gaarne .en trosjesgierst Spnun eene lekkernij. Met het .geven van groen
•mpet men dat, jgpêd versch i en niet vocSi'g.
is ^ ^ ^ ^ g g e e n honigdauw mag yertoonen, is nog het best wat men
hm kan geven In den reel zijn zij er e verlekker op E B
herfct kan men hunVhwatlijster- en . lierbessen geven ofschoon niet
aUen dat eten willen. Qok vrachten laten de mee ten onaanger. erd,
terwijl anderen er gretig naar zijn.
Zijn nu dé vogels krachtig en aan hun verblijf gewoon, dan kan
men de broed kas en ophangen en zeer spoedig z illenvzlj' ze bezoeken,,
van al e kanten, in- en uitwendig in oogenschouw nemen en na weinige
dagen zal men; Seeds het eerste ei in het nest vinden. Gewoonlijk legt
het V ijfje om den anderen een ei en begint-zij reeds, te broeden als
het tweede ei gelegd is Het kan dus gebéuren dat de jongen nit de
eèrsïe eieren vier. of vijf dagen eerder uitkomen,: dan' die van de laatst
„elegie
na 16 o{ lS dagen komen de jongat}« it irenaror^titht al zeer.spoeclig;
Re"'aar aan .hel z a^ g ep iep , dat|iS|iiet nest kómt Zoodra er jongen
zijn moet- men moral l ë l f o klc haver, geweekte gierst en kanariezaad
en dan ook. vooral miereneieren, en brood met eiconserve geven.. Jongen,
die met deze stollen gevoed worden, zullen veel 'krachtiger en vlïgger ;
, dan| j i g nA elke alleen met gierst en ka jariezaad zijn verzorgd, j
■ Ik heb reeds eenige oorzaken op gegeven. v a arom'o^ öo eel
t '?n . misvormde grasparkieten geboren worden. Het is hier de
op n06 eene I°<n zaak te wij zen.
Als de grasparkieten eenmaal aan ’t broeden zijn, houden zij er
nietgrafemfl. ~ ee°e hzoedstd Volgt op het- 'andere;, de nesten zijn
nooit zonder eieren of jóngen .en het gebeurt niÈt;}iglden dat er reeds
op nieuw eieren-zijn eer de laatste jongen zijn uitgevlogen. De we inig
:ëOTren kweeker vergetj^ziefr. pvèr zulk eene. groote vruchtbaarheid
en berekent reeds hoeveel jongen hij .uit .de vier of vijf broedsel, die
I f f gels zullen maken kan bekomen, ^©IgëKktiger wijze beant
woordt de uitslag niet aan de verwachtingen. De '
troedse s leverém.inooie, krachtigë;.jÖngen op maar?dle. v in - het vierde.
of vijfde broedsel komen half bevederd, zonder staar ten of geheeHtaal.'
™t de neste 1 Men mèént^dan dat diè; jpnge dieren wel spoedig of
althans na den eersten rui beverderd zullen worden^mgir dat is alweer
misgerekend D e kaalheid vloeit 'voort uit zwakte, ; i t verbastering
De 0 den waren dbor‘^ ^ ^ g e e r te broedsel * veel erzv ak en
hebben slechts rachitische jongen voortgebracht. Wil .men derhalve
steeds krachtige jongen hebben en zijne oude vogels 'lang in goeden
molt tm ^ E m t ■ mecnfariilw^Hl^'^fr^1
,.Se^gW Ala teirm aken en d a a ^ ^ ^ ^ ^ n ^ ^ ^ S f^ S i e !p t r i e n !
gedurende een week of zes tijd geven om hunne krachten te herstellen.
e'iv'èl',isr ^ j E m7Sm*
toch eens in 't jaar een langeren rusttijd te geven en b.v. van November
tot Maart niet broeden. Behandelt hen z ne graspari ieten- op boven
beschreven wijze, dan zal men zeker goede en sterke vogels kweeken
en dan le vert zulk eene fokkerij zeer veel voordeel op.
allen door een vliegen, zoodat die uit,.dezelfde nesten -onder de andere
verdeeld geraken en meu..-m een volgend' broeiseisoen niet be reesd
behoeft te zijn voor paring tusschen bloedverwant dan kan men
uit deze eerste koppels lange jaren voort kweeken. zonder, dat bloed-
vernieuwing noodzakelijk is De heer de JSeuker'!e Ant verpen kweekt
-ed^ t een groot aantal jareri' en met het beste succes nit zijne eigene
vogels, zonder-er ooit' ;;gmmpörtëerdèn' of uit andere volierêsnté hebben
jh j^gebracht Heeft men sléchts een paar twee of drie, -zoodat er meer
■ kans bestaat dat ole jongere vogels met ^ T n e . eigene Stoedérs:' of
zusters paren, dan moet men van tijd to,t^|d nieuw bloet("iu zijne
volière te brengen, anders' zal' ook de ontaarding of *erbastering zich i
voordoen. 1 Iet 1 est zal men doen met eenige paren-gpede geimpofteerde
te koppen - en de -mannetjes van dezen-pares met de zelf gekweekten
en omgekeerd,- Hierdoor"verkrijgt men weer krachtige broédparen' en
kan men weer langen -tijlj|mt eigen vogels kweeken. . "
Eene grapte oprgtffiVvan teleurstelling i .<i'e:';vceivuidig voorkomende '
legnood bij d wijfjes Men zal hiervan echter weinig last hebben als
men zijne vogels behandelt, zob als hier is gezegd en vooral als
mem krachtige vogels itzoekt en deze eerst doorvoed.en 'krachtig
.la&t worden. Men moet echter zorg dragen dat de vogels steeds Sepia
of ouden mortel hebben, waa aan zij kunnen knagen e» die voor -d
vorming van &||jsohaal:.poodzakélijkzijn. ^Verders vermijt e r ren-alle
angstaanjaging tegen dat 1 de vogels -gaan broeden en moe men de
'vijfjes voor 1 tegen tocht beschutten.: 1
lk- gelOof hie verder wéinig meer te moeten toevoegen. De'-gras--'
parkiet is te veel bekend, dan dat eene schildering vanljzijn doen en -i
laten noodig zij. ^
H l ’T U W È M Ë £ OF E D.W'A R D T (Palttao™ pulotieüak'.)
pi,vat f t _ toöfe
' Synoniemen.
Vreemde namén.
Ps. Bd-wardsi; Kanodes pulchellus; Euphema, Euphemia pJÉËla; Lath.mus azurens. r
Schons.tt.eh Tm-kostue, BoUischultorige Grassittieh, XhiïlsclC, - Porruche Edwards, Turquoise, FrameIr
I arrakeet, .Oheétnnt-Bohouldered Grass-Parrakcet, .Engelsch. Grass-
Onder de algemeène benaming in Australische -Prachtparkieten
komen een aantel -klpine en zeer lieve papegaaien in den handel,
waarvan, wij de voornaamste zullen bsschnven’ Een der meest bekende
is, .Bovenstaande soort fiy.'}
Even de grasparkiet werd ook deze het eerst dOoriShS^«!
schreven, maar de bijzonderheden over levenswijze, w den vrijen staat
hebben wij hoofdzakelijk aan Gould te danken. Naar hetgeen genoemde
.natuuronderzoeker daarover zegt, zouden dez paridetéif zich bij ypor-
keur °P 3e U grond ophouden j n maar zelden de hoornen bezoeken ,
tenzij om te rusten en te slapen! .-Zij-schijnen in Nieuw-Zuid-Walis
bijzonder talrijk te zijn, maar hnn verspreidingsgebied is veel uitge-
strekter. Het midden en zuid-oostelijk Australië schijnen evenwel het
eigenlijke woongebied te zijn. In levénswijze komen zij veel met dé
grasparkieten overeen, .ofschoon zij in minder talrijke gezelschappen
bij een wonen. Toch broeden niet zelden verscheidene paartjes in de
holten van een zelfden boom-, die gewoonlijfc een Gomboom is. De
eieren worden, jop het vermolmde'hout gelegd', zonder dat. de ouden
eenige neststof gebruiken, zooals dit trouwens bij verreweg de meeste
papegaaien het geval is.
Het mannetje is van grondkleur fraai olijfgroen, de onder-
deelen goudgeel, op het midden van den buik met een geel-
of purperbruine vlek, gezicht-, kleine en kleinste vleugeldekken
lichtblauw; schoud k bruinachtig rood, groote dekveeren
donkerblauw, slagpennen op de buitenvlag donkerblauw, op de
binneïvlag zwart mderste vleugeldekken donkerblauw, middelste
staartvederen- donkergroen,- dé andere aan de spits hooggeel',
aan de- basis op de binnenvlag z vart, op de bui-tenvlag groen.
Snavel zwart,,'pootjesfg-fijs, oog bruin.V ■.
<»■ Het. wijfje -is volgens vele orn-ithologen aan het mannetj:
gelijk, maar matter van kleur. Zelfs Dr. Reichenow noemt in
zijn werk „die Papegeien .) het wijfje aan het nannetje gel j Cl
Dr. Rusz heeft echter op het verkeerde van deze aangifte e- I
wezen en aangetoond dat het wijfje zeer duidelijk van iet I
mannetje te onderscheiden is.- In dé e eiste plaats ontbreken dé I
bruine schouder- en buikvlekken, vervolgens is de eerste slagpen
1 -cht ; aan de buitenvlag groenbla , in het 1
den zwak gedachtig wit, aan de binnehvlag met breeden asch-
. grauwen binnenzoom; ook de tweede en derde veeren ver oonen
vvit Verd'ersr ls! het -groen |opf|^et: !]ovenlijf .m :ef in ’t grauwe.
De jonge; .vogels zijn aan hét .vijfje gelijk I maar het groen
:anr het.' bovènlij-f vertoont eene geelat 1 tig grijzen tint. Snavel
,- witachfig, oog zwart, pootjes blauwachtig wit. De jonge man I
netjes zijn soms reeds bij' het verlaten van het nest aan de
zwak roode vlek op de schouders te erkennen.
De 1 irkösien beho erf,- mede tot de goede broed v 'gels, een gezond I
Jen krachti; ,paar maakt dikivijfe verseheidene broedsels in het jaar, en
in talrijk. gelkamers hebben zij jaarlijks zon Ier de minste moeite
gebroed. De inrichting van de volière of broedkooi is geheel dezell Ie '
voor grasparkieten; de laatste mag evenwel iets grooter zijn. Men
geeft hup- dezelfde nestkasten als bij den grasparkiet is aangegeven;
evenwel ku 1 jen die in alle afmetingen een paar centimeters grooter zijn.
De Turkosien heeft echter den naam van.een zwakke vogel te zijn;
althans dat zeer velen spoedig 'sterven. Dr. Rusz zegt evenwel dat
deze beweering veel overdreven is en dat de Turkosien bij goede verpleging
goed .blijft leven en niet meer - erzorgmg verèischt dan andere
.kleine papegaaien, 't Is evenwel eéne bekende zaak dat vele buitenlandsche
vogels en vooral de papegaaien op de reis naar Europa ziek worden.
De slechte verzorging, de onreinheid, de bedorven lucht 'die in de
scheepsruim-te heerscht vui atei en derge jke tekortkon ingen in
de verpleging, vergiftigen het bloed' der vogels en hoewel zij oogen-
schijnl-ijik' gezond aankomen, openbaart de ziekte zich gewoonlijk eerst
dan, als de vogels eeiügen tijd in het bezit Van den handelaar'of
liefhebber zijn. Deze hu, overtuigd dat zijne vogels góed behandeld
zijn, schrijft dat plotseling sterven toe aan. het mindere sterke temper-
amcnt van den vogel, ofschoon de .dood slechts, veroorzaakt is door
•de ziekte, waarvan de kiemen op dé reis zijn ontstaan. Als men pas I
^g|ekömene ïttfkosienéiM op eêne warme pjaï^^^^^ffliittfekpoi j
zet, ze met kanariezaad, gierst en wat haver voedert en ze in alle I
opzichten goed verzorgt, zullen zij zich even sterk betonnen als de
meesten fem e r verwanten. Zijn zij nu goed van de vermoeienissen
van' 3e reis hersteld, dan 'kan men ze in._ dfe volière of broedkopi
DttWtètlwrelü, I.
ntoéit'e' brdedèni• -Van' zulke
veel ^edg®^:*èbÉS3fe want zjj behoorén
Êltóne papegaaien.
t-ej'aA^/e nja l8pief bnedett'en als et jóngen zijn,
y»‘
De prijs is zeer verschillend en regelt zich naar f c :0cmere' iif‘
1 vm hèt paai-
. ^eeI^ t EUttMA' nog eenige
^^^M^^^^'d^Véftfv.nldlg^^Otlllogréft-,-TngjrS'aM:''.'wSt-toch nfefr
onvermeld kunnen laten. Ze zijn:
ROODBORST TURKOSIEN (Psittaous splendidus) (Sm Eupherna S^len-
| ^ S | ^ ^ Nè¥^ S® ^™ ^ ^^ ^W / .sp len d id 6 iV '~F.} «arlanzsifiiéh:,.'
I £ -) Mannetje
eel en bovenborst scharlaken rood; onderlijf g udgeel. J%eugêldék]c^l
g l g l ^ g g ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ lzw a r^ ^ ^ ^ ^ S tav^Q-donkerhlaWMy
j,1 ' j jid JaTn. o o -S iM k iLW geroomd; *
I n t 1c _ L icr 'v o e Ï^n1 n ik. 0p tb
geel, van de basis naar naar buiten groen. Snavel '
H B het :
ontbreekt,
■ gezicht bleeker blanw.
DE GEELBUIK TURKOSIEN Psittaous otirysogoster.) (SvN. Euphema
aurantia, chrj oT^ A , t g j Sidlanr
e-fc-. t '« r .r j t ,b i .'o
)-n' ke^ohit, og'i, I
aft ^J koono''t i J
E ^ ^ ^ B ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ j^ ^ ^ ^ P&Sd&èkken^nmdyivleugKldeklotH;
f c t t ’tkrèrz' p* 9 <- pjèonkeU 'au v op’i de
„Cc r c i l r , ^ ! l f 1 lieth>nidtleo rit
'zfetbruin,
Kükll1-1, 1 tt»*ffléir,rm'd'3t^ie '
Hwrfedphn, grbeu'j;,'aa^^^^^ljaW^TOg,,/Var^c^ef''zwaft, de
^ ^ tr g p y a a n ^ ^ ^m M g B ^ l^ t ro r e ié Mlfettixbtnhèn zwhrt, naar'
, 'dogen^.fgo^iè^ibt^lt.* JHet
.h a rf-^tkvific u_véeï i fo h ^ i f 1
wel blauwe :
Australië.
BLAUWVLEUGEL TURKOSIEN (Mtt venu-tus.) ,(Syn; Euphema venusta.
Schanafehi, EemsLtbch^^^^Eerruéhe.yénuste,,
^ ^ÉM^and ed- Grsgs-Parrakeet, Yent^Srads-Barrakeet,. E )
Olijfgroen; buik ^-tuVgeelj^vom^ioofdb-ipd^tvIeugeldekken.en onderste
v%gel|efee^^d^n^mBkujvj. ^ptjggé^.jjSk^^pKMêartbruia,
aan de basis der buitenvlag donkerblauw, smal wit gezoomd, de
•laatsteeven,.,41&ydek - midjlenste staartvederen bleek
S M M B i h m y onder aw i i B 3MB«3Mgtsian demjtedjbléekgeél) aan
de basis der buitenvlag blauwgrijs, aan de basis en binnenvlag
zwart, pootjes grijsbruin, oog bruin. Wijfje niet verschillend. Bij jonge
vogels ontbreekt de * blauwe voorhoofdband, teugel en buik zijn geelgroen,
het blauw der dekvederen dof en groenachtig.
Vaderland Zuid-Australiè, Van Diemensland en de eilanden der
jcBass-straat.