r halsband zwart; boyenborsli^wit;; zijdeja roodachtig geel, vleugels I
dönkerbruingrijs, lichter gezoomd, staart donkerder, elke veer
aan de; buitenzijde lick? gezoomd. Snavel zwarte pootjes loodkleurig,
oog donkerbruin.
Het wijfje is kleiner, de jkuif minder groot, de kleuten zijn doffer.
Als kamervogel is bet, om zijne weekeljjkhéid, minder aan te bevelen;
Een aantal dezer vogeltjes in eene volière bijeengebracht, geven evenwel
een uiterst vermakelyk schouwspel ' en in gezelschap bijeen blijven «ij
ook vrijwel in leven. Hen zorge er voor dn volière rijkdijk met dennenen
sparrenboompjes te beplanten. Voedsel als bij de andere meezen. 1
DE STAARTMEES (P. caudatun). Plaat XXXV, —r kogels 138 mi 139.
Heet nog langstaartje, bij Haarlem pijlstaattje en doodshoofdjé, rn
Groningen Ijsbeer en Moessiem. V r e e m d e n a m e n . Schwanzmeise,
Duitsch\ Mésaivge t longue queue, Fransch; Long-tailed Titmouse,
Mngthch} Swansmes, Zweedsch) Codilongo, Cincia codona, Codibu-
gn oio, fiaZiaansck,
Het staartmeesje .trekt spoedig de aandacht, niet alleen door den1
langen staartmaar ook' door sfe opvallende en ovetheerschende witte J
kleur , van sómmige lichaamsdeelen.
; Het mannetje -is op Het bovenlijf-zwart, naai achter eri tot de
vleugels in grijs overgaande; vleugels zwart mèt uitgerande
pennen en zuiver witteschouders, kop, nek en hals wit; on.-
pi licht róodaehdg , bruin, staart zwart, *an -ét; • --Jt
Het wijfje Is doder van kleur.,: dé oogtand lichter, de streep .van
-t-bog naar den nek donkerbruin én zwarte, streep aan de Wangen.
Q&choon het staartmeesje geheel Eurdpa-bewoont, wordt het zuidelijk
minder ye£lvuldigr aangetroffëir. " In ons land, is het ||gjÉ|j algemeen in
boomgaarden, hagen enz. 0e méésten blijven dén winter over, eenigen'
trekken met November weg otn in Haart wepr te-keeren.' Het nest is
zeer kunstig gebouwd. Het staat gewponfijk op manshoogte op een. tak
of een stomp in wijgen- of elsenhakhbut, soms ook in Duitschland
tusschen hopranken. Hethedt èene eivórmige ofbhidelvormige gedaante, j
is van een zeer eng vlieggat voorzien en wordt .uit mos, boomvlechten' f
enz. door het wijfje alleen gebouwd, terwijl het mannetje de bouwstoffen 1
aanbrengt. Daar het steeds gemaakt wordt van het mos en de vlechten
vaö- ^en boom, waarin het staat, gelijkt het zeer veel op een boom-']
knoest, zoodat het zelden gevonden wordt. Het geleg bestaat uit9_12
zéér kleine . witte, jfijn* fopd. gestippelde eitjes, die door beide puders
afwisselend gedurende 13 dagen bebroed worden. Het eerste broedsel
wordt -half ’April*, het tweede half Jüni gemaakt.
Als kamervogel om .de weekelijkheid niét aan to bevelen; • In dé
volière evpnals de kuifmees verzorgd, blijft het evenwel goed in ’t leven
en is het een /.eer lief, monter en hubsch vogeltje./
Als laatste inheemschy soort vermelden wij pog; i
DE BAARDMEES (P. biartmo»^. Plaat XXIV. — VogeI-140. Heet verder
nög baardmannetje en in ErfaMand ^ekvogeltje. Vreemde namen„ Bart-'
meise, Bartmanchen Duitsch; Mésange ö. moustaches, Fransch) Bear-
ded-Tit, Engelsch; Baset tino,
Het baardmannetje is zeker niet de winst belangrijke onder de in
menig opzichT'zéo opmerkenswzardige memm&miliel ’ Hét' is bijpa
;pyer geheel. Europa verspited, doch schijnt. Dr, Russ in
'Öuïtscliland .vrij |zeldzaam te Zijn, ijok m hn niet veel
voorkomen', daar de bij ons gevangen jMSü&tèiï aftrek
in dat land .vinden/. Volgen« 'Professor Setöefttf. Mim gftl
slechts hier en da#r voorkomen en wlélsdm
dam en Gouda en zou het op dé piassen bij K r. -nv. 1
broeden*.} Het bij ons evenwel veel meer verspreid
aangeeft. Mr. Albarda zegt dat/het op veel plaattefe ia ‘ * W » ; 'iHóftdt,
zóoals in de rietvelden onder Suawoude, Garijp,, jlfhinr
kérk. Volgens inlichtingen.misdoor de heeren Vos■ > ' i, ' ,n' > en
Nieuwenljuyzen te Lisse verstrekt, moet het ook zeer iJrijfc awn
in de plassen, en polders van 'bet • vroegere N'aardet-raeeï m. |§i de
- ' | • baard, 'ter lengte van. 2 cH., dk de keel' üjoot;
f schouders en laatste slagpennen w it, 'waardoor eene breede witte
A streep dwars over.riden rug ontstaat, vleugelrand wit, kleinste,
‘ v.leugeldekveeren roodachtig geel, de' vólgende zwart met roodgele
kanten, de daaropvolgende kaneelbruin; vleugelslagpenhen
zuiver zwart met witte zoomen; ónderachterlijf zwart, staart
— kobdachtig geel met liqhter randen. „Snavel levendig, citroengeel,
• pootjes zwart, oog bruin-met gelen appel en.roodgelén land.
Het wijfje is joffer gekleurd en heeft een .zwakken witten
'knevel, de onder staartdekken. bleek' roo’dachtig. 'géel. • .
Het Baardmannetje vertoeft aan moerassen., meeten en plassen in
het hooge en dichte tiet. ’t Is een - onrustig, behendigf en vrijpostig
vogeltje, dat zeei■ vlug klimt en zeer snel ep den gr,on d j
vliegt goed maa r met zukken. Het nest wendt zeer kus
rietbladeren , gras,
halmen t en vezels goed dssé
gras , bies, ziét ?ein in steggen gebouwd «
rood gestippelde')sn gevlekte m m ]
13 dagen bebroed worden Vbv n p Baardmannetje met lijm-
roeden, meezenknippen, vrict dte» kjkvogel o f niet teflfciwortnpn.
in’ de -kooi bbjBl h*" ■ 'Mjlèyïiön.
OE B O O Ï K L E V f ? ES MC t » 0 0 M K R U 1 P E R T J £.
HET BOOMKRUIPERTJES (Oertuiafamiiiarii). Plaat XXIV. —-Vogel 141,
eet in Noord-Braband Klomp vogeltje, in- Cad?and Duiratje. Vreemde
amen/ Baumläufer, Duitsch; Grimpereau, Fransch; Common
reeper, Rngchch; Scorzajpla, Abricagnolo, Rarapichino, Ttdl\ v "
Het Boomkruipertje is* van alle ijdieémsche vogels gemakkelijk te
meer dij de opeenten aansluit. Van f iu...:;ien bevat ons 'and C
slechts een vertegenwoordiger
f t 1
/ tk ^
L
(j.Jfa-bberl ri. d . £ .