t^ g e n men m Mubiè ont-
■ rnoet; men treft heim . ireeds eenige mijlen over den keerkring aan,
maar da® 'nog niet veelvjddig; naar het zuiden wordt hij' allengs tal-
zeer »'a]g^^^|LHetee^d'e', g e l^
van Afrika; van de kust van Guinea
wordit naai Emopa en Amenka mtgevoeid In
aangelrohen, waar I^ M êt^m.rvoe tje onze huismusclr vertegenwooidigt.
Bjehm zegt, dat hij niet z e ld e n ,t^ S de huizen doordringt
om de broodkminaels Q O p||S^ ^ e^a an> de waterbekkens zijne dorst
tG Stlllen WOrdt zoowe\ @P Zoomen als ftsÓlen de dakspaiien
der wonmgen en in muu rgaten gebouwd en is weinig meer dan eene -
stoffen»
« '8 f'Wltte f iéren Z1^n van ‘ drie tot VL3fs>m getal. Evenals de Widavinkén
'iiênals <Jèf
voeten i|tó|iïa grond’ om zijn.'voedsel' te zoeken. De vlucht is snel er£
gaat van een èho^en^gtiH®' vergezeïd.
Het prachtldeed is zwart" nMMen staalblauwen of gromen
; ^ ’ weerschijn.' fDie im^ g r oenen webrschiih ‘zéldzam’er voor
en, sehijnen^mlokaa-kas M.iïT'te maken)/Stóg'penn^en' eh staartvederen
d on^b rrm-met vaalbmine "buitenzoomen} onderste
vleugeldekken brninachtig, og'den sfuil’-èen: wit vederhorstellje.
Snavel wit, oog bruin, pootjes rood.
Wijfje en mannetje in winterkleed op de bovendeden bleek
-iedere veer met rood'a^tig-vaien rand, derhalve ©rerlangs
gevlekt; c;w^^Branwer^^^^^^^eé^^^^^^^.^et^^^en^
van den schedel •roestkleurig; staart gfaja^^^^' van onder bleek
. roestgeel; b u A f i onderste staartdekken wit. '
en Reichenbach schilderen hem-'^als éèn rechten - plaaggeest in ■
„de vogelkamer af, ;zijn wel wat overdreven ^pMt toekenn^i
B S Ö l S