stand biedt. De 4— 6 witachtige, grijs en roodbruin gestippelde en
gevlekte eieren worden in 14 a 15 dagen uitgebroeid, hoofdzakelijk
1door dat -allêéaSoraBgn
. afgelost. Er worde een broedsel in Juni gemaakt. De W: elewaal komt
in het begin van Mei
moedig en vermetel egenoi ei kraaien, eksters en andere nestplunderaars.
Het gezang is eèn verklinkende, zeer welluidende en klankvolle fluittoon;
de loktoon klinkt als „tèk, tèk" en ,,’krèk. Vooral des mor i-ns
die door het wijfje met een krassen 1 „kwèr" beau woord worden.
Als kamervogel verdie it de W elewaal wei u im aanbeveling. Het
fraaie gevederte verandert in de gevangenschap spoedig in een onaanzienlijk
groenachtig kleed. Zijn gezang laat hij niet hooren, endoor
zijn wilde en woeste gebaren, vooral in den trektijd, zijn staart en
vleugels gewoonlijk deerlijk gehavend. Om oude gevangen vogels te
ge ennen moet men ze de vleugels binden en ze voeren met kersen,
ien, miereneieren of een mengsel van fiji uuv
kalfshart en geweekt oudbakken brood. De jongen kan met hetzelfde
voedsel groot brengen.
DE PESTVOGEL (Ampolis, Borabycilla. earrulü). Plaat XXV. — Vogel I45
heet ook nog: Sneeuwvoge], Wijnstaart, Zijdestaart, Beemer, Zwarte-
' ;-8%tel^;en in Groningen Lakvogel. Vreemde k u i d . Seidenschwanz,
Pest-Schneevogel, Haubendrossel, Böhmer, Duitsch; Jaseur de Bohème,
Fransch, Wax-Wing, Engelsch , ‘-Ï
De pestvogel mag over het algemeen in ons land wel tot de zeldzaamheden
gerekend word :n, 06c roon hij in enkele jaren, zoo ils in
tS47, 1S49 en 1S51 zeer talrijk voorkomt. Waaraan deze onregelmatige
verschijning moet toegeschreven worden; is niet bekend. Hoogstwaarschijnlijk
drijft voedergebrek een grooter aantal vogels naar zuidelijker
• streken'. In Duitschland komt hij geregeld eiken winter veelvuldig voor
en ’s . daar als kamervogel zeer gezocht. Het vaderland van den vogel I
is noordelijk Europa en NoordeAmerika. 'In strenge winters komt hij
* meer op onze breedten en trekt tot in Italië. Het voedsel bestaat uit
insekten, die hij op een tak zittende beloert en in de vlucht vangt,
een groot gedeelte van zijn voedsel vormen ook allerlei bessen en ]
wilde vruchten. Tot voor Weinige jaren was men nog geheel en al
onbekend met de broed wijze, den nestbouw, het aantal en de kleur
der eieren, totdat eindelijk de Engelschman Wollay eene re s naar
Schandinavie maakte om nesten en eieren van de Pestvogels te zoeken.
Deze onderzoekingen hebben geleerd. dat het nest van 5— 20 voet
hoog op berken- en dennen dicht tegen den stam tfu lt\n _mt*mos' (I
boomvlechten enz. gebouwd en met rendierhaar, vezels en veeren 1
bekleed Vordt * Het geleg bestaat mtf^ a 6 eieren, die zeer veranderlijk'
Van kleur zijn, en groenachtig, blauwachtig of roodachtig grijs van
grondtoon zijn met aschgraiwF.igèlèVgmikc^uin^h' zwarte vlekjes.
Zij worden in r6 dagen uitgebroeid.
F«stvogel is een zeer firaaie vogel, met zeer opmerkenswaardige
^-J.jl^h'-t^’jninnetje zijn de bovendeelen roodachtig grijs, de;.d
onderdeden witachtig grijs met eene roodachtige tint; het voor-
hoofd is roodachtig bruin; de kop draagt eene spitse kuif van
zijdeachtige veeren van ongevee 4 (m. lengte en roodbruin
van kleur. Keel, wenkbrauwstreep en teugelstreep fluweelzwart;
achterste slagpennen grijsbiuin, naar binnen met witte kanten,
aan de spits glanzend goudgeel geylekt voorste slagpennen dof
ril? *' ls ' TSsSn itjudj, '■ * oir^nizt^
snavel heeft eene zwarte punt en is gekromd. De poot is zwart ;
is do.~ei CaCTricu'niaffi
zwarte teekening en de roode p inten zijn kleiner.
Als kamervogel zou de pestvogel
niet te
IBi^ia^gSMEX^BjnCMWgCTaKherbeS'-en aardappelen, gekookte
de kooi houden. Het gevederte is zeei fraai, het gezang echter van
I " duig beteekenis. De schaduwzijde is, dat de vogel een onverzadigbare
vreter is en daardoör zijne kooi onbeschrijflijk vuil m takt t
^'e'rdo^micUi i .‘Plaat x \ \ .r '-
p xw i; -x
Notre-Dame, Fransch; Common Kingsfisher,, ,j‘Sngéhch; Èiëceï di
Santa Maria, Üccel ipescatöre, Piombino, Hal.
't j s een prachtige vogel, onze gewon ÿli)Aj.oae kjcuctTnalft
^ 11 sten kan wedijveren.
De bovenkop en achterhals zijn op donker grond en zwarten grond
met smalle, dicht bijeenstaande marienblauwe dwaïsbanden geteekend,
de schouders, vleugeldekken en de buitenvlag der
met ronde, marienblauwe spitse vlekke
gedeelte der bovendeden haai turkoisblauw, een streep over
den donkeren teugel en eene overlangsehe vlek aan den ondereten
oogrand, tot achter de oorstreek, zoowel als de geheele onder-
kant
B ^ E ^ ^ g a ÿ flw ^ te l^ cqgïihileaBKailrageaTOWiB^I^I^^SêêiMl
doorloopt, de einden der vederen van de bovenste borstzijde,
de staartdekken ter zijde en de staartvederen donker ultramarijnblauw.
Het oog i: donkert ruin, de zeer lange snavel zw art, de
basis der onderste h el ft rood; de-korte pooten zijn lakn ijaisj
De' Ijsvogel is over geheel Europa en over het westen' van Midden-
Azie verspreid Bij ons komt hij langs' de boschrijke oevers van beekjes
en rivieren en zoete wateren voor. Het nest wordt diep in den oever
uitgehold, aan welks einde zich eene verdieping bevindt, die met uitgespogen
vischgraten bekleed is. -'■ '•ij
Het geleg bestaat uit 5— 10 gl: nzend witte, bijna .kogelronde eieren,
die in 16 dagen worden uitgebroeid. De jongen worden met water- -
insekten en kleine vischjes-groot gebracht. Ook de Oude vogels voeden
zich met visschen, vischkuit en waterinsekten. Dr en lang kan de
Ijsvogel op een bot en het water hangenden tak beweegToos .blijven
zitten, totdat hij eensklaps bliksemsnel op'de' bespeurde buit neerschiet,
die onder het water vervolgt, om haar, als zijne vangst gelukt ' ‘
is, op zijn vroegere zitplaats te verslinden. Als gedurende den wintf$||
het water langen lijd met ijs bedekt is, verlaat hij zijne gewone standplaats
om open- water op te zoeken. Hij vliegt pijlsnel, dicht over het
water, maar - loopt of huppelt nooit. Elk ,paar heeft zijn eigen gebied
en duldt geen mededinger in zijne nabijheid. Jaarlijks wordt in Mei 1
of Juni een broedsel gemaakt, maar hetzelfde nest wordt soms-jarenlang
gebruikt. In Duitschland heeft men lang getwist of de Ijsvogel tot de-'J '-
nutuge^ ofjn&3 dc jx nMellihè jo fe ls moet gerekend worden Kram
ergenk. -^^grpbte'wrhetrig^plgppy dan zoiT.&mi. ,do^^MMra^®eifeVanJ ;
vischkuit en kleine visehjes ..schadelijk kunnen worden; maar daar hij
'tot de meer zeldzame vogels behoort, kan de chade, die bij aanricht 1 '
.l-i'.l 9
niet zeer groot zijn en verdient de prachtige vogel beschermd of
je d
d_.' ■
B E S B a l in^WnBie| a s ’cl ) J . t ’t n
eenige dagen. Jonge vogels kan men evenwel met kleine visehjes,
pxuu*i£i (f’ 1 m
worden zeer tam. .t
-ci -h m Stronthaan,
IBWiiffBSrlAc ''*T* I n E L*l N • N J t .j J aTIwE t*! 1, th_
iim'n ~ » ' 1 1 is hii , i>-vin
Duilschland, vrij algemeen, op andei
voor. In ons 11 id m 11
rv*fl^i 1 n n n >■ iv ! l 'j } tl j |Al rl ^ |I-
,dtv^juriciêM^SMgi-n
’t Is een voorzichtige en
st» 1 M d ^ W ^ i i S ? j i S s ï v ^ m |
omhoog en blijft zoo beweegloos liggen totdat het gevaar voorbij is.
Hij is ongezellig, twistziek en duldt geen van zijne soort in zijne
nabijheid. Zijn voedsel, dat uit kevers, sprinkhanen, veenmollen of
krekels bestaat, zoekt hij op landerijen, mestvaalten en uit allerlei
vuil, zoodat de volksnam«n, d e wij hebben opgesomd, ni t zeer
onpassend g< kozen zijn. Het nest word in holle boomen, onder
wortelstronken, tusschen aardklompen en grasbosjes gemaakt en bevat
1 .1 6 zeer veranderlijke eieren die g< i^ ^ ^ g 9 ^ j^n iirg ’jjg| SfflBdeM
*171Ïjtu^:^t&ÜüTti£iVclj.r aidlj^d d dan 'dow
het mannetje ge 'j l j ^ ^ m d t ' D-ir dreksjoffenfderIfcB|gjaj
uit E ^ ^ S rat^^H^mdo^pSjin^1 Wioetein 'mj alleilei
weinig onreinheden mecdfaagtvj heeft ühe^üestl^een zêer-lk^^^n naam.
en- -nog veel slechter reuk, die zelfe op de ouden en jongen overgaat
en dezRn^^ ^ ^ulbmrpt^ . -
Het mannetje is op de bo end len somber ge 1 rijs, vleugels
en rug zijn overdwars zwart en wit gestreept; de onderdeelen
zijn dof geelachtig zwart; de buik overlangs zwart geytekt,
bentaeniug zwarglAntèMuindefenL. dTOSplm|, stuit wit^^TOfi;
zwart, j ^ ’t..middfenj.r^lyen.bTeeapn witte f f i ) ^ ^ ^ ^ m » e 5taah-;
H»ra^^sè'frijén;.bèweegbare^^^^^rarafla,chtig gêl^^^^fe.®iet
3 'Js ,zwarte ’ witte\ïlek. Deze kuil kan W a a i è r ^ ^ ^ ^ ®
^^-igespreid ofj6^®lat óp (bn km,-i'--rb'l ?d+hoj^n J l ,- s i r e
™ t . i - i ^ d n a ^ gTOWgeMg^^^êltK^rtbruin ~ran
BBwihaiv. met z'Watfe spits. Dè portrm>KTi^.grl>‘^cn$]?ip'1c p u t
L ^ / I o S ^ r k e Ln n i?*poffev m ^ejc^uindei -rotl?|
en heeft eene k le in e ^ ^ ^H ^ fi
Pe nudo- hnh: iMmóeieliA->in51eventt ^ mde'n'kh4^ 1^ 1^ ^ an 8en
met in -melk geweek brood, miereneieren, meelwormen, - rauw .of
gekoökt ^ w B n W se lang5n‘^ ^ ^ » >t--
et&i.
met dl^kïie-.zitstckkeii en diepe v0l‘i:,^^^Kkba3cktp. |
"tfy-erdéfti siM ^ t aen. zeer -dikwHMs&|só&^»dT!inifefkooi. doen t e ivoor
, dragen.ntD.e vogel mag niét te warm staan,
^anpManif^eA^Ee-^.snavel |I^]ir- en’ kan-.-hij niet meer eten; ook te
ï^ ix i si hu niet 50 ekj’t Is -oyerigens een zeer aardige,
il^im^ènsw&dige en ^ p ^m é ^ i^ e e r fraaie vogel, & zeer tam
moei'men .hte»
ié6®*“ ^ ÜI 'Wegvliegt, daar de
treklust zich dan doet gevoelen.
DE VLAAMSCHE GAAI (Gtan-ulns Btandartra). Plaat XXV. — Vogel 147,
ook Meerkol en in Vlaanderen Rotzak genoemd. Vreemde namek.
Eichelheher, Duitsch; Geaicom-mnn, Fransch; Common Jay, Bngeisck,
^BffijP|P|aarraSiei gaaiSMmtjijisfkïn^ p ogéliaahbeyelirig. -Hij heeft
P ^ ^BMgOTedeftSVlw^^^a^m^vóagëttijzeer Jgm, leert praten,
B w H B ^ E o o is aB mBaeistrrliiVe - ii"-Ji'‘i,|y j^ ^ !(ld ^ ra JP ■ zoodat hij
zeker als een der gezelligste vogels kan beschouwd wordeii. Men voedt
P B H p ^Toiia - tarwebrood’ óp tffli votfr»
B^hSilt?nl < .k-'k en beukennoten eet
n 1 g.'oótè kevers, eieren
] n den vrijen staat doet hij wel dienst door iet verdelgen van een
aantal kleine en schadelijke dieren, maa het nadeel dat hij berokkent
door het plunderen van de nesten van de nuttigste zangvogels, wier
ieren en jongen hij meedoogloos v slint, overtreft ra re het nut.
idf f l c l r c ' psgü^ocA,
S j p j . > ï'
wit, door breede zwarte strepen omlijst, .Vommi-zoogachttg
^tSiiram ,-f^wa$?iln^Mgèstreept, 'apjttetkop- en rug ni^t'gestrpejjt;
onderlijf wit, slagpennen en stuurpei nen zwart, buitenste vlaggen
I Ig-ikaiV^JhE1 J-e 1 f t ’ 1«, ht-msb-
blauwe spiegel, met witte en zwarte dwarsbanden. Het gevederte
is zeer zacht en los. De kop is versierd met eene ’witte,
^B g n jjfc ü ijw ri E ^ ^ t o ? ^ n a ^ a 'l''ii a i f f i ^ .t Jgcylektg k ïjfi
,ii, •S n av el»M .^ ^M ^ ^M i® E n :^ jS < ‘=c'liU,-i’iigf oog lichtblanw,
p j a tkleiriCTf van jkleur,- mek
jk^kh'iriei
«o hnoordwestelijk
Afrika verspreid. Bij ons komt hij , ,*-l alrijk voor waar veel naald-
I^H ^ S n liê iif r nestpW^mnjdopmsfrnikén. en- op
boomen uit takjes en heidekruid gebouwd en bevat van 5—7 geel-
^ K ë “l^ tte ^^TOnW tte, ^espljejnkelde
w ijfM B ^ ^p l& g ed ü ren de
broedsel in April gemaakt, soms 1 Dg een tweede in Juni.
DE SPREÊUW -stumus vuigaris). Plaat XXV. Vogel 149.. Lokaaï.'
\ \ N P^I 1 tjnTÏniiTl^it.lier, 1411 C ^ èiPrS i in - n 10 (-rionipgEn
Spra, Sprotter en Pratter, in het land van Kuik Sproon, in Friesjand
Pratter; de jongen wordfih'bbtterKnhi^^^pBliDoddekortegenoemd.
V reemde namen.. 1, 'iprghe1 ^ p t«H ■ Fuitsch, Etoumeau, San-
jholm«*“ / , « ! ' / ^ nSmaMc’1 ■ Fngeiscfi; Stamdlo, Storno, Ital.
- '1 )iiS*’‘nis* Snf ...nK ss& i .'’den vreemde wat ons ei^en land ons Jp.
I ■ I J H i^ e jk e® |S om s -gevén wij
W t ^ ^ « P f tenkindsch|jM|gasJ? Jetsrijl M ,een der aange-
n aam s^ i^ ^ p ^ ó n d en d ste ' kameryogels, die b^‘ tagooze scharen over
onze velden vliegt, onder onze daken nestelt en bij honderden en
j d jl z ^ ^ ® ^ tW a j .u n 0115e boomep/px-itilmen en lang wegenbevolkt,
L