d, 5 fr. berekend, geven' nog '300.000 frs. De markt va®
hoenders Ibfacht 720.700 fr. pp;,'1 zoodat men alleen voor Houdan en
omstreken tot eene
'^Itunrlijk is hier niet in begrepen de waarde van de hoenders en.
eieren, dié ■ vóór.;;eigen gebruik zijn gehouden, noch die van de yeereh'
en de mest, die zeker ook nog al vrij aanzienlijk zal zijn. _
En Héulan, ofsdhopja een der voornaamste, is toch lang niét de*
eenige plaats in Frankrijk, waar.de hoenderteelt toL zulke aanzienlijke';
hand'elsresultaten voert. Espanet berekent dat Frankrijk bijnav4& .miljoen,,
hoenders - leveren,. die eene waarde
|l|||bén van . 235 millioen gulden — natuurlijk is de werkelijke waarde
veel |®©;bger, daar een ^^^^a^ntal eierem worden. mitgebiogd en als
hoenders en poularden gemest en verkopht worden. Als men nu bedenkt,
dat deze hoenders bijna allen door kleine landlieden en burgers gehouden
worden, van welke de opkoopers ze overnemen, dan zal men moeten
toestemmen, dat de hoenderteelt wel "'degelijk- eene bron van volkswelvaart
kan> zijn.' ,
Minder grootidanHind^i^pc^]%;i>maa^t^Mi|i.jd^ze^kapiamilij%^is
,d^^ppbrén^%"gya^^ ^èretfc-dnj ItaÜA Jaarlijks worden er millioenen-
uitgevoerd en" een groot 'gedeelte daarvan komtt'in^^é^Irland. Ten
ibi^jze-hiervan strekke het volgende: . : -
De bekende firma Fmncesco^G^o^7'di^pQ0^neifiJialè?te%Amlsterdam^
hee^^ ^ ^ P m aiteE^ ^ ^ l^ïtalie,: en höofdzakëHjk uit de; Abruzen,. de-
Marche, Umbrie en de -Homagha,t|p^:^fg^|
>;>naar Duitschland via den Brenner j
-v- v,\ Nedeiland , „ „ y ^ 1 - • • V ;^
„ Engeland „ „ „ !
* naar Frankrijk via den .Mont.Cenis. ■
I |i| - 'Belgie 1||j| I
. Jpta#
die, berekend tegen» iooo^opl ^©'’“.kilogr-» een totaal van ongeveer 35 A/2
mjjlioen ^eieren uitmaken. 1 |
,^Voegen.ydj?hier'»nog,: bij, dat voor weinige jarén de eierprdductie-iil
it^ëVvah$f||j^ aansporing van de firma
igifl^.de jltaliaansche landlieden zich op de hoenderteelt hebben toe-
gelegd. Men§ziet, Ijmpt; welk^cniltemnWg^ g l^
hoenderteelt^op^-r^ti^nëele wijze gedreven, zoodat het land ih zijne
eigene behoefte aan eieren kon voorzien, dan zojid’en de tonnenAgpmds,
die nu maar Italde .gaan',(F[in het land 'blijven en in geene geringe mate
de volkswelvaart ■ verhoogen.
Duitschland heeft dit sedert lang reeds ingezien erf,
is men 'daar aan ’t; werk om den koenderstapel te yergrooten, cfè'.
kennis., der hoenderteelt te-verspreiden en jilgemeener. te maken,
-rz ^ aan de welvaart van het''■ yb'lSs; mede te werken. ■
Behalvëj ' de: hoenderteelt' opbreng-f, is er
nog een ander, indirect, maar dat niet minder \^^^mëitï-ibelaiDig is.
- Lewis Wright zegt in.-zijn werk: Illustrated Boofc Pouitry , dat
, en ik.
'gelópf ^tó^n^e^penW'schrij.yer • gaaïne > o ' D a a r ^ waan-!!
men over vê£l ruimte ste^fbescbikken heeft, zoodat de hoenders den
ganschen' dag los l'oopen "en hun eigen voedsel kunnen zoeken-, of
rslêbhts 1eeh^ldei|É|t^g^, yah grkan > en-- ^dl®#^^^^p^|'huMv'ragëii,
kan men zeker- geen goedkpoper en smakelijker dierlijk' voedsel
dan in- heb-vleesch1- eh/deêieren-; dér' hoenders, en in, na'endg huisgezin
van werkman -zoh^Men ;d|,®:'/mrastens~ eenmaal1
^per week een krachtiger, maaltijdf^kun^erThebben. De >jf^<s»jp>ie 'ryan
Hendrik IV van Frankrijk, die wilde dat elk ^®ertnn.derdane^m.des
Zondags, 'een- hoen in de pot liad, zou dan'tot eene ^ lu ^ g ^ w e r^ ^
- Dat de‘/Kpeh'4er,1^ k '>( nog op veel_ andfere wijzen voordeelig is en
winstgevend kan1 zijn, ligt buiten twijfel. De teelt van rashoenders b.v.
brengt aan-de specialiteiten op dat gebied' niet weinig vo@r^ël>an; rag
S©lsfslechter m|t1ter hier terloops ©g^jjëf? wijzen, mijn hoofddoel' is:
opmerkzaam te maken. op. de groote voordeelen en de 'gr@Qtë‘ ’waarde,
||||Éf #e;:vofewdvaart
'Het ware inderdaad wenschelijk dar-de Rregeering, die ziph _z©‘J
^bëi^ëft^m den landbouw en* ’ de, /veeteelt1 aarij te moedigen, en feit
begunstigen , ook meer hare-aandacht aan de hoenderteelt schonk. - Doch.
genoeg' hierover; ik _zal later nog.gelegenheid hebben hierop terug té1'-
komen* v -»*
D B A »F. S T A M M I ÏT 0 D E
Als mën in een groot hoenderpark die talrijke rassen beschouwt, zoó
verschillend in7 kleur en; grootte, in karakter ^^lifeëS^iglièdaÉfë^de^
eene ware reuzen, zoodat men ze struishoendèrs zou kunnen noemen ,-
,de andere niet :^grootér1 dan eene gewone duif, sommige zonder staart
of van zeer kleine staartvederen voorzien, terwijl weer andere staartvederen1
bezitten vaar twee meters len^ey'dan^jsè or^willekèiiiig-l^^j
vraag- op i' van waar komen toch al die hoenders voort; welke zijn de i
oorspronkelijke* stamouders ?
Hoe dikwijls ook gesteld, toch is die vraag nóg niet voldoende |
opgelost. En-1 moeielijk is die oplossing* 'Zel^n^/wanfeÉët^ tamme ‘hoèn
is zo'07 oud als de geschiedenis van 'het menschdom.
Op de'vraag: „Wn waar komen onze huisdieren?” antwoordt de
R H O E ÏT D È R R A S S E H.
Blanchère: „Het is voor-het meerendeel zeer moeielijk op deze, zöpl'
'natuurlijke vraag- bescheid te geven. Alles doet ©ns verbndersteMen 'dat
zij de eerste Aryas vergezeldpie^^^ppó'lM'nne, verhuizingen uit Indië,
; of - althans, uifc * de ^ groote.*. Aziatische ’bergvlakte naar het Westen.
overblijfeelen van phze ^M^fe’ten' ’.ontihoet men vóór Het eèrsf m ^e ’
dölmëns. De o s , ,de^Hönd>;'èH nef'lföën^möeten den eérsten Arya op
zijne lange zwèrftochten begeleidden" de omgeving van zijne tent of van
^2ÜjrC wagen verlevendigd ' MtWöê^ te midden van' ae woestenijen, waar
hij zach tijdelijk ophiM^.^Hè1 geschiedenis zelve Ke^ oök dfe herinnering
' ‘b^^Sfd 'vah het hoen, te midden van’ dé oude legerplaatsen der‘ bar-’
baarsche horden, die zich later in Europa Hebben neergelaten. Niets
belet ons daar eene^.,voortzetting in te zien van dre gewoonten, 'dié de
eeiste volksveihuizers toïi',^ t fên regel dienden, ^im:een tijd- waarvan ■
de geschiedenis de
i^dhden. toen nog niet.
r Evenmin als ^déif g#s\3Me#e®is‘'. • heeft ^^awetenschap het vraagpunt
met hem zeggen, dat.er'Sièt' aan te twijfelen valt dat de vier bekende
rassen van-'
Het is zeer gemakkelijk,
enkef#M^^ff^®P^^raagsthkkeh|.dpr1]^tuüf ona^||l l g^^!^^n!el^^eh1
te
geven / d^^mriéQ^ydrb^^sfëlling eenig-' gezag^geeft^W
^^ l ^^T^^I^M^EP^l^^^MffijjfdeifderrasSèii' dé stamvader vahM“óh'ze^
tamme hoenders kan zijn, is, dat alle reizigers, die Indië doorkruist
diefetc'ih'
de gevangenschap tot voortplanting kan brengen, dat zij altijd wany;
houwen’d'-’lalajtjieh.én van de eerste gelegenheid de beste gebruik maken
^'^V?getuigèhg^^C^mmige^^^^^^^®gè^®^^^pmpend)ers ,/•, dié
op verlatéhvkQ'ffiën'lant^és
tot den wilden staat zijn teruggekeerd, zoo is er fp'ch geen voorbeeld
'bhfeén^.dahfOn^esbQéfep^-of^t^mh-'homde^^oiM ^^d^lfc^dem^^acj
zijn overgegaan. Geen enkel geschiedkundig document,itgeenefeenkeH
ons /alhjd| ^ eèm-pirop^os^ vraagstuk aPliivènl.I - hoé het den mensch
is, .dëf;T-;wèfèhscha.r)..
het' Jungle hoeh :lhderdaaii ale /sëanavsOÉër is
van ;dé' iahijke rassen, d^l^nze hoven en erven bevolken.”
. De opmerkingen van La Perre de -Roo schijnen mij zeer gegrond
Jbe, ^eiï;, i^^men ’dat de mgnnen der wetenschap, die onze huisdieren
van een ehkfl oorspronkelijk ras willen, doen afetammen, maar daarentegen
de eenheid van afstamming van jjhet mensche'lijk géslacht
'betwisten, zich zelve niet gelijk blij ven.
De heer La Perre de Roo zègj: in zijn voortreffelijk werk
graphie -des^^^mh'dk^oulesT' ivCTdCT^>Dfi^^^m^llnihsGh^:,èchriivers~. •
Calomella, Varon, Paladius enz., dié twee duizend’ jaar geleden ©7\É^
;^de''parkvogels geschreven, hebben en zooveel dichter' dan wij bij het
tijdstip stonden, waarna de hoenders van (^#:raMen tot den tammen
staat zijn overgegaan,' waren beter in de gelegenheid, om. de vraag $pv
te lossen. > Evenwel spreken zij in'huue werken van de wilde" hoenders
als^zéër - zéldzamé :Biè‘ ?iiet in de gevangenschap voortplanten
en waarvan tnén alleen het vlëésdn *. gebruikte/ ‘ Big^ggen dézer geleerde
schrijveisj Is^oit' he^mnkbeeld opgeiezen, dat deze wilde hoenders de
"ge\^ésf< É^Mihme' hoeridérs. waarvan zij verscheidene
^^^^^mfpezaten.
schrijvers ons
. dié Vij/nu'nog bezitten, rèe’ds vele eeuwen
nmfe zonder gewicht,*
de R.00 blijkt hit derhitatën-/ ,Kdie hijruit
Varro (116 voor J. C.), Calomella (onder de regeering van Tiberius)
en Plinius (gest. 79 v. J. C.) aanhaalt, dat M^^é^fï^itwéeduizend
l^ ^ géledén
Het wilde ras;
^Bt|\^m|(idisc1ïé
en het overige van het
lichaam rood of kastanjebruin;
het vechtras van Tanagra en Rhodes;
het vechtras van Medie en Chalcis;
®'ide rassén' de^xassjen
met ^ ||g^ ^ nb !^ na r#f
het dwergras, enz. enz.
MH^ ^M ezeMop^Y^^bm^w^^^^^ a^ ^ W^H&^lo'm^inèn.-.r^ds een
'gifept aantal1 hoenderrassen kenden en^,lc^eeKtèmiëd| 20 cföt v^®^eph{-
ooit de oorsprong óf
^^^^^^op^Vo^^^n^hé^^inïhè.’ hbèn'
nog bestaand wild
a§MÊ 'hét ^^j^^tf«rj^^/hfetamméri ,ffas‘ düs door
meeste schrijvers te
l^ ^ en '.’aAnnemen, m^^^^Ehgel^a^vechfhoeh ^^^gtjBanldva-hoen
afstamt.
het|po!^^M^h1^j
Ik 'ineea
mogen ahjwöórden/iw^Ci'dLtvejen
i^ !^M l^^|^ene^^m|e'^zÉmpl^ ^ B ^ ^ ^^^^^^,;détzende jaren,
van Cden|^énscÉ
is overgegaan,
mensch bew^tè’l'^^^m^|!^böyéfeL
den
^^^^^^me^]^^^^^Mgewijzig(h hèbbep,,, dat het uiteret‘ ^oÉefijB’,- ja
te klimmen.
■ "Niets staat: bovendien ctë1 bewering- nfijliln weg, dat meerdere wilde
oorden afkomstig. hebben medegewerkt;/tot idet
tegenwoordig
kennen en wier aantal nog bijna elk jaar doo^nieu^-^mmektéi
’ij^v©r|It vermeerderd.
Ü W T ? E l ^ p i a p L I C H A A M | V A W H E T H OMïT.
Bij, alle hoendeis, en * vooial bij ide ïashoendeis, ^spêplt de veder-
teèkehing een ^ief'Mndhr grooten rol, dan de vorm van hêt lichaam,
vooral” waar het tè doen is dieren te^'hwé’eken^^^tento^^^Üiiigëh-
'éfi^ coucourjorf' en^^ ^ ^ ^^^^mdykweeken op He^yalè^ waarm
(hngen _*d§ c».
rashoenderfofee|i]i,!i^^^fe^nauwkeurige'/ 'k^nis^ van Me^'vérscMllend*e