bezoeken. Hoever zijn vaderland zich uitstrekt ds nog niet bekend;
waarschijn^ bewoont hij ook dë vlakten van het 'binnenland.
• In grootte komtGjimet den Diamantvink vrijwel overeen, maar
daar-’ zijn - veeren vrij vol zijn, toont hij iets dikker. Als kooi- en
yolièrevogel is hij veel aangenamer dan de Diamantvink. Hij js vooral
veel levendiger en zeer vertKönweldjk. ' Toef; paartje voor het
eerst in de vogelkamer liet, was het;;dadelijik zoo geheel en al tehuis,
alsof het er reeds maanden gewoond had.
1 Terwijl de meeste vogels’ zich in den beginne onder het vreemde
gezelschap schuw betoonen, of, zooals de Bichenow-Astrilde, in het
struikgewas wegsluipen, waren de Geb&nde Grasvinken dadelijk op hun
gemak, efi pnMddèÜij^j, een bezoek. aan den voerbak.
na 2ai|a^h\Verlaten de'#ngenjhet nest. Voor de voeding dezer laatste
moet men vpsele of opgeweekte miereneieren., eigeel en geweekte'
zaderijen geven. De ouden eten kanariezaad en versehilëndë gierst-
: sooiten. Wannéér’ de jongen het nest verlaten, zijn zij op den kop, 1
muisvaal, Mszüden. blauwadhtig grijs, keel, borstschild en gordel
bruinzwart, rug, ten mantel bruinachtig, staartdekken en onderlijf vuil1
wit. In & 12 weken zijn^zijijegtier aan de ouden 'gelijk.
Met hunne medebewoners staan zij op goeden voet, !en slechts dan,-
wanneer een andere vogel hun nest nadert, verdrijven zij. dezen, en
vervolgen hem zelfs ©p eenigen afstand.. r-
Als broedvogeli vérdient de Baardvink alle aanbeveling, daar men
'in de meeste gevallen op goeden uitslag kan rekenen, ^plket -oogenblik
broedt mijn j paartje in een klein kooitje met nestkorfje, waarin de
Zilverbekjes een nest hadden gebouwd en wederom; veraten, Harkerr
kooitjes, gesloten nestkastjes Worden steeds * bij - voorkeur genomen, ' en
zelden ziet men ze een nest in het struikgewas bouwen. Als bouwstoffen
worden in den regel grove stoffen gebezigd, terwijl de nestholte met
veertjes, watten enz. wordt toegerust. Het geleg bestaat gewoonlijk uit
Yyiêr eieren, die door beide ouders in 13 d 15 dagen worden uitgebroed;
Sommige liefhebbers hadden van hunne vogels buitengewoon veel
jongen. Mevrojiw Proschet te Weenen, kreeg van éen" p a a r t w e e
jaren ’ 92 jpnggn'. Ook andere liefhebbers h'addënner veel geluk mede.
Dr. Rusz heeft — ik meen. in Die gefdederte Welt — een zeer zonderling
broedgeval van een paar Gebande Grasvinken medegedeeld.
Bij, een’ 'liefhebber te Hamburg had een paar dezer '^©|ëls rén, een paar ,
Tijgervinkjes in eenzelfde gedeelte van de vogelkamer gelijktijdig eieren.
De Grasvinken verlieten echter vdë%eigen eieren; verdreven de Tijgei-
vinkjes van'dë kunne, broedden deze uit én brachten dejongèn groot’..
Wij kunnen dezén^h^vém aanbevelen, want al. is
\ de | | l§ f nu ook, nog wat hoog, — ongeveer xo gulden — zoo zullen
de liefhebbers met eepf weinig geluk, talrijke jongen zien groot worden.
De Gebande Grasvinken kunnen nijgt', al vrijwel tegen een weinig
i koude, maar zoodxa de temperatuur te laag wordt, mag men hen niet
! in de buitenv.olièfe houden. Over iiet algemeen komen zij zeer g,©eü,
bevederd en gezond in den handel, en onderscheiden zich hierin'gunstig
[ van- dé^Diamahtv-lnlIMj;. 1
br. B A N D V I N K OF B A N DVOGE L (Speivnestes f*B.eiata). :
' (Naar èerT. exemplaar ^
Synoniemen. Loxia fasciata, Friagilla detruncata, Loxia "jügularis, Amadina fasciata, Sjporothïastes fasciatus. c
Vreemde Hamen. Cou-coupé, G rivelin k cravatbe, Collier rouge, Gorge-coup ée, CJolleretle, Loxie fasciée. Fransch. — Cujf-tM-oafc Pinch, Pasciafced Pinch. Eiigelsch. —
Bandamandine, Halsbandamandine, .Bandfink, Bandvogel , Gebänderte Kembeiszer, Halsbandvogel. Duüsch. — Degollado.Spaansch;.
Onder alle „Afrikaansche vinken is er-gèen ,zoo algemeen verspreid
als de Bandvink, en hij zou zeker in onze vógelkamers eene plaats naast
den Zebravink innemen, indièiï' hij niet znlk een booze klknt ware
onder de kleinere vogels, wier nesten hij steeds vernietigt.
Ik had reeds dikwijls over deze slechte gewoonte van den Bandvink
gelezen_en gêhoorcl, ~en •. hield mijn- paartje dus “afzonderlijk m eene '
köoi. De lust bekroop ^^gecbtef^ M ^ |^ en pogen .waar te nemen-,
wat allen mij er dezen vogel hadden gezegd; ik liet dus twee paar
in mijne vogelkamer vliegen. De proefneming bekwam mij -slecht. In
den beginne had ik geen reden om mij over het gedrag mijner Hand- __
yinken te beklagen, en dabht reeds twee belasterde echtpaarljes voor
mij te hebben.. Helaas, het waren gluipers, valschaardsf De-Band-
vinken begonnen spöedig, eenige weinige hooihalmpjes in een gesloten
nestkorfje te sleepen, -en weldra broedden beide wijfjes. De jongen
kwamen gelukkig uit, maar na weinig dagen vond ik e e n u i t - h e t
nest geworpen, den volgenden dag«,nóg een, totdat weldra van beide
- bfóedèèls geen enkel jong • ©verbleef. ’ Tegelijkertijd ‘broedde pok een
paar Zebravinkjes,, en weldra waren V©! ytöt mijne groptë blijdschap
jóngen' in het nest; ik: zfgBnmijme groofe.blij'dsehap, want ik was
nog maar sedert kort met de kweeking van buitenlandsche vogels
begonnen. Na e§n paar dagen vond ik eén^jpngpn' Zebravink op den
grond -der' vogelkamer liggen. Nu'werd mij de zaak te ,i.erg. Ik gaf
zorgvuldig achtten had weldra den sdiuldige-ontdëkt. Boven in een
boom zat'-e&n paar Bandvinken, ^©geh,sphij-iSlij|l^ .zeer.ru'stig «ën zonder
ibèhse%;i|ik:,r d » | e t |m ^ M ® - h e t Zebra-
vinkennest wierp’; deed kwade vermoedens^ opvatten ,§f|M weldra
bleken niët ongegrond; të^zijh. Nauwelijks hadden de Zebravinken het
„ nest verlaten om eten voor -hun. kroosFïe halen, • of de-Bh^d^k sloop
Iptfe^nest en 'wierp er 'een j|ng,!uit; zeker zou hij-er nog -nïéer hebben
'uitgeworpen,, in$en~lar meer waren geweest. De Zebravinken bemerkten
te laat -het-onheil dat hen getroffen had, o f tóen zij vol Loom op den
' Inehiiïg^r, ïös~ Vlögen, nam deze lafhartig de vlucht, en liet zich door
de veel kleinere Zebravinkjes'^jgeffeele vogelkamer rondjagen.
Jj,©e Bandvinken moesten nu verwijderd worden, én^de mannetjes
waren dan ook weldra in den vangtoest-el, die tevens tot voerbak dient.
De wijfjes, hierdoor voorzichtiger geworden,■ liefcen zich niet verschalken.
Zoolang zij wisten dat ik op, de vogelkamer was, gingen zij niet haar
het eten, en menigen "avond zijn zij mei eene hongerige maag gaan
slapen. Door de deur van de vogelkamer, diëTop-een gang uitkomt,
'open te zetten-, en Jde.' béide mannetjes in-eene kooi in den gang te
plaatsen, "heb ik eindelijk ook .de wijfjes nit de; vogelkamer kunnen
yfl^jdergn;; 1|
1 ' ' ■ lisV derhalve een zeer lastige;gast- in de vogelkamer,
lieten van. andere vogels verstoort, de eieren breekt of de
hulpelooze jongen èÉ ndtwejpt. Bovendien kan hij nooit nalaten om'
een’
-dë' medebewoners, zelfs de veel kleinere, dat','-zij niet bevreesd- zijn,
dan 'Obat- ;
d-nj'veh. ’t Is een rechte gluiper.
Als broedvogels worden zij echter db^r| geene andere o vei troffen;
hunne vfi^h®a^fiejHÊs verbazend groot, en zij vermenigvuldigen zich
pypn^ pmMÉki als de muizen. Wanneer men een paartje in -e.eue vrij ,
.ruime» kooi plaatst ,^^w-het daarheen gesloten nestkastje geeft, zal het
zeer spoedig gaan broeden. Veel nest maken zij niet; gewoonlijk, wpr.it
de bodem van het nestkastje slechts met eenige grove hooihalmpjes en
veertjes bedekt, en 'op deze ondeilaag legt|het mj-fje (haie witte eitjes,
die in 13; ü'd'agen worden uitgebroed, ’t Is echter zeer aan. te raden
de eerste }aan
naamheidËM^t^-^dat het mannetje de kale jongen uit het nest .werpt,
zooals mdjj gebeurd is. De Bandvink -is'/namëlij'k niet zeehiipl^ËM^^I
in zijne liefdesbetuigingen, en hij kan gewoonlijk niet afwachten tot dé
longen- volgassen zijn, met ‘ëM:1 tweede'-broed te beginnen. Alfe men.
eerste geleg wegneemt, kan men zeker zijn, dat..'de jongen
uit het tweede en de volgende goed zullen opgebracht worden. Het
'gèbeurt -ook nqg al ééns, dat een paartje .overaljlestelt en eieren legt',
zonder te gaan broeden. Öok dit heb ik ondervonden, zoodat ik van
een paar in zeer korten tijd eendertigtal eitjes had. Wanneer men
'dan de vogels van elkander scheidt, ze gedurende een week of vier
,' en 'zè “, daarna wêer bijeenbrengt, zal men op
in ernst te 'broeden, dan weet men niet, 'hoeveel jongen zij wel ter
^ erêlaAbrengen; het eene broedsel volgt op het andere, en de vogels
zouden van uitputting bezwijken, wanneer men aan dezdsonmtuurlijkè^
eenige | weken zeer ^makkelijkl^n^ra
eten gierst ;en ^kanariezaad.
schitterend van kleuren, is het vederkleed van ,1^;
B,andv<ogèls toch zeer aangenaam.
Het bovenlijf is vaal roodaëhtig bruin, iedere veer met eene
aan bovenkop en nëk zeer
, smal naar beneden ^®e -/steeds breeder; slagpennen
iedere ^ veer met vale buitenzoom; de kleine
met roodgele randen en eene
zwartachtige booglijn; bovenstaart donkil^btoim met -witte punten,
de middelste veeren eenvormig bruin; kin en ■ 'bovenste kmmrid
Iaan anderb loopfe-' ci^ét' de keel
Jb^ede^k^rmytjroode band^ ^g?|dén|wpgel - hét uiterlijk
keel ’ gesneden ^ had (vandaar ' de
naai»«^||'-^^M'‘e^p|év!Ehg ; aan de,
onderborst vertoont zich eene patrijskleurige, schildvormige vlek;
bnderstaart-dekvederen me^'Zwarte 2igzaglijnen;
onderste staart-
■ ieën weinig ro^gep^Ji l>( X
ifé-Hèurén!. /yan^hëf^jlfétzijn.veeLHëhter.y
bijna grijs; de róode halsband en het patrijskleurige borstschild
ontbreken. De vlugge jongen komen in kleur met wijfje'
reeds
pMËë.t^vaderland-^yan'1 dcmflBahdvink^^li^ Ë ^ ^ p vec^ geheel Afrika uit
-Midden-AfrikaJ wordt ';aatf-,'
j^M8^^b^te,dürehdë r-^dfe^^^^fflit' Ièèf|ffi^y ^sgëvpiize'. maar daarna
in troepeiipitë^^^^^M^^^^Bkèen wordt Hij' uxt^Doffgola^enWordcMk!
j^cQ-' eenigszjns mêëf$rals'
broed vogel bekend, heeff de Band vink nu bij alle lief hebbers eene ■
plaats^'gfó^mpe^M^^n^^meftëgeh^l^nde^ dè'.bovenvermelde kw^de
Met den leven, en door
kan Mgiy^^ó^deèl'
/aiÉibrehgém^Më^mï^^jl^^p^t^mf|?pl^mM^ stads wat
men’ ^ijn-:nest - nadert.;" d^Ëieaigi^^
dan Het
lma^pm^p^1^^ppn^^lij]|feen?zanaardig-^/aangenaam gezang hooren,
-van de1 Zwalu^
veel sterker klinkt.
wordt de kletiï 'bijha’
PgëhëeL 'zwart. ^^fÊfeemce^ plaatsing’, herheen^Ënj^^^er ' Spoedig zijne
W)|p|oor eerstbeginnende'H^në^bers verdient de ^^^hk^aanbeveling,
te meer, daar de pnj^'^^^^^^^^pguldenSgaat, en deaMofee^ït^.
D E , 'Ö G5! 'L OF g u n (SpermesteXvorSvopJ^
PLAAT IY. — VSJ
het tbezit van den; Schrijver).
J-^yNOïrmSiB^j'.Wqm^Goooothfaiistes, Fringilla, Amadina, Munia, Gryzbmis'.oryzivorä5; Oocc,ofrlii;ausfces sinensis cinerea; Loxia javensis.
Y-beehdè HMfiSsr.1' Ilè ,Päddä,^ l ’oiseaii do B,iz, öalfat dè Java. 'ÏFrwüoh'. — Reisamandine, Reisvogel, Beisfmk. DiwtócA. — Java-SparrouW, Paddy-bird.
I I
De> Padda is1 een zeer fraaie' yo^M en ®^^ël algemeen bekend1,
geef |p|||||^| de^ètehsGhappëlijk^besl^j^g:
|u b D e hoofdkleur is een fraai aschgiauw; vleughels donkeibium,
met aschgrauwe zoomen aan de buitenvlag; bovenkop, teugel
en- kin zwart; kopzijden en oorstreek
istyeep- .begrensd.Mtijuk, buikzijden en achterlijf
vleeschkleurig Amet^grij-zen weerschijn; onderste staartdekvederen
wit, 'onderste yleugeldekken witachtig; bovenste staartdekken en