1 3 g É — .
en glad. De hals iis^^an^gemt^ëld'è' lengte, toeed j de
romp 'gêstrekt, • slank en-^ tengevolge vgin let l©sse gevederte sterker
schijnende. ^De^^leMg^Isi worden iQ^iëdfafeën^vidè slagpennen zijn'- niet*,
sterk, maar zeer 1^'g^en',Bgïsei'ken hét eimfewan den staart, zonder
.echter over elkander te liggen.
' ' kpbk in? 'kl|ipC^en' ,'teekening biedt- ,dèze -duif eenige eigenaardigheden
aan. Men vindt er b.v( goud'-v'én zilverhalzen. De grondkleur, een
fraai licht grijsblauw df aschgrauw, gaat bij den hals in zilvergrijs en
B I staart in donkergrijs over. Bij de goudhalzen is
<derhobfdkïètir'; chocóiadèbmm, terwijl de hals okergeel is en kop,
slagpennen en staart ziqh’i zwartachfeigbruin vertoon en. Verder komen
^b^Amahdelkleurig^ev^TOohdsl^l^nfe-. '.witte en- énkelkleurige vopi;' ;7'
Te'gèho'ver de kleine rassen, zooals meeuwtjes, zwaluwtjes, Eng-; tui-J
melaars enz., staan ook renzenduiven, waaronder vooral de .Romeinsche |
en de Montaubans vermelding verdienen.
De romeinsche dom. g ig a n t, romcmd) , Plaat X X I I —
Vogel 108:, £ {., RëmerlPaub e, F . Pigeon romain, E.^ 'Roman Ru nt, |
wordt vooral veel in zmi&elijfe Erankrijk gehouden. Bij jSnze liefifebbeis
is> weinig yoors • :p
’tls^ egn zware, groote duif die van ai de punt van den snavel Jotj
aan het einde van den staart soms meer dan 50 cm. lang is en eene
hel’gewiehfe^^^^
De kop as tamelijk-'lang en glad, de schedel zwak gewelfd, h éfl
. naar
dezen een vlakken t h'jbek vormende; de kraeh£ige7spavel moet vleescheen
donkeren snavel aantieft; de heushuid^s^sterkvontwikkeld, maar
"niet’' rimpelig, wit van kleur en bijna 'hartvormig, m het'■ midden overlangs
gedeeld, ^aarétsbr twee driehoekige helften ontstaan De oogen,
zijn lichtgeel qf^bijvoorkeur parelkleurig, bij witte exemplaren d ^ i^ 1-
gemiddelde lerigtè1- en krachtig, ^d^UBm'Iti breed en v o l ; d e romp j
gestrekt .. ma'ar krachtig, met breedën rug. De vleugels moeten op jj
kruisen. .
(Col. dom. gigantea).
evenals de te^iiéh karmijnrood, terwijl de nagels
^^Mj^dinén^ig^tai'.-- e en^Rig VQóxV^%^^.iïieri ïfrqjbgesprenkelde"
^i^nfreftó Bla.uwe, f^|^érval^^^^y|ife,7jg^lejj • chocoladekleuïlge^
komen veel voor. ïge^zwafte'1 zijn gewoonlijk;niet intensief van.
kleur; de witte <zi|l®uiver witffiofforel aan kop en hals 'met zwart.
\ gesprenkeld (tijgers). De Romein is geheel en al eèh rier^mf.; góeder
l exemplaxen,' ^^^^-.7dan ^ó.^^^tnr' jlè^^|^ëh'#ölime^ 20 ,'30 ‘tot 60
| gulden h et paar.
g B e , MONïluB'fiNrXi^JiF (Cojt.^dom. g tg a n t. g u ie n n e u s ls jh D . Mon-
. tauban-Taubé, F. P. de Mpniaèban. Zooals de naam aanduidt wordt
jj deze _duaf= vo(£èlf in zuid-wesj.eli.jjk Franknjk gevonden en ontleent zij
: haai naam aa|S^?stad. Monlaiilifan in het Departement Tam-et#arbnne,
' In vorm, ïichaahisbduw ''eh^rootte komt zij veel met de Rom, duif
Lhoofd is iets hooger, het neusy'Hëesch vkleiïier, zoo ook de oogranden,.
teqyf^M^^Jëèkóp.Ss%ehe 'btè^dl^schulpknif draagt. De snavel moet
licht z i jn , ,^ ^ ^ ^ ^ ^ - onbevederd, ofschoon zij. soms eenige .stoppels
h ë ft lm i Als p a ^ e^ ^ fd < R o o witte,
ïdode, Chamoiskleurige, zwarte en blauwe. -gJ
>De_R. 'zobwel als de M. broeden ;,nje| zeef Ijve rig , zoo dat men ze
n iet voor het volrdéel moet houden:; kweekten zij beter, dan zouden
zij t iom haar r^ d% t^ J ls slachtduif ze|r7ih aanmerking.kunrfén^komeh
wat nu niet het,-geval is. /'
K I P D U I V E
ï&Dè naam van ^(^^Skvènrassen waarover - wij-nu zullen spreken, is I
zeer goed gekozen. I^So rte" fereede, gedrongen romp, dekoite, naar I
omhoog , gedragen staart, de met "donsveefen bedekte stuit, de korte,
sterke vleugels, 'geheel vorm, heriniieren aan de_ kip.
Verder kfenmerkérT ziji door.. een langen, krachtigen en fraai I
gebogen f{SÊ^ ongekuifden, tamelijk langen en smallen kpp,..-Epi|ldtel-
»langen 'of korten, sterken en duidelijk gebogen snavel, gladde neu|-J
W id en
5af te stammen en werden waarschijnlijk het eerst naar
^pj$acht de verschillende' fraiaafm aanduiden. De 'm e e y b^ ^ ^ M
DE MALTHESER-DUIF ■ ('Cö/. <&7/Z. , Plaat X XH —
Vogel 107, Z>. Malteser-Taube, F . ou P ’ maltais
trembleui, ^ B jn n W Pigeon (Leghorn Runt), moet de kenmerken
voor de leijjduivën in 't al ;en een aangegeven inj Ür grootste vol
na ktl ei l vertoonen . Het lid aai 1 moet hoo er dan lang en bijna
zoo breed, als lang zijn, als t n re afgerond De rug zeer breed en
kort en naar den stuit toe opstijgende, d'e; stuit zelve opgewipt, de
staart zeer klein, kort, smal en t in ; |et|>einde ajs afgesneden Hij
mo< t zeer recht, :en zoo het kan naar den kop toe overgedragen
worden Hoe { höógêr de staart gedragen wordt, des te beter. De
vleugels moeten klein, maar krachtig en gewelfd zijn en hoog en v st
aansluitend gedragen worden. De slagpennen móeten zeer kort, spits
en smal maar vast van vlag zijn. Dikwijls schijnen de M. als op de
teenen te loopen, terwijl kop en hals voortdurend sidderen, evenals
bij de pauwduiven De póoten moeten hoog en krachtig zijn en ver
uit elkander gezet worden Het lóopbeéh is met groote schubben of
schilden bedekt, de teenen lang en goed uiteenstaand, nagels krachtig