1 B H
• Hoever;heb. vaderland van dit vogeltje zich uitstrekt, is niet met
zekerheid aan te geven. Het schijnt echter in het ,;,geheele \ Zuiden,
Oosten en Westen fai^!^öÉümtge^bhdén te, worden.
JVOp het. èÖand-'St. .Helena, waar het >ev;en als op Madagascar,
Bourbon en Mauritius bij toéval schiiht ingeyóekd,
veelvuldig voor en' heeft daaraan zijn ba|üm ontleend. Over het leven
in de vrije natuur weet men nog' niet*'veel. Het be^^hif^e gras-
vlakten, maar bezoekt o^^m.giioote vluchten de bebouwde streken en.
wordt veel gevangen, omdat1 het niet zel'den schade aan , den te veld
staanden oogst} berokkent. Over de voortplanting in den natuurstaat zijn
de berichten nog schaarscher. .
In de gevangenschap is hetr Helenaatje een allerliefst imgelgf> Vooral
vrijvliegënd in . de vè'gelkamef yertoont het zich in al zijne .bekoorlijkheid.
Daar is «het verdraagzaam en vreedzaam tegenover de- mede-
bewoners. Nietzoo onrustig als het Napoleontje, wordt het buitengewoon
tam en vertrouwelijk, en leeft &et spoedig, zijn verpleger kennen en
liefhebben.: bestaat, .evenals1 voor alle prachtvinken,, <ait
kanariezaad, 'gierst ’en verdere, zaderijen.
Het nest is minder sierlijk, en kunstig dan dat- van het'Hapolfeöntje
wordt uit grove halmpjes,' gras en stroo vervaardigd. Zij bouwen:
dit waar de gelegenheid.1 het gunstigst* schiil^ihetzii in . struikgewas,
hetzij' in het verlaten' nest vipf^éen’ anderen vogel. Mijne Helenaatjes
het was langwerpig rond met een verlengd vlieggat; dé vorm had veel
van een mineraalwater flesch m^t^wait’wijden'hailè.‘ Het tweede nest
werd in eene oude kooi gebouwd en had denzelfdeh vórm. Hierin
broeien nu dë' vogeltjes. De 3 tot 5 witte eitjes worden in rr è, |||«
^^pnyüjtgeb.roed. Het nestdons der jongen is blauwachtïg. Wanneer
^év-Tjpngp^Sf§ nest verlaten,\ zijn zii donker en g M aschgrauw. maar,
het ïood van het onderlijf schittert eie^d^door, evenals de golfteekening
Allengs wordt het rood ievéndiger. totdat ha. .2 ' tflêur
als bij de oudeh ■ is.|^^-
Het Helena-Eazantje is juist geen uitstekende broedvogel, hoewel het
’mc |p VoplÉaÉif van Dr. Rusz-en bij andere.JDuitsche liefhebbers
l^pröe^jheeft. ^vederkleed5 en'veftrou^
weHjkheid bevelentKesti ten zeerste-, aan, voor kooi zoowel ais, ,vo_ór;
volière en. voggjkamer. Zingen_doet het niet, , inaar^het laat een schellen
loktoon- hopren.
““-.'De prijs is 3 tot 4 gulden pér ’paar. » i.'
> H E T GOÖDBORSTJE OF ' DE ORANJE ZE BR A - SET! E G A L I (Aegmtha JSangtünolerita).
A-; ’‘,(Naar een exemplaar ln*'hè't bezat yan> den Schrijver).
SYNONIEMEN. Eringilla, Estrelda, Amandina sanguinolenta; Fringilla, Estrelda,|®É)r^5:^a, Pytëlia srubflava; Spoi-aegintlius subflavus, miniatus. ,• . \
YbeemDE Hamen. Benguelï Zéhré;, SénégatT veirfcre jaimè; ,-Astrild ventre orange. Mransch. —- Zebra 'W’axMl; '.Afriëari Zebra -Waxbill; Little Aurore-
' Senegali.- Engdsph. — G-oldbrüstige Astrüjl; G-oldbrüstehen; Gitronvögelchen. Duitsch. | ~
De prachtige oranjekleurige borst aU^^tfrikaahsclie’^
Prachtvinken heeft dit- y'Qgpltje bij de Duitschers den naam vanVGóuiiU
borstje ({Goldbr&stchen) !p p | verwerven. Ik
Nederland -aangenomen, omdat andere hét "verkeer met Düitschè handelaars
en liefhebbers soms verwarring, zou kunnen veroorzaken:^ |n -
onze Diergaarden 'wordt' het aangegeven onder den naam Zebra-Senegali,
waardoor eene verwisseling' zou kunnen ontstaan met. de^Bruind^i^M
[S-permeStes] dien de Duitschers „Zebrafink’^ noemen. 'ïkft
heb in hët.'fójdschriït', „Onze gevederde Vrienden” deze laatsten ook:.
:Mt|||^^?yJ|nóenrd eïü MSefr naam van^pudfebretie'^'^ffi^ ^ ^ ^ ^ p gé^';
schikt voorkwam, töegekendvaan het vogelde, dat, ik hier thans behandel.
Ik. heb het den kleinsrën in werkélijkheid
meet het nau,wei|iks^ c.m. Bovendien is hë|£z^^
de minste moeite door de tralies van gewone kanariekooi^slmbt;-1,
« i Het Goudboistje is altijd" en in aanzienlijk aantal bij, de handelaars
.voorhanden, en. het is dan ook, eén der 'goedkoopste pM'èïjM^' kleine"
vp'gds.-. en wanneer het, slecht -
behandeld of in het donker'gehouden wordt, is frè£ bijbot gehee5h^wa|,t^
■ yblqb^rayicht hereteltVjfrët ach'echter spoedig
en komt^de fraaie^goudkfeur na ^weinige" weken in ak-Tiaar ,glans te
voorschijn. Eenmaal aan de omgeving gewoon, blijft het jaren lang in
leven en jyereischt het geene bijzondere zorg. Het gewone voedsel en
kamerwarmte zijn dan voldoende. ,
Het vaderland strekt zich over geheel Afrika uit, ofschoon het in
- het. westelijk gedeelte. veelvuldiger schijnt voor te komen. Yon Heuglin
vontF^hef^zopwel in deAïlémbea!rvlaktel^^^ËM^^^^^Ê d ^ ^ fals'\
aan het bronmeer van den Gazellenvloed. Het vertoeft bij voorkeui op
stoppelvelden en in het hoqggras of op,., në>t§ng~êls.,. - , .
.KCët ÏS' olijfachtig bruin,• vleügelslagvedëreir meëfc.
' bruin, staartvederen zwartachtig bruin, stuit-en voorste gedeelte
|' L - * - keel,- b o rst 1-
£ , citroengeel; bij het oud mannétje is - dé borst'dikwijls goudkleurig"
buikzijden dlij^ht^^r'^m^ e f i
^^^M^në^lekjps en bruinachtige strepen (zébré)i De wenkbrauw-;
r . • streep, ^ie^het-Vóog-omsluit en tot aan' het acMerh©©fd";lro^©pt
j scharlaken rood. Van den koraakooden snavel ijpQüfc|eene kleine
""^^zwaxte Vteu^l^nféê®^' aair het: geelbruine o ogrDë pootjes z i j l
rood. Het wijfje-Us < veel matter van',kleiir en heeft nimmer de
borst’; ook de rdpdé we^braiiwstreep
’ ■nagenoeg of geheel.?ƒ ^4
' zeër^em^kkelijk; zoowel iaa^fene kleine’ kooi-
'als in de vogelkamer, buitengewone en zelfs
onnatjmdijke vruchtbaarheid. Dr. Rusz ' vérhaalt,^dat ^eèh' paartje-, in
iji^zib • he^t. uitgiébröéd,- ttëjiwijl
-bovendien nog *,67 eieren -werden^wéggenbmen..' Hef nest wordt steeds
in' hooghangende Harzei;,-koöi1jes of in nestkastjes gemaakt, '_;en bij
dezgn bouw -ontwikkelen de vogeltje weinig kunstvaardigheid. Dunne
papierreepjes, agaveyézelen, 'draadjes .dergelijke- sfoJ^èn worden
,;Jij voorkeur gëbezigdr=Het nest bevat
' en.- zijwag^fs^ ^pöht^ ffliéggat/ Hét jjarqlegf .bestaat uit 3 tot 4 én soms
zelfs uit negen eieren, die in elfvdagen worden uifegebiped. Het nestdons
lichter. Het geel aan het onderlijf doet echter reeds de soort kennen,
èpewel het snaveHje,l|% zwart is. Na vijf'.weken >is de verHemridg1.t0i
^ g v o lw a ssen gewaad reeds in vollen gang. In,de achtste week zijg
ëë; fongen reeds aan de -ouden' gëldjk.:| ^ | ei, dat niet meer dan- 13
a 14 i®ülm.
- ^eDsr' ^ jongen' verwaarlbozen.
Kleine versche miereneieren of klein gesneden meelwormen zijn voor
Kan mën^d^se. niet
febéderiy - ';.;i,
om hi-i^rw» fraaie
^ar\peW
HET TIJGERVI MK J :E fAegiAttïa anaaiadava),.
B 9 (Met Jong).
S-rs-ONiEMEKT. E r in p lla , Estrelda, Spoi-aegintlius araandava; Fringilla, E s t^ l'& J punicea; Eringilla mysfcacea. H
Y eeemde ïfAMEir. BengaM piqueté;-. Amandave piqoieté. A*rawsc7i. — Amaduvade Einch; Avadavat. ^ g Z sc7j. SW M & M A tv iM Tigflrfinlr
^ K i ë | i | s # é fɧi
-hélMefe maar éen'
prachtvinken is voldoende dna£ overtuiging te geven, dat de
Schildering verre beneden de werkelijkheid blijft. De meest nauwgezette,
beschrijving vah/dè 'Meuren, die m»het vedergewaad eens vogels elkander
als ’t waye veMringen, kan pns wel een flauw denkbeeld geven van,de
jkMfev maar niet van den sehitterenden gloed, van de tintelende nuance
der verwen. Geen pen noch penseel zulen ooit vermrögCTTfiaar wai&hfeia\
den fraaien vederdos van het Tijgervinkje weer te geven, wannéér het
-door de schitterende zonnestralen beschenen wordt. Men waant glm-s
sterende parelen op smeltend Jrbodkleurig gou^& zien.
Di. Rusz spreekt m zijn zeen geschat werk „Die fremdlandischen
^BtAepvogel” i van twee verschillende soorten of lokaalrassen van het
Tijgéivinkje. De eene, d^ (brpipë^oort, noemt ^èiégütihh-amandava,
E f -'-bunicea. Ik -hal^ ^ ^ pS
soorten in mijn bezit, toen ik voor wpinige'- weken in den Antweipschen
Dierentuin, en een weinig latei bij een’ vogelhandelaar een anderen
Tijgervink opmerkte", dien ik ’fo,tklusverre nog niet' had gezien.'^|"da#r
n'©(g een ^ derde- lokaakas ds,' waag ik ni,et-te; beslissen. Eene 'fetÉppê"'
^ghpg !§n :|;|i|yfttpz|p , want ik zag 'minstens
bijeen, die allen^hêjzllde onderscheidende kenmeik droegen, n.1. een
.breede en zeer merkbare witte. vlek aan- de keel. De afbeelding op
pilaat. II is naar een dezer vogels-genomen. • De oyêfige kleuren komen
zal zien, of de,mtte vlek bij de laatst ppgemerkte"
- ‘ De bruine Tijgervink iS'^^Phet geheele bovenlijf gedachtig
‘jrr’ 'p)Euinƒ* min gekleurd, en -®^è^Tood^cliti’gen^
gloed oveitogen.. Het .onderlijf i^^eellD^>tij''tot;’ zwartbruin. Het
L ". ^t^^^^^^^aa^vv#©rd;;dfeyleügdlÊy^.,b^®ibuikzijden
en de fraai roode stuit'zijn met talrijke witte puntjes overdekt.
De snavel is 'glanzend, rood met. een' zwarten ka^^^^^aar^édie'
' kleine zwarte^tr|ep^haar het fraai bamsteenkleurige ooglqo.pt, dat
^y|d#èk feenf^geel randje1 oihgeyen is. De jp^ot^es zijn vleeschkleurig. t
, Het wijfje is . aan de
‘ ,,‘u lichter geldeurd, stuit geelachtig rood. De zijden en vleugel-
dekken zijp-jpok w t gestippeld, mhar^pËler levendig. I
De Vogelwereld.
^^^^^ffisweel- fraaier nog^ao^^
staart
■ J--':] deze
iiilg^ ^ ^ ^ gM ën e t men Ifët
Bij de derde soort (?) waarvan ik zooeven sprak, bemerkt
weerszijde
aan de witte oogstreep aansluit.
meer met bruin vermengd,
totdat eindelijk het bruin geheel de overhand heeft genomen.
blijyen
Ih heil
, veiMeimnk
I het.:|jfanMg^dp^^^. -lieven
dónkére(plkats
Oude schrijvers noemen den Tijgervink teer en zwak. Ik kan dit
Alang-Alangvelden in menigte wordt aangetroffen. Bechstein vond het
dit kleine diertje tot kampgevechten africhten.
- Wanneer men dit vogeltje wil doen broeden, m'oet' men^ll^daartoe
laag struikgewas, benëvens’ verschillend bouwmateriaal geven. i&Jnlf|t
- kastjes gaat het niet. De bruine soort broedt gemakkelijker dan de
soort; evenwel hebben^ sommige liefliebbers juist met de|è
bijzonder veel -geluk gehad. kennissen, 'de heer Schleusner -
te Antwerpen, heeft van een paar hoj^oode.Tijgervinkjes herhaalde
hh’ dat nog wel in eene kooi.
In een’ hoek der kooi werd dor struikgewas geplaatst;,,''eh hierin
bouwden ^ë'ovogeïW.-'uit 'verschillende vezelen een kogelrond nest mëf