— U —
een zijwaarts geplaatst vlieggat. Een eerst broedsel gaf niets, de eieren I
werden na vier weken broedens door,‘ de vogelen zelve uit het nest
geworpen. Uit een tweede broedsel zijn drie jongen flink opgegroeid.
Het zonderlingste bij déze broeding was, dat het mannetje het bruilöfts-
gewaad nog niet had aangetrokken en dus nog het grauwe vederkleed
vertoonde. De jongen werden met yersche miereneieren en gesneden
meelwormen opgevoed. Het voedsel voor de ouden bestaat uit gierst :
en andere zaden. Ik heb van de hoogroode sport nog geen jóngen
gehad, 'wel van de bruine soort.
' * Het Tijger,vinkje zingt zeer lief. Wel is het geen langaamhoudend (
gezang, maar eene reeks van allerwelluidendsté trillers, die snel achtereenvolgend
worden uitgestooten. |
> De prijs is, van 3 tot 4 gulden per paar. In de,wintermaanden zijn
i zij' echter niet altijd te verkrijgen. ,
DE CE R E S-ASTRI LDE (A-egintha modestà).
r f f . P C iÖM I i ,T0'ÏrLEfllO1.'" ^
- ’(Naar een exemplaar ix^lie%'ÊeELt^apàeil^ehfyyëi) | |
Stkoniemen. Amadina, Estrelda, Aidemosyne modesta. { - . J,
■ R v „ , „ Modeste, Diamant modeste. Fm mó h . - Coros-astrild; BitaderbürzeMnk. Duilsch. - Modest Grass Finoh, Olierry Einoh; Plom-headed
Finch ; ,iltóièèolo^ïed[Finöh^^^etóc^; 11
Dit vogeltje behóórt tot de meer zeldzame soorten ,en is nog slechts
sedert weinige jarén in Europa bekend. De Londensche Diergaarde
bezat het eerste exemplaar in 1862 en later nog in 1S72; in dat. jaax J
werd het volgens Drr ookjhéti eerst in Duitschland ingevoerd I
Bij de meeste handelaren komt hét maar zelden voor, zoodat Kéf_op
weinig prijslijsten te vinden,-is. Daar mij geen hollandsche naam bekend
was, heb ik het Ceresastrild'e gedöópt, zooals het in DuitschlantI mee tal
bekénd is. Den Franschen naam „Modeste” heeft het aan • zijn st.emmig
vederkleed te danken j d ^ S ’deze zedige benaming moet niet,opgenomen
worden alsof de Ceresastrilde onooglijk geteekend'is. ’t Is integendeel
een zeer, fraaie .vogel.
Het bÓstfehlijf tsjbiuinachtig vaal / vóórhÓófd AnfbÓ^enköp ®jfi|
donker kersrood (vandaar de Engelsche naam „Cherry-Finch”);
.. teugel en keel zwart; gezicht en halszijde wit -met smalle bruin-
achtige dwarsstrepen; onderzijde, benedenrug en bovenste staart,
dekvederen wit met breede bruine dwarsstrepen; midden van
buik en onderste staartdekvederen witachtig; vleugelslagpennen
met fijnen witten buitenzoom; slagpennen van de 2de orde aan
de buitenvlag met breeden witten eindzoom; schoudervederen
en vleugeldekvederen met witte eindvlekken; .staart zwart; de
drie buitenste stuurvederen van beide zijden met witte eind-
■ zoomen. Snavel zwart; oog donker roodbruin met zwaztachtigen
rand omgeven. Pootjes grauwachtig. Wijfje bijna evenzoo ge-
plerliéfet Dat zij teer zouden zij^pkan ' EOLoéiilijtó 1 gelt>Gfvën.; Xlc
ontving de vogeltjes in goed bêvederden toestand, en liet- ze, na ze
eenigen tijd' afgezonderd te hebben gehouden, iiTmijne vogelkamer
'vliegen, waar zij zich zeer tehuis gevoelden. Na weinige dagen begon
het mannetje reeds met (.hpoiKalinpj.es te sl . '1 ,
I het in een thuyaboompje een langwerpig rond nest nit agavéyezelen ..
Aan. een der eindén. .bevond zich een rond vlieggat. Het mannetje
bouwde- alleen, het wijfje róndde de nesthólte nit,.1 die warm met
veertjes was gestoffeerd. Weldra bevonden zich in het nest drie langwerpige,
, kleurd, doch Zonder de kersroode kopteekening en dé zwarte
| ' jike elv lék . j I ,
’ Over het natuurleven van dezen vogel weten wij zoo goed. als niets.
Het vaderland schijnt zich over geheel Zuid-Australië nit te strekken.
Gould zag het in paartjes of kleine scharen in laag struikgewas en op
den grond: Gilbert vond "het koepelvormige, uit grasvezels gebouwde
nest met 5 tot 6 witte' eitjes. Dit is zoowat alles, wat wij over ditj
vogeltje m den vnjen staat weten Het paatje- asME,.* bet begfli vapl
April (1SS2) van den heer Abrahams uit Londen ontving, gedraagt
zich zeer bedaard en rustig, ’t Is vreedzaam, zeer tam en waarlijk
witte zeer gladde eitjes, waaroj het vijf e z ter ijverig broede.
Wanneer het mannetje het wijfje' bij 'het broeden ging aflossen, droeg
het steeds een nieuw veertje in het nest. Het wijfje was zoö tam, dat
lik" het ijest méthde hand kon aanraken zónder dat.het opvloog. 'Nadat
het reeds 15 dagen gebroed had, begon ik aan bet gelukken van het
('broedsel te twijfelen en toen na nog een paai 1 igf n Igeen nkel gel lid
mij de aanwezigheid van jongen verried, n m ik de ,eitj s eg die,
zooals ik gevreesd'had, onbevrucht waren. Spoedig begonnen de vo-
| geitjes echter een meuv nest te bouwen en wel m cjé’d ntS'koitlJ "djkr
oude kooi b“ ï'mdj^ Htói’ïci.Aen iet rnkbmrai a-i ik(
hoop met beteren uitslag Ik geef kanariezaad en véischilléndè gierst-
soorten, benevens van tijd tof tijd wat miereneieren, en de vogeltjes
schijnen er zich uitstekend bij-, te bevinden.
Bij Dr Rusz hebben de Ceresastrilden in de vogelkamer gebroed
I, Het -nést werd in een hoog hangend Harzer-kooilje of in een in ’t struikgewas
staand korfje uit hooihalmpjes vervaardigd, maar zonder veel
kunstvaardigheid, Het geleg bestond bijna ‘.regelmatig uit vier tamelijk
| grbóte eitjes De broedduur beloopt 12 dagen De jongen waren boven
| grauw - en onder vuilwit. De roocïe kopplaal: ontbreekt nog, 'dé. 'snavel
is loodkleurig, dé dwarsstreepen komen echter reeds te voorschijn. ■ ^
| Daar jde/jCetesastriide pog al gemakkelijk schijnt te bfoeden. en in
■ den laatsten tijd wat veelvuldiger wordt aangevoerd, zal zij tspoedig'
meer algemeen worden. ' “
[- Nu is de prijs nog al .hoog, nl 15 A 17, Gld. het paar