De hollandsche ballom krop per of holle Krop per, 11 lichaam letten. Zij verschillen ;aog'?ia andere 4 pzjehten van de
disché bailonkröpfer, p$ Boulant nam d’Amsterdam, JS. Dutchjkroppers.
Ballon Cropper. Eene zeer fraaie’ | èa 1 opmerkelijke • duif, die .hoogst I &f De hals is> namelijk achterwaarts gebogen , even .als1 de pat
waarschijnlijk uit den Hollandschen of Engelsehen kropper is gekweekt, est kipduiven, de houding van den kóp is recht, terwijl d
De grondkleur en de teekening zijn volkomen aan dié van de (gróote- I - yÖfièö' van^ den hals 4 e nek'"Sterker ontwikkeld is en de borst
E. KrOppers gelijk, maar *ij verschillen eV' aanmerkelijk ,y^,;4ooE naar voren treedt* hierdoor toont de króp, die sterk ontwi
hunne kleine gestalte, korte been en, naakte voeten en bet dikke, en kleinen, d'aif rhij 'in werkelijkheid is. De Snavel is vrij jang
korte lichaam; want a lz tjn d e kleuren ook aan den E. K^gélijk, de de kóp- gla$j de oogen zijn rood>- zonder rand, dé, gestalte k
hó$dm&‘ *eö d^liemta^vb^vmoéten geheelhet tegenover^teld^ 'j^h’.rf -. romp;-4i^;4èr‘'5dmii^^e 4e .vleugels lang,4 e. stagpem
InIplaats van naar een slank en dun lichaam te trachten, moet men Iwoonlijkgekruist gedragen, raken h<t uitetttdevanden staart -
bij den Ballonktopper- op.' goed geövenredigde vormei! en eèn' dik J Schenkels. Zun kórt en zwaar> het loopbeen kort, kaal en levend
G Q S TE R S p i% o f W JU T T 1
Onder de algeniéene benaming van Qostersehé of Wratteasduiven t
drageu. Ofschoon sedert Jangen tijd in Europa bekend, schijnen zij
toch allen uit Turkije , Azië en Noord-Afrika aftestammen:’ Den’ naam |
en dê wratachtige uitwassen, die zij op de basis van den snavel dragen.
, I INDISCHE, BARBARiJSCHÉ p f CYPRJSÖïS bïjlF ( G a h dom. v e r ru -
cQUi barbarica), Z?. Berber odef Indianer taubej 'E. Bart) or Barbary- |
Pigeon-; E. Pigeon polönais, is sedert eeuwen dn JÉöropa-bekend en
zélfs Shakspeare (1564— 1616) gewaagt mmèer/dan een zijner dramatische
werken van de Cyprische-;"düif. De Indische duif of-Indiaan ,
zooalS zij gewoonlijk genoemd wordt, kenmerkt zich door een hoekigen,
bijna vierkanten of teerlingvormigen kop, groote, ronde, opgezwollen
oogranden, die bijna boven c[hn- schedel "uitstéken, zeer kortendikken, ;
met’ zware wratten bezetten snavel, een fraai gebogen hals, vooruit- :
stekende bórst, lange vleugels.en korte, onbevederde pootënv Volgens
de- grootte onderscheidt men ' deze duif in drie soorten , n.1. in den j,
Franschen en jEngelschen Indiaan en ,eene kleinere soort, de Saksische j
Indiaan. | i
, Da FRANSCHÈ' hroiAAN, Plaat XXI — Vogel 100, onderscheidt
zich van de andere slagen door een langgestrekt, op lage pootenT
staand lichaam, met volle borst, langen, 'sierlijken hals en buiten-
’gewopn ontwikkelde, zwaar gezwollenlevefadig roode oogranden, die
/boven den schedel uitsteken. De lengte van- de duif bedraagt van ,de f
shavelspats tot hét einde van den staart 36 cm. De lange hals geeft 1
hn' dier een zeer edele en sierlijke houding. De kop moet teerling- j
vormig of vierkant zijn, de schedel tusschen de oogen vlak en slechts' !
aad het achterste gedeelte een. weinig gewelfd, bet voorhoofd kort- en
aan eike /sijwe, tusschen de snavel wrat en bet óüg van eefie kleine j
inkerving voorzien zijn* De w&ftvel moet- kort en düc, aan den wortel j
breed en van daar af naar beneden toe licht gebogen zijn; hoe breeder
en dikker de snavel is, des te beter. De klëüf -van- den snavel moet, .
wit zijn, maar bij zwarte kient van hef lichaam mag 4e snavel eene
dónkerder tint hebben. De snavelknobbels óf wratten móeten gelijkmatig
gevormd, glad, 1,sterk en wit gepoederd:anj^, |b^ jonge vogels!
vleeschklemig) en den snavel zooveel mogelijk tot aan de punt be |
toe. Zij moeten .bovén den schedel uitstéken, maar
niet overbuigen; tusschen de neuswfatteri'' em.de oogranden S l i Slè’éhts
eene korte tusschenruimte zijn. De oogrand-t^oet rood van kleur zijn,
en het oog zelf, uitgenomen bij de witte kleur, pafeioog zijn,; witte
duiven hebben éen'Mbflkeïbrhin ’ oog.
fj ÈM pïQEiscHE' inoiaan* Plaat XXI — Vbgel ibJE, komt bijna in
alle opzichten met den Franschen overeen) maar korter en
gedrongener -van. lichaanjsbouw. -
r P k puiTscHE of -.Saksische ihdianeh ^verschillen van beidé voor*
gaande soorten, doof geringere grootte. In houding en figuur komen
zij er vrij wel mee overeen, maar- dè oogranden' en de neus wratten
zijn veel kleiner ,, minder Ontwikkeld. Als ldeurslagen komen hoofdzakelijk
zwarte, witleyröo^e en'"gele Indianen voor; verder nóg gris-
gésprenkelde, die op zilvergrijzen grond zwart gesprenkeld zijn.
De turkscre -djjif, Plaat XXI ’.Vogel 105, Het schijnt' dat
déze duif bijna uitsluitend |n Duitschland gehpuden wordt, althans
vind ik er bij Fransche en Éngelschp schrijvers giaen melding. v»n
gemaakt en ih ohè> iBnd heb ik/<kèihog -hiet gezien, 'f h een goed
gebouwde én. groote duif, ruim 30 ctn. lang, dife van den Indiaan
vooral verschilt door dep Ungeren, feebten «navel en dopr een schulp1*
kuif. Deze- kuif vèrbèfgt^.gecie^heKjk den kop. die zeer lang is. De
lichte, van de spits tot aaa de wrat ongeveer 9 mm. lange snavel, is
niet gekromd, maar naar beneden' De neus wrat is niét zeer
sterk üRtwpceld, het oog is roodachtig geel en door een breeden,
vleczigen, levendig rooden rand omgeven. De pooten zijn kort, geheel
ónl^èvederd .en kar mij l rood. - Men - kent ■ als ldeurslagen geel, zwart,
rood, ziimvaal en wit en bovendien bonte en getijgerde; deie laatsten
worden soms zeer duur betaald. - ’
DE'PbiTScHÉ of nürnberger bagadet ( Col. dom, v e r r . c u r v ir o s tr is ) ,
D . Nürnberger Bagdette, E . Scandervon, E . Pigeon bagadais cou de
cygne. Deze duif schijnt uit Bagdad af te stammen en. haar naam te
pntleenen en werd, naar men meent-, dooi- Nórnberger kooplieden
naar Duitschland. overgebracht. Buiten -Duilschland is zij weinig bekend,
-althans1 niet in’ goede raszuivere exemplaren. *t Is een zware duif die
Pl. XX.