of ook wel schubben ontstaan* De banden moeten zeer zuiver en
smal, de schubben regelmatig zijn; |'
Het wit neemt ook geheels gedeelten van het, gevederte in, zooals
den bovenkop (bij de Priesterduif), den geheelen kop :(bij' de'Monnik-
duiven), de keel (bij de baard-tuimelaars), de staart (bij déwïtsta&rten),
het voorhoofd v (bij1 de witblesjes), voorhals en borst (bij de Spréeuw-
duiven en Berlijner tuimelaars), de vleügels (bijvdè Eksterdüiven); gewoonlijk
vertoonen zich meerdere witte' gedeelten, bv. 'aan kop, staart
en slagpennen of voorhoofd en staart, of bórst, vleugels en onderlijf.
Omgekeerd vindt men bij vWitte duiven gekleurde teekeningen, zoo, op
het' voorhoofd (snippen), 'den schedel (platjes of kalotjes), den kop
(Moorkop), vleugels mét uitzondering van de slagpennen (schild); de
gekleurde schottderdêkyeeren vormen met &<& gekleurden bovenrug het
zoogenaamde hart.1 Door ineenvloeien van wit en JdeUreh ontstaan de
bonte (tijgers) en deschimmelS. Desnayelis kort of lang , dik of dun
De kleur van den snavel* die steeds met dje def nagels moet overeenstemmen
|| richt zich £ naar. de kleur van het gevederte. Blauwe
duiven hébben in den regel donkere snavels, zodwel als de zwarte,
bfeehéOÜ- bij dezen veelvuldige witte snavels voorkomen, maar witte,
gele en ,roode, duiven-moeten steeds een witténT bek hebben. Bij
geteekende' duiven beslist de kleur van den kop over die, van - den
snavel;' moorkoppen bv. hebben donkere, witkoppen daarentegen lichte
Ook de kleur der oogén hangt in den regel van die van het gé*,
vederte af; hoewel hierbij .dok'het ras in aanmerking komt.' Bij een
wit gevederte zijn 'de oogén in den regel b r u in b l a u w | gevederte
geel. De wit-blauwe (paarlmoerkleudge) oogén noemt men p a r e 1-,
g la s - of s c h o o n o o g e n; zij zijn vooral aan de tuimelaars eigen,
maar, komen (obk bij Raadsheeren, Bucliab-trommelduiven voor en
worden hoog geschat, maar zij moeten éuiver iijn. Is er een puntje in
merkbaar; dan noëmt men ze z a n d o o g e n . Is een oog hah Hëhten
half donker, dan héte d b'rokifeut.o'ag maat ■ 'dkt'is een
gebrek dnï’de duif; ó& sderlei c»ogen*-hét èemï lieht, het andere
donkei■ zijn een gebrek 0 Bé. fout bij de dujf. ■'
-, 'Over de iztdeeling om tamme dtiivén héerscht veel viïrsdiil; | eeh
vaste 1•egel daarvpor bestaat e:rniet. Eénige ischrijyeri verdiïelen
Renfieurige, gekleurde met witte ti;ekening, én^Viitte.fine:tgekleurde
-tëèkehmg. Aiidete gwen vóorkëur aan eène indeeling wMtoe de
iegioncblagen levéren. Al dib indeèlingen
heel wiilekeurig, » fioodzsdtélijkorarbij de bèscluijving
eetiige é a tte v o é g \^ij wi.llen ons m' dit werkaliin dé,éerstvermei
id edtii ven derhalve verdeelen R ) E e n - '
kleurig;e en gëschubde', .1 t gekleurde met witte %eekenÏDi1 en H in
witte )met geldeurde teekening. Die. eersten npeint 1 kr'wèl-yéldr
duivenË de be;ide. laatsten kléurduiver1, maar, zooals Ip^hebben
bestaat er gee:n algemeen aangéhomene. mdeeling. >
A. : E E N K LEUR'!‘GE EN^
i. De blauwe veldduip of v&jovlieger (Columb'a domcstica I
dgfèstis^lèvidd).^ D. BI. FeMtaubej ^Feldhtlchter^ E. FieldrPigëön;, I
jp. Pigeon fo y a r d y ^ c p É ^ ^ , als zij onverbasterd is, in
" lo o tte j bouw van lichaam en kbp het meest met de wilde ofrots~-.j
duif overeenwaarvan zij óok ohmiddellijk afetamt. Zij fiabet glad van
kopjeh pooten HjUii
De kleur van het bovenHjfis-oyer het algemeen een licht aschblanw
met witten benedenrug of stuit; de' kleur aan hét onderlijfis papaver-
blauw (nb^dé kleur van'het blauwe papaver- of heulzaad); de kop is.
lichter, de hals donkerder leiblauw, de laatste'bovenaan met blauwachtig
groenen ,_.naar beneden purperen glans (dtrivenglans). Dé vléu-
,gëls hebbeiftwee zwarte banden en donker aschgrauwe slagpennen; de
staart is eveneens donker blauwacjrt%:grijs met een 20 4 , 25 mm. !
breeden zwarten dwarsband voor de punt; de 'beide zijveeren hebben
ëeh witten zoom. Het. oog is geel, de snavel zwartachtig of donker I
horénkleurig, de poot blaüwachtig rood.
Fraaie blauwe veldvliegers zijn vrij zeldzaam. Daar zij géwoonlijk
vrije uitvlucht hebben, verbasteren zij te veel door - paring met andere
kleuren en rassen. Voor den liefhebber hebben dan ook alléén zuiver
blauwe exemplaren waarde. Daar zij weinig voedsel behoeven, kosten
zij weinig; zij zijn derhalve voor de fokkerij van jong slachtgevogelte
aan te bevelen; evenwel broeien zij slechts in de éérste jaren goed, ]
zijn zij drié of vier jaar oud , dan worden zij zeer nah < . üa het
broeden. ,
$£ Bé veldduif komt in d)e volgende variëteiten, voor:
5 ong^treepte Vddv%g«r (C. d: a. var. omina), door dé
Duitschers gewoonlijk Hohltanbe of HohïMgel genoemd, verschilt van !
Je voorgaande slechte dopt' het ontbreken der zwarte vleugelbanden; |
& E S C H O B D E D U I V E N .
zij is iets lichter va#. , kleur dan dè ‘gewone ■ veldvlieger en komt zeer
veel overeen “met'de kleine BoscKduif (C. oenas).
b) De gehamerde blauwe. H ier-4 s/'jiei;, -zwart, dat bij de voorgaande
geheel of bijna geheel o jf dé yleugels ontbrak, óvèrdé vleügeïdekken
verspreid, zoodat déze' ópr blauwen grond zwart gestippeld of geschubd
(gehemeld)'.'[schijnen. Deze variëteit, var. nigro-squamosa
noemt* verschilt overigens nié^ yan de gewone soort en vferdiefat ook
geène bijzondere aanbeveling.
- c) Blauwe en andere eenkleurige met witte banden pf schubben.
Soms vindt' men 'blauwe veldvliegers mét witte• banden in plaats van
roode. Óok roodé banden komen voor. Verder vindt; mén nog zwarte
èn'roode veldvliegers met witte banden; vooral dé;'i$öde, die gevederde
of ongevederdé pooten hebben, zijn fraai als het rood goed van tint if.
Evenals de witte bandén komen. dan' bok witte schubben vóór - ótri
blauwen, aschgrauwen, grijsroodeR‘''en zwarten grond. In sommige
“streken van Duitschland waren zij vroeger onder dén haam vaö „Kar-
pérschubbige” bekend "én soms zeer gezorht.
2. Zilver vale velUduiven (Col* dom. agr. argentea), && in een
fraai zilverwit of zilverblauw voorkomen,' komen veel in de omstreken
van F3berield voor,, Zij hébben : dé grootte van den gewonen veld-
vlieger, maar fijh slanker en sierlijker' van figuur , en houding., Zij
hebben een gladden kop én onbevederde pooten.
Bé zilvervalé zijn wel de fraaisteii. De hoofdkleur is een hélder
zilverwit mef groenen glans aan den hals én witten kop; -vleugels en .
slagpennen zijn donkerder; de vleugelbanden zwart;, ‘ de staartband
De blauwe zijn licRt van kleur met fraaie diepzwarte banden. Als
kleurvarieteiten vindt - men ook nog de blauw- en zilverschimmels.
mm