„ a) De geschubde Sprf o f Swaabsche duif (Col. 5 /. Var-squamosa) , I
D .ï Schwaben-laube, iïféSuabian Pigeon, ^-Figeqnr* sguafre, is steeds 1
yan zwartë grondkleur; de vleugels zijn' geschubd,j de slagpennen met
' '■ Wit. gestippeld. De- vleugelbanden moeten* ,wit en goed afgezet zijn en I
de zwarte slagpennen aan de'Spits'^eene, witte punt hebben (gepareld; I
< geyrükt). De ,snavel j -js Het d^i^pèt^p^tslj
zwart bevederd; de nagels zijn zwart. Kop, hals en b.örst, de 'laatste I
met uitzondering van de halve maan, dofzwart, met spreeuwenhals-1
glans;,; met^ wittey koperrood pjffiWyfel^^lansende veder-1
strepen geteekend, welke teekening naaiden,, onderhals toe ® talrijker I
wordt, voor de borst een in de zelfde kleuren glanzende halskraag. Del
vleugeldekveeren, schouder- Ten bovenrugsveeren vertoonen eenigszins <fë;|
teekening -vanVeen zilverfazant. De b.e^e^ehrtig en buik- zijn eveneens I
dofzwart * dé slag- en-shiurpèimen donkerder, de eersten met haaien
■ ^®g|^|de laatsten aan de spits met e e n ^ f i É ^ breedem jzwarten!
band.;, Djg* zilverschubbige variëteit heeft een witplat op' den kppl Dl
bovensnavel mpptjdicht, de ondersnavel-donker 'zijn.
èi De witplat Spreeuwh. ^^^^^Mid|^ich , dc)or ^ ^ wit kopplatn
' epn > schulpkuif en witte veeren aan de pooien. De kleur moet fraai |
zwart, de banden zuiver wit’ zijn. ^ ^ ^ ^ ^m a g noch te veel,_noch te
weinig, hébben.-..:; '
ic. is zeer - 'möpieldjk zuiver te- kweeken. j
Kop, staart, slagpennen en banden moeten wit.zijn, ^e^bpfstyertoönt|
vde|gpw^e teekening va^dabhlfg' De'pooten zijn onbevedëriL
R . De witstaarten,- witsnippÈn’, of jnjgs&üÊËes',(.C. dom. aïbi-
f trofis7) /-£). Weiszschnippen, PlascKen-^^ M Snipal ;-^^K^o|l||heiirtés I
£bofftraires.. Als kenmerk /td witte staart ën de aan den 'lieuW
worteh.tó^hdKlè^snip ,sof' bles.1 Ais' >Oofd]dêuf en^pëMff-oor: zwart,!
^?pGfd,-geel en blauw, deze laatste kleur in alle.nuancen, 'Het'gèyederteJ
moet diep, vol en met ^ metaalglans zijn. Verder komt het blauw als
zwart gestreept en geschubd, wit ggstreept en geschubd,'en zwart -met
witte banden p | •sÉaff^is^ anders dan die^Mjr®:l
witstaaft-tuiinelaafs, want ;aUèe^d^Myènste -staaxtdekveèren en de 12
stuurpennen mogen->^J^rijiri, de*ondeptaart-‘of hètiBkrf-benedenumb^a
als het - lichaam gekleurd ^jh.^ ,:-^
Een dér fraaiste kleürslagen is de kopérvleugelige witstaart., D. Kup- I
ferfluggelige Weiszschwan^v ^ . Fhe-back^^, ^Pi dieurté acajou.
staart.zijd;wi% kpp^hhls, bónst en rug diep blauwzwart,,; haagenborst j
met bronsgroenen glans ,^^^prlij£, voetveeren en slagpennen leigrauw, 1
_de vleugeldekken glanzend koperbruin’ zondér banden. .
Het- witgebande Snipje is' zwart ^óf ^&uw^met_witte snip en witte _p£; I
zwart omzoomde-banden.-- ,
Het witgeschubde’ Snipje heeft, behalve de witte snip- en' ÉÉh witten
staart op zwarten grond^ui^e^Êpbdé/ vleugeldekken j^^^met.-blauwe
grondkleur zwarte banden. ^ Dp-^grootè ^Ja'^énnen der zwarte variëteit |
zijn ,m^g^la^hèg; witte- p^^n^ppk'dé vleugeldekken hebben
een eenigszins 'geéfachtige tint.
11. De priesterduif. dom pileaia)..D. Pfaffen taube, Briest^
F .Pigeon prêtre of P i^^^^^^^^se . Hét meest in ’t oogvallende
kenmerk dezer djiivëmis de~ witte kap.: Dit wit wórdt scherp begrensd
$§§£ eene'denkbeeldige .lijn, die van af den snavelhoek, door het. oogÉa
rondom het achterhoofd loopt. De kóp heeft eene schulpkuif, hetyöor- I
hoofd Js breed, het oog, naar gelang^de-.%)<^dkleur,yan het--gevederte, ' I
licht; of donkergeel, ‘de pqóten^jüöf^lad of met broek en sokken. Soms
W d t men exemplaren mei'dubbe|||^^Dê bovensnavel is altijd wit,
de ondersnavel bij zwarte of blauwe hoofdkleur donker hofenkleurig.
De bovenvermelde witte kópteekening komt bij allé - grondkleuren voor,
;. w^ondemde^gwarte^ de roode en de gele de meest gezochte zij®,;;
deze laatsten zijn evenwel wééMijk en kweeken slecht. Blauw wordt
in aMè;^t^n^:pn^teekehingeri aangetroffen; ‘zohdef^l^anf en, met zwarte;
qB^dèn^én zwartë | w i t t e : bandèiifc én witte schubben; Bij zwarte
gröhdklëur vindt men ^ ^ ^ ^ t^ :banden en. witte schubben en bij de
roode en gele oog witte banden, maar dan is de grondkleur gewooh-
ïflk; niet fraai;.-,^juivèr, verlangen
' grondkleur gelijkkomènde vlek ^aan weerszijde tusschen snavel en _pog.
Eene groote evenwel als het wit van den schedel tot beneden
^h£|| oog jj|||0pt, evenmin mogen de kuifveeren :i'e^en Idjsn'./kop
- grenzen, wit zijn^J^kleur van den' snavel moet met. de grondkleur
overeenkomen-.,
12. D e witkop of witstaart-p r e e s t e r ( Col.- dom.
cctudaygelijkt in aïïes op de voorgaande soort, • maar de' staart is/'w^t.>'
) ook de bovensteden onderste dekyeeren van den staart; zijn zulks;. 3^1
-wit moet(op den staart, tegen den stuit en onder den staart, tegen
"het achterdeel; •nauwkeurig' a f g e s n ë d e h v e e r e n aan^dep^rt^M
A l shavëf il^|||;;g|!fen .en; sooden
licht, bij de,zyarteh^en?blah#en^airj^M ^ p ^ gn van onder aónkènl
Gewoonlijk h^ben zij geen * vleugelbanden. maar er komen ook nfét
.banden voor, oÉchoon men|bj|-pe blauwe en z-warte fraaie witbanden
_ Ï3- De MONNiKspuif^'^; s. ’5VZ£7zzzz<r/Siz<tj-.^l^öneh-
;tihbe,. ^ j t . Pig;. saxóh 'è^tête., vol|||^i^-l)WGs-, hedi ■
-geeü wit schedelplat, maar -.eën geheel w^itten kap. Staart en slag-,
"pennen zijn ~v^^B)V-3kpp heeft meéstall eene schulpkuif en deze vormt
dan tegen den hals de grèns r?4an>; den witten kap* ,!Ëfe vleugels moeten
10 witte slagpennen hebben, ofschoon 9 en 8 aan weerszijden ook geduld
worden; in elk geval moet het | aantal' witte veeren in beide
Pviejugels gelijk zijn. In dè latijnsche-benaming van beide laatste soorten
, zijn Prütz en Bruno Düringen het niet eens. Eerstgenoemde heet den
Éa|^M(;a^^ens^^ilwat#^^^ëwlgértaling, Éër -ÉpÉa^ds@hè\#fv id^ijs^he
'benaming is , maar niet juist aan de teekening bèa-hlwpQrHt, daar niet
kopi maar alleën1- Se schedel wit is, terwijl hij de -laatste soort'
behalve C: #z<?7z#£V#«.r ook nog C. noerïit. _Nu heeft wel is
waar dè monnikduif een witten'staart-; maar deze verschillende hRna.m™g
kan tot verwarring aanleiding- geven. Wij zouden liever met Prütz den
witkop ^n de monnikduif C albiceps
of monachus willen noemen. Deze benamingen beantwoorden aan de
teekèning der beide, so,OBtënf-\en laten geen verwarring toe.
14. De ' eksterduif óf ekstertjes .((CV?;?; 'sMmÈm
Elstertaube, Tyrolertaube, Yerkehrtflugelj'^. Magpie Pigeon p X Pigeon
Pie, heeft dezelfde 'k ó ^ ^ I^ |S a ls v de 'Mon>ria!kdudf, maar vooral
de teekening van life-yleugëls;'biedt het kenmerkende dezer duif aan.
'Dè jdèügels zijn wit, maar de schouderdekveeren gekleurd,,--dus het
omgekéêrdé van de na <të .iMeli^n: zpaJiii^tjes; van |^ § d a n ook de
duitsche naam van''yerFeKrtfinge^ K o p en buik, behevehs de'poot-
veeren, zqo, zij die hebben, zijn wit. De gekleurde, teekening moet
een „hart” ;vormen, dus het omgekeerde' v.am ,de zwaluwtjes waar het
wit is. .Hèt lichaam lisi-Van krachtigen, «gedrongen1 bpuiyv^De
moet wit zijn, de borst gekleurd en steekt met eene rechte: lijiu’
bij het witte onderlijf af; de‘^ onderste staartdekken moeten wedèrom
gekleurd- zijn. Zij hebben dus, zboals’ men zegt,^K;-nbart van boven
en --onder” - gekleurd.' • De2e ^ duff broedt zeer vlijtig .en' voedert goed,
zoodat zij zéér aan _te_ bevelen is voor iheffmtbroeden van eieren van
kortsnavelige rassen. Als' hoofdkleufen komen zwart, blauw, t^ood; en
geel
togr^O^stffsfJ
;dh;ar bij dezen alleen de slagpennen wit,'*Üeji? gehéeïe lichaam daaren-
^geWgekjehrd is.
15. D«e ©oudvinken^I^öJ/. Z?. Gimpekaube; ^
geon boiavreuïl; Archangel, kunnen met recht onder de fraaiste
duiven geteld worden. Hun naam ontleenen zij aan de omstandigheid
l i f t ' de kleuren on-geveer op dezelfde vwijze verdeeld zijnfete^ïïij^è'n
algemeen: békenden goudvink __ iiehaamsyöfm:
komt over ’t algemeen met^I&è^'’^h,v^èn gewonen veldvlieger overeen,
j^ ^ ^ ^Piets'(üofwat-,gèdibng^^:pd^pii^ht^isitm^rep k | ^ ^ nml^ni'
De kop draagt gewooafïig^jeene spitse/, kmf', ’ 'ofsclibbn er ook duiven
zonder kuif en met brèjp^of dubbele kuifvóórkomen. De 20 cm.
lahge,.,; spitó ItoelÖopende, aan de basis ^eenigSzins^ipgëMukie^sn^eL is
is vurig, de
^ ^ g ^ p r a h je , . de oogleden vleeschkleurig, de onbevederde pooten
^óod', de nagels horenkleurig. Het gevederte is buitengewoon schitte-
rend; kop, hals tot aan den bovenrug, de borst en het onderlijf met
inbegrip der-i schenkels schijnen bij den eersten oogopslag bruin koper-
rood, of kaneelkleurig of . bloedroodïutal deze licbaamsdeelen zijn
^ p k ^ É g gekleurd. De boven- en benedenrug en de vleugels zijn
,zwar||^^^wèér tinèt eene groene, staalblauwe en metaalachtige om-
lijsting; de slagpennen iets of^w0 doffer, de staart is zwartachtig grijs
^ij^m he t einde met een dwarsband van ongeveer twee vingers breed,
ïs, geen sterSiu^^pffib^ij kweekt ijverig voort. Men onderscheidt
de volgende variëteiten: zwarte, blauwe met zwarte
;banden, blauwe zonder banden,.blauw geschelpte.of geschubde, blauwe
^mëf mttfeWan^^P'biauwe èn zwarte mpt. witte slagpennen, blauwe en
,-witte slagpennen èfi wit.köpplat, roodvale en geel vale.
M ^ M p j l l i É MET GEK
Het -zóu rassen,
slagen en va-rieteiten van duiven . die ^ onde^^dpzel^^gor^^ajieh’-J
beschrijven. Trouwens
een
Ip k ^ BW l^ ^ ^ zëlis--wéinig gehouden wördeii. rbmrem;rake^ -zeer nauwe
"grenzen. De voornaamste moeten wig evenwel vermelden.
);, lÉfc'Mohrënkopf,- F . SBigeoi^
^iègre^h^aj'-; bfinière;^ BTj-./dézë'j du^^^e£^^^®MM^^^eëlyén staart
p wa^^MniwifilM^^^^^^ ^ edfert^pti^ÉrSWLf^de kuif evenwel moet
I^ ^Miisven, hét zwart aan de keel- ihoét met eene fraaie.afgeronde'liim
van het wit van d'^jl^st afsteken j :Po'k het zwart van den staart moet
ischerp^bij^mët, wit - van, den- stuit afgesneden zijn. Als de duif bevederde
pooten heeft, moeten die veeren zuiver wit blijven.
Yooxl'dë/ blauwkopjp'en en de' zeer. zeldzame; rood- en geel-
geióen dezelfde regels.* .
De maskereuif of snippen (Col., dom. agr. colorifrons qfmaculata),
J?. Farbènschnippe, MaskentaubeF . Kg^on h e u r tèEl ',Spot-Pigeoh,:
komt in gestalte, lichaamsbouw en teekening veel met dè vrpeger
‘beschreven witsnippen overeen, maar wat . bij dezen gekleurd;'/is», Is -wit
Plj^fde maskerduif, en- omgekeerd , met uitzondering evenwel van den
staart, die lader ook gekleurd moet zijn. De M.D. is;derhalve over het
gansche lichaam wit met uitzondering van den staart en de snip of
het masker.,- Over- de grootte en/den vorm van het masker heerscht veel
wersc’Ml van gevoelen, zoowel bij: de verschillende llefhelbers.#s: in
'gansche streken eri??%è%estèn../HeJ^^ duif als' zij eene
snip van 10 mm. lengte en ^^ih^Breedte^ heeft
boven den woitel van den - bovensnavel moet beginnen. Het oog moet
,bij deze duiven donkerbruin' zijÈ^a#e snavelbij r o o d- en geel-
snippe'.n licht, bij' blauwe en zwarte mag- de bovensnavel aan de
punt eenés g^klearde vlek hebben. De kleur van “dén staart, zoowel,
’b'ojvj^n- als onder, moetpdKöp tegen r^^wit afsteken. Als kleurslagen
heeft men zwarte, roode,, gele en blauwe. In Frankrijk worden vooral
de gpl‘e;/-pnd‘er den naam van Pigeons heurtés siampis hooggeschat;
de anriero,''^;^/^ ordinair es, zijn minder gewaardeerd,
s t De snippen ^^^^pkefduivën'1 rv^diëheh^a^^. haar monterheid., net
•uitzicht, goed goeden' èn ijverig vliegen alle aanbeveling.
: De 00^^^É^m/fèoÈp'dom.^^gr. remigalis), I). Schwihg.ën-
:leurde t ee keni ng.
Storchtaube; F. Pigeon cigogne. Deze zeer fraaie duif ontleent haar
* ;,naam aan (^^p pu^t^kèt^gVl^ftëj overeenkomt met die van den
■f gewonei^w^^^ Io o i^ ^ ^ Ciconia alba); bij geheel wit lichaam zijn
;|Mey.' vleugèjpd: zuiver, zwart, t^|pjj[ tevens eene kleine snip eveneens
sj'Wam/is.'. )D^^^rcfei5;.ki^^eh^zó)aièr bevederde pooten verdienen de
l^^^e^^^pe^exemplaTen met kuif en broek. èGyèr (Je teekening der
4|^^gëlk^.;^m^^pg nader ietsj gezegd te* worden. Volgaas den regel
j moeten . slagpennen gekleurd zijn, maar zelden. wordt,
aan dezen eisch voldaan: of wel eenige slagpennen zijn niet gekleurd,
||Hfrië>^kleur groote op de tweede soort slagpennen (die*
•;yan deül^ar^É’ó^^^ in hét .eerste géval, heeft * mar slechts 7 of 8 , m
I het 1 laatste 1 ;i.6;. gekleurde slagpennen. Zeven tc/t tien kan er van
doör|,^ma^j^^^of^; 14 gekleurde veeren verdienen' bepaald afkeuring.
| ^ ^ im u ^mag ook niet op dèit^ekveeren overgaan, uitgezonderd alleen
I den vleugelkant.
De snip moet; in kleur met dè'vleugels overeenkomen en heeft bij
! of■ ovalen vorm; rijn de pooten bevederd, dan
[ I^S^m indekè1 veeren ook de kleur vaD^sm0-ëiisivleugels; de nagels zijn
heeft?- de snavel dikwijls eene zwarte
I d i t ; geldt .'n ie te s , fout: bij de-roode en gele
-' mogteh ^p^ai^en ondersnavel ^^^ijn..-i'Het oog is donkerbruin. De
blauwe kleur
Bij beoordeeling van deze duif moet men behalve op zuivere teeke-
I; sèï^pQnë ;tep^riii^ére kleur letten, ’t Is wel jammer dat er
||ni|t meer wè^-.g|ma^kt: ;wordt van “ het kweekai van deze werkelijk
|7fra^^^^^'di^'pok in andere dpzichtèn als die van fraaiheid aanbe-
; ' I , . ' " S
. De zwaluweüiven ö f zwaluwtjes (C. dom. agr. Sterninae, mer-
curiales, hirundininae) , D. Schwalbentauben; Fr. Pig. hirondelles,
. Bw^ows'.^
De zwaluwduiven hëbben mocfejS! teekening noch in vorm iets van
de gewone zwaluwen, zooals de naam schijnt aan te duiden, veeleer
komt de teekening met dié der zeezwaluwen overeen, zoodat de
latijnsche benaming Sterninae meer passend is dan die van hirundininae.
I De teekening. komt voor op kop, vleugels en sokken. Het lichaam is
wit, zooals bij de schildmeenwen., de vleugels rijn gekleurd, n.L de
I groote slagpennen, de schouderdekveeren en de veeren van den