D E P A D U A S (G-allus patavinus).
PLAAT V III — VOGELS 29 en 30.
Wij zonden ip B li jk 1iebbenfr%^^» wij ons ~ rechtjvan eigendom op
dit fraaie en sierlijke tas, afetondèn. De Engelschen hebben, het zich
wel zeer. ¥|ïe ,. ja de meesfe het ook
onder de';(Engvelsche rassen 'df'^keneh'' Jh è f e e n afzonderlijk ras,
maar ;als ons zelden, die q||
Paduas het eerst in Engeland heeft ingevoerd, dan behoeven wij geen
verdere argumenten om deze hoenders onder onze ïféMa^dselê rassen
' W4 tlfe -zegt - in p l g s Tllusirated Booh of Poultrv het volgehde:
„Juist als deze bladzijden ter perse-gingèn- van den heer
|||||i< jBaaly dë~ volgende belangwekkende ' bij zonderheden, over -dé
vroegere Pöïish fowls, waarover niemand met nïeer'gezag'kan spreken
’;daM'. hij : „Ik gelöof,” zegt de heer Baily .■ „-dat ik de eerste ben
boenders- op groote schaal«^iP!oMand heb ingevoerd; *
al ohie kwameh. uli adat land. De Polands waren
tot voor weinige jaren beperkt fpt sde zwarte en blauwe met witte
al pe^vEO^éfe zonder baard en hadden
kleine kammen voor de kuiven en groote bakkebaarden.* Toen kwamen,
er een jraan?stammten gebaalde hoenders (ik spreek van ongeveer dertig
jaar 'geleden) ,1® zeer bewonderd werden. Hoendertentoonstellingen
waren toen hog&in^hare' kindschheid en er was een groote strijd., welke
■ del JÉ|
den ^mjd-^maar--J de^èbiax'de' mamep toe in aantal en invloet; S e
oorspronkelijk imgevWerde boden hèvigen tegenstand en wilden ten
^slêilè: ^óndedhke
den strijd op. Ook de gebaarden hadden kammen en bakkebaardenj
smaak ging er -.af en deze werden als foutief^b^dióiïwdj zdó|
is het tot op den huidigen dag gebleven. Ik voerde de eerste Polands
IIIÖ835 in en ik meen, dat de eerste gebaarde vogels eenige jaren
lateh/'IBsh Mr. Baker werden ingevoerd.”
Dit in -meer dan een opzicht?belangrijkllpiJIit stelt,. volgens mij,
de; zaak buiten alten ‘ Paduas komen uit‘Holland. Maar
van waar hebben wij ze gekregen? De naam „Paduas” beteekent^ntèis:,'
■ warit met Italiaansché hoenders Hebben zij niets gemeens. Zonder; ons
derhalve in gissingen te verdiepen, zullen wij tot de beschrijving van
het ras en zijne talrijke E ^^sl^^Mfdrorggan. Alvorens moeten wil op
^ ^ ^ ^ ijl^Hérh^di wijzen, die alleen aan dit ras eigen is. De Paduas
èhêpbeh; namelij k op den kop een zeer hoogen, beenachtigen knobbel,
waarop de kuif zit. De meerdere of mindere grootte van dezen
p^mp^SiiS een-zeker kenmerk, waaraan men reed^pi|5td^kuikens kan
onderscheiden Jpi>tste kuiven zullen krijgen. ■ Hierdoor kan
men dus reeds - dadelijk die dieren. afzonderen,, die men voor voort-’
kweeking wil houden,
bekomen. I _ |
V A N T J IT M ^ T ^ S e N D H E ID . "T
kop —• "groot, kort en’ door den knobbel van een zeer zonderling
vah^iddeh(natige;l^gte^JMreïilf(^ri^
KAM ^ zèê& klein ■ onzichtbaar.
■kcnlelIde^'vI-t- ' ontbreken. ‘
oorlellen — wit, klein, rond enfi©l#er.den baard verborgen.
p p rood,. -kuS® en baard verborgen;
oog — levendig rood.
kuif . l l i k f^^^^^^veeren zü valt
aan alle kanten- olsër den |p || naar benéden.'
baard — lan^V,'öuder Men kin en langs de wangen voortloopende èn
een ringbaard ■ yd^^pé. 'Hoe mefer hntwikkeling baard en kui|ïhi||lf|%^
des te meer^©rd£*&efe\dïier^^
HALS — van middelmatige" lengte, sierlijk gebogen en rijkelijk van
-lange en dunne veeren voorzien. -
kort, lèiblauw van kle^»|rl^
TEENEN
romp >— slank, met breede schouders; goed ontwikkelde borst; rug
plat en breed.
vleugels — goed^geëvênredigdei^g^Sp^^^^^^^^CmKge a^^^B
zaöel" ^ rijkelijk'met sierveeren behangen.
goed ^hksÉikëld
gedragen.
,gêstAlM? — middelmatig.
gewicht — ongeveer 3 kg.
'köuóiNG —- her en :edëp.
De h en heeft de algemeene kenmerken van den ha a h ^ ^ ^ ^ ^ ^ J
onderscheid van-didt, geslacht. De kuif ^bestaat uit talrijke
ronde veertjes, die. recht overeind ' staan. ’ ’©f
'Staaft-wordt -vraaiérsgewijze^ gedragen.
v Economische waarde. De als het ware gemaakt om
vast te zitten. Hu&e--grodtè' kuif'belet hun zeM in het vrije hun
voedsel de zoeken, ;zdódaf zij 'steeds in iF^felfe^gëvöed.moeten worden.
Zij. zijn zeer 'zachtzinnige - .Yért^uwelijk en derhalve in, kleine ruimten
.gpéd te houden. De hennen leggen goed en de eieren zijn -.vrij groot.
Als broedsters verdienen zij evenwel weinig -a^b'è^etaag. Daar de
jongen nog al zeergevoelig voor- koude.en nattigheid zijn, moet men
niet te vroeg broeden. Half
te leggen.. Bij goed én df|(jjs:weer groeien zij ’dan flink op. Het vleesch
van de Paduas is zeer: fijn.
Wij kennen van de- •Badhas*ëën 'gróöWaht^ldëürslageh; de voornaamste"
zijn: de zilverlakensche, d'e goudlakensche, de
lederkleurige, de-witte, zwarte en koekoek en de -hermelijn' P.
BBHKVERLA-Ke n s c h E;|P1. WHI, "VjfBl poule' de Padoueargentée,
Prr, silver spangled'pofish fowl, E . ; Silbertupfen P. ,£>. PIaan. De veeren
van de kuif zijn aan den basis zwart, in het midden waf'en aan deuit-
eimden wederom zwartr ;>lfa>rdéh.d:weedëh fui ’neémt het wit evenwel de
overhand ,^zoodat alleen de spitsen zwart zijn. De-hals- en zadelvéeren
zljm aan deze gèlijk, maar die; z#arté vlek aan de rsfits is kleiner, de
zadelveerafrheraö^Tnauwelijk eene kleine zwarte vlek aan de: uitéindêm.
D e witten zoom. De veeren aan rug, schouders