gierst en kanariezaad. De jongen gelijken veel op het wijfje, maar zij-n?'
meer groenachtig of groengeel van klem*.;"",,i V'
De- Saffraan vink" zou om al de goede, eigenschappen, die wij van
hem vermeld hébben,' z^kèf een’ defi}m^||ianbèvëlenswaafdige vogels
vbor de vogelkamer ,zijn; maar de medaille .keerzijde, lp oor.
zijne levendigheid' bpletï'hij de kleinere'vogels te broeden en, wal erger
is, hij is een groote nestverwoester. Meer n®g dan die bandvink
Verstoort ;.11J de nesten der prachtvinken en daarom moet mén henk-.
afzonderlijk of onder grootere vogels houden.
De'prijs bedraagt ongeveér^^^gulden ’ per paar.
PlÈTiÉ KANARIE ( ï’ringilla totfca).
Synoniemen^. JyQsia- föt-ta, ; ■'
Vreemde namen. Seriutotta, Era-ins.eh] - - Totta-siskin ^ Engelscli; — Totta-
I ! •
Onze stamverwanten inde Transvaal en aan'.'d& Kaap de Goede
.Hoop-hebbefr-den zoo isigenaardigen naam van Pielje kanarie gegeven'
aan een vogellje, dat tot dusverre zeer -zelden' in 4em~ handel komt en
waarover nog zoo goed als niets is geschreven. ’ Over levenswijze en
'gewoonte in zijn vaderland vind ik mgts aangegeven. Ik zou dus jj
dezen vogel stilzwijgend hebben kunnen voorbijgaan, indien ik-Mê£de
verwachting koesterde hem spoedig meer algemeen, bekend te ’ maken.
De beer J. W. B. Gunning van Leiden, die eenigefr tijd te Stellen-
bosch, in ÈmdWittika, .vertoefde, heeft mij "vandaar geschreven, dat de
vogel ~aan de Kaap zeer talrijk is en hij er reeds eenige in de gevangenschap
houdt. Ik twijfel niet of wij'zullen hem spoedig .in' onze {
vogelkamers kunnen gadèslaan.
_ r f Manhetjé
$3 h^^jden olijfbruin; rug en verdere bovendeden zwak jo f f e r
groenbruin; slagpennen zwartbruin, fijn- wit gezoomd en gepunt,
binnen breed wit gerand; bovenste staartdekvederen licht groen-
geel; staartvedêrèn'zwa&brain.^^ ^ ^ Bmiddelste^zuiver.
' wit, de andere aan delb^föWvl&J^^^^^^^^Sf^^dé^keeiV
1 tot aan de bovenborst vaal geelachtig groenbruin, donkerbruin
gestreept; borst en buik licht olijfgroenachtig geel; zijden,
vleugel- en staartdekken vaalbruin. Snavel donkerbruin, ondfer-
‘ snavel li|ntè'; ,óög bruin; pbo%dÖ^&brjiinv^
bóvendeelén' V^ef grauwbrKf efi-ab1 de öndér-
' dêêlen donkerder groenachtig geel.
HET ANGOLA-SIJSJE OF DÉ GROOTÉ GRIJZE-ZANGER (P r in g ik AngSiensis).
Synoniemen. Fringilla Éihiêa; urp/pygialis; Linaria angdlensis, atrogölaris;
Poliospiza angolensis , atrigularis ; Chritagra angolensis.
Vreemde namen. Le chanteur dlAngola, la Vengolme -Fransch; — Yellow
' rumped siskin or- seed-eater; Angola-finch, Engdsch-, —
.éeihhürzëMgo grajie Girlitz; AngolahSufling, DvAtssch. |
|j .jammer" dat deze vogel niet yeelvüldiger in den ifrmdel komt,
daar hi|. door alle Meftebbem, die hém gehad hebben T; als een uitstekenden
zanger wordt ,vgeroemd, die bij den gewonen Grijzen zanger
niet behoeft achter te staan. Dr. Russ beweert dk^^nÈfpg al weekelijk
Ï3 'en het best in de kooi wordt gehouden, waar men hem beter kan
gadeslaan en zorgvuldiger behandelen. De omstandigheid echter, dat
van dezen vogel met mannetjes van den Grijzen ^zanger hebben
gepaard en herhaalde malen jongen grootgebracht, 'üewijst, dat de
vogels, eenmaal aan de volière gewoon’^.goed broeden en zich spoedig
zullen tehuis gevoelen. Het vaderland strekt zich -over''%éheel Angola
tot het Kafferland uit.
met
zwarte schachtstreep; vleugelslagpennen grijsbruin met smallen,
* geelgroenen buitenzoom en witten* binnen- en eindrand; staart-
loodgrauwen binnen- en eindzoom
- stuit en-'iDOvegstg staartdekken licht zwavelgeel; keel dof grijs-
l--vT^Pb%;.kW^k^ló'M^^%-^geeIac^^^^^^|^ ^ ^KpDi^%hoorn'-
grijs; oog bruin;
- Het wijfje‘ is nauwhjks '“te onderscheiden pp de bovendeelen
g § Js -’het tiM e r donkergrijs", aan de onderdeden meer donker
rDË;;KAAPSCHE- KANARlET?rin^l^^ ^ ^ ^ K
_ - Synoniemen.-. Crifchagra,- serihus canicollis; Serinus, Loxia flaviventris;
• - Fnngilla ^amereicollds.
Tkei Ml.r klaiEK ( Iliin UT du cap ./■ in A; — ( »io cnuiuy- i icll /" elscjl; —
Graukehlige GFirlitz; Kapkaharienvogë^~^i^'fec^.; '
-.l’r'i mïli 1 behoort*.Aedeiou* fo tf
111 '1
Am )(. k u i ' i i ï l c l H I -üSLr ^ T S f t i c - W * lT j M Ü
\agcï-mt\i; Mej&ccKii. dtai
hij reeds een geheel maieriaal bijeen heeft over de vogels aan de Kaap
gnSrES^e 'Kaau.chi tan,ino.'&ooVêjr i [ 'M è i e S j ^ ’Kuïe
de gevangenschap gebroéd heeft. ' . “
B | behandeling zal weinig moeite “nu«, hen-, dewijl de , gel iet
met de gewone zaderijen voor lief neemt. Het vederkleed is als volgt:
\ ooi hoofd -leVmiéKg groengeel; bo 'enkop groen nek' en'.iKëel
aschgrauw; bovendeelen geêlacKlig -olijfgroen, iedere veer met
dónkere schachtstreep. Vleugelslagpennen zwartachtig brndn, met
smallen groengelen.' buitenzoom rstaaih eiïeren o}ij^ loen, zwart;
de^schacfit gestreept brb^b’S^cn^^ffii^ffiS.goélachli.
grauwgroen, buik grijsachtig wit. Snavel léoditleufig,|®|b&inV'
poot bruin.
Wij^e -.donker grijsachtig groèn; voorhoofd - en 'boventop
\ grSiwaehtig groen.