meend, dat het kraaien pp de donkergekleurde ondef^^ét het*
kenmerkten; maar % heb later ondervonden dat dit niet^ tip steek
houdt. Om de geslachten te erkennen, handelen zooals
hij, "ten Rijstvogel is aangegeven.
Reeds is gezegd M ^ j p ^ f f i apro^^tetekende •
Een paarde broedt bijna overa^fi altijd. Men behoeft het'slechts een
heef,of half gesloten nestkaste ,te. geven, benevens agavevezelen; ^&0>>
halmpjes m ■ m het
van het nest beginnen. Dit n é f t l l^ S nit een tamelijk verwarden hoop''
van bovengenoemde stoffen, waarin eene wordt^'
slechts wemajé veertjes bf vlokjes;,, wöl bevat. Hbfc gêlég bestaat i g
I H I eitjes, d if^ ra feA iS dagen d©’OT^i|p ouders worden-uatgebroed^
hetzij beurtelings of soms’ beiden te gelijk. Dë jongen groeien schielijk
-oj -en worden rbet^elgepl, miereneieren en geweekte zaderijen gevoed.
weken verlaten het nest, maar këeren er ggdmjeiide
•eenige dagen dies avonds in tenig,, ,om ér den in door te brenigenl,
Wanneer ze uitvangen, daar
zij het dén ouders anders ‘■ te lastig maken, -doordien zij gaarne weer
bij hen in h e t lllll kruipen, wanneer daar al het tweede broedsel huist.
_-‘]l5e Japansche. Mpëh%fl|s' zijn de verdraagzaamste en zachtaardigste
vogeltjes -Spil mèh~ wenschen kan. Bovendien zijn zij -volstrekt j niet
fi^^ïw, fzoodat men gerust het nest kan naj|apn en 1het zelfs ~van den
, Élll§: :nemen,^^^fefiÉat- de’. wogeM^^ epje^ ^^ ^ ^ ^ .-verla^.n ZhJ
broeden ook zeer vast en brengen de jongen uitstekend op.__
En het algelo'open jaar heb'ik een bastaard gekweekt - van een bruin-
bont Meeuwlje en had reeds dikwerf
Iggzi'én, dat de' Muskaatvognl zijn hof aan het Meeuwtje maakte, maar
dacht op geen bastaardteelt, daar ^r >©'ok van de^l^eeuwtjës ma^^ès?,
in de vogelkamer zijn.' Onder'een broedsel kwam. echter een jong uit,
dat geheel en al vaalbruin was,► met uitzondering van eene witte vlek
gan de kin. Ik dacht eerst, dat ik een terugslag had tot den oorspron-
ie lp fn . -sfeünivalïêEj, het ^iBstèiarige Bronsmannëtje, -te' mêef■ dia|
gestalte van den vogel .ge'hggl anders was' dan van de Meeuwtjes. Toen
dgfce jonge vogel*echter ouder werd, begonnen zïdh^^^yn daar aan
|||tj|onderlijf en |bij den staart zwarte stippels te vertoonen en wëlcha
was hij, wat kleur betreft, volkomen aan den Muskaatvogel gelijk,
met uitzondering echter van de witte kinvlek. De gestalte komt ©o'k
met iaën van. tdeBm ^ ^ ^ ^ ^ ^ p ^maaar' de staart is spits, dus een
terugslag tot den Sf>v acnticr ïn.-5niêf; recht- afg.esne.den., zoèM^lsrlvÉcn
muskaatvogel. In de maand April' van dit jala£'(i882) vloog ee^mestl
uit van vijf jongen, die eveneens bijna geheel vaalbruin zijn. Aan
.bpwênkëp' en ^Mhebben zij echter eene witte vlek en de buitenste
slagppn. der vleugels bastaarden van den
Muskaatvogel, want bij de reeds b e g i n n e n d e ' d e '
gevlekte teekening van' den Muskaatvogel te voorschijn. De prijs
der Japansche Meeuwtjes ris: Witte fa r{nf 8; Bruinbonte
ƒ 6.
" D E- - A M A N ®$|E_ ( S p é r m e s t M ^ ^ M W
V ' PLAAT IY. - YOGEL 22.
Aïa@Ënfy;fl'c^Mll;; Loxia^ girasipteibn; SpermeBtesj.*6o^^^^^p^CLnfatuB. ^ |
Yreemde Kamen. La Bandelette, Hirondelle de Calcutta. Fransch. — Kleine Elster-amandine; Kappenfink, Kleines Elsterchen- Euitsch. Hóoded-Finch,
Onder den 'naam van Bandetotjes of Java-Zwaluwtjes vermelden onze
handelaren eenige vogeltjes, die wij11nu zullen beschrijven en waarvan
bovengenpenfde • wel het veelvuldigst in den handel komt.
||||le Monnikskap-amandine behoort tot de kleinste van | | || | sp.Qrt,
en is een def^behte. broêdvogels, die wij onder de vreemde gasten
?^I^TvQgelkamers- tellen. Evenwel' rivordt InifepMyQO veelvuldig ge-
houden als, vele andere, welke omstandigheid de ^Jiv^i&i^ge kleur
zeker wel de eerste oorzaak' is. En t©^|7is^^t donkere’gewaad niet
Kop, kin, keel -en. krap. zijn zwart r ^ w én fraai - purperen
mpta^lglans. weerschijn: nek, hals
en verd'êrq bovendeden bruin., Slagpennen aan de buiten vlag
't ' 1 'geer smal bruinachtig gezoomd, aan de binnenzijde met een'
roestHeurigen rand; Iffipen - b o v e n s t ^ ; b r u i n -
achtig wit met smalle zwarte dwa^j^en^ van onder zuiver wdt;
glanzend'.^^^^em liheniels; brum
met breede witte dwarsstreëpen, die naar achter toe steeds
* ‘ ‘ smaller , worden; . ondeipte vfeugeldekkem roestvaal, onderste.
- staartdekkem wit. Snavel zwart, onderkaak, wit offp||[t lood-
kleurig; oqg donkefB^anv; pootjes donker horengrij§. He^ wijfje
;^||èêkënd:,: v . .
De Monnikskap-amandine ^ ^ og geinig bês<Éi|^ n èh werd nog
vijfentwintig iaar geleden vo^ljnilË f e etst levend naar Europa
overgebracht:; thans wordt hij j aarlij ks
'vmd^ê^ér ^E|et i: .wferkelijk
meer algemeen bekend te
goed gehard tegen de verandering _van klimaat en'r s^hiaflM zénder
zwarigheid ter broed- ' 1
M|t vaderland strekt 'geheel %^fïs#:
■ ,'Hpnglin ^^Shet in Wëfit-Ahvssmifi1 wqórqik in barfiboesboschjes en in
|§dden-Afrika^^^^^^|^hs aan.
^ In {de~-gevangenschap nestelen zij ih eene of andere holte,, hetzij p
'ftü^g^ïoten. nestkorfje
dighéXdj.^ordt/lbij den nestbouw*niet ontwikkeld; de grove bouwstoffen,
zooals hooi- en grashaimen, plateitjenv;éZ.dii enz. woisdjeiitv wanordélijk
opeengestapeld en de^nestholte met paardenhaar^ ^oldraadjes en^ andere
zachte stoffen bekleed.^ Beide ouders. Ibro'eden gewoonlijk te samen ©tp
de ’’kleine witte eitjes-, die na twaalf dagen mitkomen en na ruim drie
het m'e'st.
: ’! :l&ën broeden, moet.
! want het'-is
zelfè^eêi grpotere' vogel^'-d^^Mp^vpgelltamer j l
zouden storingen bij de andere broedende vogels kunnen veroorzaken.
}% Met •voedsel is hetzelfde als bij, alle kleine vinkensoorten. Kanariezaad
en verschillende gierstsoorten - maken het hoofdbestanddeel er van uit.
V©or d]è'' voeding der1 j’ongen moet men ook miereneieren ’en eierbrood
De geslachten zijn Moeilijk te onderscheiden. Dr.. Ru-z zegt, ^dat,
wanneer twee vogeltjes naast elkander zitten, het kleinste*mfetim ffitf
borst het mannetje is. Bij het wijfje is de borst meer of minder gevlekt.
.Dit onderscheidingsteeken is qbli(l(êr z©,© gering, dat men er weinig op
af kan gaan. De liefdesdans, in den paartijd door het mannetje uitgevoerd
,i ;geèft meer zekerheid. De prijs van; het paartje is 3 a 4 Gld.
Er bestaat bijl '©nze vogelhandelaren zooveel verwarring i f iviê.1 namen
aan• de verschillende vogels, ^an deze .soort gegeven, dat ik aan mijne
lezers in overweging geef, of het
jglsgi van Dudtschers en pngelfechen, o©k Ekster-amandinen of kortweg
Ekstertjes te noemen. De (kleuren komen veel met die van de eksters
■ v i l 'benamingen verkrijgen.
Ik noem> das de cucullata het, kleine Ekstertje en geef aan
den
HET GROOTE EKSTERTJE H
Synoniemen. Amadina, Munia, Amauresthes fringilloïdes.
Tokeembe Kamen. Koniaefcte d’Afrique; la plus grande Kernnette; Fransch. —
Êrrös-zte Elsteramandine; B-iesenelsterchen; Duitsch. —
Pied Gtrass-Finoh; Magpie Mannikm; _®M<7eZsc7t.
Dit vogelde ia nog islechts sedeit een twaalftal iaren in Europa ingevoerd.
Het is veel grooter dan de voorgaande soort, waarmede het
^'fëngèns veel overeenkomst heeft. Afe^ vaderland geeft men het Oosten
en Westen van Afrika (Sanzibar en Senegal) aan. Over het vrije leven
is, weinig bekend. Als'.'ibr^edvqgpï sehignt^h,et.aanbeveling te verdienen,
want vele liefhebbers zagen reeds menig broêdsel ving worden.
^%-yli!ovéhrè#l!eh 'ddkÓgëipfniÉ; kop, hals, kin, keel;.een vlefe-aa®|
de borst, stuit, bovei^0'|^^M^pd^en^efflstaart'zwart, met
of purperen glans:; kop, onderdeden en onderste 1
vleu'geldekveeren wit, veeren aan de buikzijden zwart gevlekt.
Iris' snavel, donker loodblauw, ondersnavel licht
loodgrijs, voeten loodkleurig. Het wijfje is volkomen aam.het
mannetje gelijk.
Het nest wordt öf in .een. kastje, of in1 het struikwerk gemaakt. Als
gast ^^ge vogelkamer is dit vogeltje verdraagzamer dan;het voorgaande.
r 0v HETfTWEE|lEURI6 iK|TtRT|E.;' (Spermefl^ ^ ^ M i
'Amadina bicolor.
YREEMDEvKAM®N.^JBtool'ore | | Fransch. — ZweifarMge Bister-.Amandine;;
1 lS ^1 ^iaiiz.-®lMt0E6h6n<; Duitsch. — Gape Palmas. Finch; Two-
Mannikin; Engelsch.
Di-t sierl-ijk' vogeltje komt in kleur en gestalte veel met het kleine
Ekstertje '.overpen' Ofebhpqn .j-uist geene' zddzaamheid; komt het toch
Mfet talrijk op de vogelinarkt. D& L@ndfensehe Dierentuin bezat het
Seerste dngnvoerde 187-2, later 'is het meermalen^tot ®ns gekomen;
maar,
''meB niaar over; h^’fe^ijSi
léven is pj^hiets of-zpCT geinig bekend, In de gevangenschap heeft
’^p.mëefiÊi^l'éh gebroed > én ’/^volgens bericht van Dr. Rusz, in Duitsch-
eerst’ -bij? Majqoit'vóïi Bomsdorf tè '.B erlijn la ter ook bij
vdén' heer lMehd^J^p^^Ë3raaf York von Wartenburg en anderen, In
nestbouw k^|;^netAinJèt het Kleine1 Ekstertje overeen. Het
is:
vletigéls en keel, boven*
i^-^börsf (qn^zmen ; 'onderzijde van af de borst, ondervleugels
1 ; enMmai^ffl^melen witö^Dóglbruin; snavel donker roodblauw,
geslachten zijn aan elkander
^^PM^ lsgv^^^e^^éci^^tielvkan ■ va^v/rof^,B^s^dfeiivbedi,agén.> , /
)T|^B‘ehalyy^DO^ , soorten komen nog, hoewel zelden, de
volgende in den handel: '>
Het NETVLEUGEL EKSTERTJE (Sp. Am. poënsis), aanh et kleine Ekstertje
hef" o p ^ e vleugels eene Jnetvormigë |
teekening vertoont.
^^^^^^^MSenegambi^tot aan^^&em§?fee^i^n^^ Êemantjo'" jPq;
Het R00DRU6GIGE EKSTERTJE (Sp. Am. rufodorsalis, Am. pimctipennis).
^ ^ B f f l ^ ^ ^ ^ eltre^r^ ^ ^ ^ ^WfmleiM.ro^iCT^^gQMteeKEnihg komt met
die der j v o n g è i^ ë r e e n ^ f^ T la ls , kop , verdere
B S ^ ^ ^ ^ l^ ^ ^ m ^ P |m M ^ ^ v ë m e}^yiëugeldekkem; mi'et^^itte schacht-
• streepén met witte randgerand;
stuit efi^oyenSté' staart-
p ËM e d é j^ r ,2w a r t. en staart zwart;
snavel blauwaehtig wit,' pooljes bruinachtig.
Het DWERG EKSTERTJE CSp. Pyrrjiuia nana), vermeld ik terloops. ,S)Wef>.
ik weet ^leËgte bedraagt
a^^^agn^^m^roq]M^^5^bo^ënstaartdhk^ëdëfen!en zwarten staart.
Het bewqb^tyi^ jt^ p jêp ^ ’,iï,i^i
j ffl^^®GESJrp EER#E^AMANDlNE OF JAK08IJNTJE (Spermestes striat^.
^ ^ ^ ^ ^ pO S E r a ^ L ö x ia , Amandina, M^felIT^oIbjiöhaf, Trichogrammoptila
[ /,, ■ striata^, Fringilla^leuebnofa.-;,^
'I y Q - e s t r e i f t e Bronzemannchen; fi'mtech. — Domino, Jacobin,
j^ ^ t^ ^ M W evl,Jlé:fe3oiirboif^jV<mgeA.-'—r Finch;
Engelsch.
M ^ ^ H § S | X A R T I G E ; A ^ D I N E (Sperm, acuticauda).
Synoniemen. Munia, Amandina aon^canda^ Droloncha molucca.
Yrbemde Kamen:' M p no; Fransch. —v SpiMZsenwanzige Bronsemannchen;
^ t ^ ^ ^ M M ^ r ?>Shai^taiIè'dfSiB^^ ^ Engétsch.
^^ ^ ^ ^i^^L^pmorteh r kaii «-thei^^^^^Mjk^bijëenvatten-,- daar.:'zijlim
■ ’ f e u r '}- g e s t a l t e - - ' z e e r a an^ J^ l^ v e rw a ilf zijn, dat
men/ wel twee’ylok^mr|sseh Yoor
I zidbyheefti^ v* -
Bovendeden iWodafchtig of chocoladebruin, bij de Striata
geelachtig wit, bij de lichtbruin gestreept-;' voorhoofd,
" ^gezicht len^^^fzwaft bij de eerste, zwartbruin bij de tweede,
iii>1’';?önd^Edëel'en'iv d t^ kleur.
- Beide vogeltjes komen vrij zelden in den handel wat wel te be