De prijs bedraagt dan‘ook'rv£n 5 tot 6 gulden hét paar, soms in
Antwerpen 8 è. 9, francs. .
Zingen doet het Orsmjébekje niet, maar wel laat^et van
vooral in de avondschemering, een>.schellen roeptoon hooren, waarbij
het zich zeer lang uitstrekt én eene bijna rechtstaande houding aanneemt.
De bastaard, door'’den; heer Headscfrel vén een manneke.Oranjebekje
en een wijfje grauwe Astrilde verkregen, had' .in volwassen‘ toestand’
bijna geheel S BL de kleur van de móéder; map: onder de roode
oogstreep vertoonde'hij de wangteekening van den vader, evenwel was
de kleur daarvan fraai, rozerood; ook -ïfet onderlijf was fraai rozerood'
én op den stuit vertoonde zich de ponceatoroodé’ teekening 'van -het
H ET Y U -Ü R V O G E L T J E : OF D E K L E I N E A M A R A N T H E (Aegin'ttia m Ä i .
en e v ens jong en nest. 'iï^
(Naar een exemplaar in het bezit van den Sehrij»ver).-
Synoniemen. Fringilla minima; FrmgiUa se^egaïa; Estrüda minima; Lagonostiota minima^'ignita of senegala; Pytelia minima; Senagaius ruber.
T reemde Namen. Kleine ro th eCAßtrÖäe;^Amarantvogel; Kleine Amarant, Blutastrild, Tausendsohön en Beuervögelchen. Duitschï. ,-^|/Cmwanthe, Senè'gah^
Fransch. —vI^ e fin o h ; M retird . Fngélsch.
De talrijke namen waaronder dit vogeltje bekend is, duiden gllll>p f
een schitterend vederkleed, en in werkeUjkheid beantwoordt het Vuur-
vogellje volkomen aan het begrip,' dat wij ons # i de tropische vogels
maken. .. •
Het onderscheidt zich door een vrij langen gestrekten ‘snavel,
^ ^ korten ronden staart en een prachtig roofden vederdos. De-over-
heerschende kleur is een fraai purper wijnrood ,^^pschoudei: en -
! ’ ^"tnantér; reebruin met eenigszins groen achtige7 :iant, elke veer aan
het uiteinde purper• gezoomd.L Eenige fijne witte puntjes terzijde ?
van de borst doen dit rood nog beter uitkomen. De vleugelen
staartvederen aan de buitenzijde purper gezoomd. . ,
■ Het oog is donkerbruin, met een geel.randje omgeven, de
. snavel Èpodi. met zwarten' kam; de pootjes zijn vleeschkleurig.A1
wijfje is bijna eenvormig reebruin ,—döéh^an den teugel en .
. - „ aan den ‘ stuit purperrood en ook aan de borst met witte, stipjes 5
/ versierd-.
- Bet Vuurvogel^'e komt In geheel -.liliddfiii-^ikar'van» 4 e' \ j
Oostkust veelvuldig voor. .Brehm vond - hét overal in grodfèl-yluchten
en Hiarfcmann |feg|$ dat het in zijn vaderland de plaats van onze huis- j
musch inneemt. Het ontbreekt bijna in geene enkele bewoonde plaats,
van ^|i^-Nubiè of Oost-Soedan; het ós de eerste vreemde jydgel, dien
men aantreft,- ‘^ a^ e é f.p ^ ^ a n Egypte ,in d e z e .^ M l^ fe i t Behalve
Brehm en" Hartmann hebjaen ,oojk-ralle reizigers de kleine Amaranth
aangetrbffen'. fieiuglm vond gansche zwermen in cjè stad Dongola. - -
Evenals Vuurvogeltje oyenil "^ijn^^pt, ^ '<
waar, de gelegenheid slechts- gunstig is; als de ruitijd voorbij is • en
de paartijd ‘nad^ÉaPBg^yifen«™t »vlugge,> hoogst he^wee^jke^ee^e^; 1
■ onder strepdakén,, m eene ~müurholte of jèMers.' kléine halmpjes. en
plantenvezeltjes bijeendragen om het nestje te bouwen. Brehm vond
zelfs aan den .Blauwen Nijl een néstjej. van deze den -bodemt’
„De Blutfink” , zegt Brehm * „is niet alleen een sierlijk gekleurd, maar
o o k . een aanvallig en beminnelijk vogeltje, waarin men zeer yeel ^
genoegenr^èal Me^tlen. Zoolang de'zon aan den hemel staat, is het in
beweging; hoogstens zoekt hét; in. hét middaguur een weinig rust in de
schadüw van een dicht bebladerde,, struik. ;Artders vliegt het .-^onderi
. ophöüden' van tak.. tbt tak , Imfeelt- behendig op/dej3ake% ót op den
grond. In de laatste maanden van.’ .het; ^drogé seizoen is de ruitijd ,
voorbij en met de; eerste lenteregens, ongeveer in het^begin- van. September,
begnit het aan de voortplanting te denken. Tot dusverre
leefde* het in scharen,' maar i^^^^rM|d^^^p^^^^pJfeng.dereri.,
-zo'nder wantrouwen^ dorppn, om, ;in de, stroodaken van de ’haat-tem
der,jnboorlihgen naar eene geschikte plaats yooi^hji^^ï'est uit te zien.
Hier wordt-in- eene .of andere* KdTfev of op eene onderlaag een ordelooze
hoop van dorre halmen opeengestapeld, waarin z^chVeen goed geronde
mèsthalte
Zooals -Brelïm "het natuurleven ‘van - het VüÉ^^gèlèje schildert, ver-
"tooiït het zich ook in de gevangenschap. -.Altijd^VTQplijWtfè^ ^ ^ ^ ^^ ^
het waarhjk als
rüimdheid—kunnen beschouwd worden.
Het Vuur vogeltje is-onder, zijne'kleine verwanten ,een der beste
broê'dvogels. In de kooi-, 'maar vooraKan de vogelkamer-,. maakt het
_zondêr de minste aarzeling zijn nest, hetzij dn1; korfje 'dat in het
struikgewas staaf, hetzij in- een Harzer-kooitje öf wel1 ah een gesloten
nestkastje geheel vnj in' ‘'wordt het echter niet gebouwd Het
paardenhaar .^agavévezelen ^ ^ rt^ ^ ^^Me^
'meest_ verschillende bouwstoffen gemaakt en is "röjSd, met zeer klein, :
rond vlieggat. Gewoonlijk toont het vogeltje j|||S meesten1 %st tot
broeden in September, zijn vaderland. Belét men
dan'; broeden,~ dan.begint het opnienw-^^^^^orjaar, wat .gefeêy:
een geschikter Tffid is. •
• ‘He^, nest bevat van drie |p)|l;zeven frijiELikorrehge'. witté..': s to^ ^ ^ S
:ëitjgs, die döpr .'bej.^.&;^^^^rs afwisselend in elf.ito"t dertien
dagen' worden uitgebroed. Het nestdons deOöhgeh"e^^mm® tifêw itv
en aan de. énavelhoeken"!staaÉjs^|eé'' wif^ en een blauw wratje. Wanneer
de jongen het, nest verlaten, wat na 16 & 26 ^dageül^^ielb-,; vertoo-
nen zij eén bmana,chtig\',vaal^ijs vederkleed, dat van onder eenigzins
lichter van ’b p den stuit ziét• Méif';^htér^éeds duidelijk,
maar in bleeker tint, het rood, dat bij deu ouden zoo fraai B | |J | i |
snaveltje is zwart, en de witte' punljes aan de;jbnrst ontbreken nog,
evenzo o de gele randen 'om de oogen. Als de jongen; goed .gezond
zijn en 'goed gevoederd worden, en vooral als het weder warm
is?, hebben zij ;in4mee -^maanden reeds het gewaad der ouden aan-
^getrskkeh^ S
Deze qyergang •yah,-Mt^rijze vederkleed Ntot het roode is niet zondér ■
gevaar yoor de vogeltjes, dfe, .b^^óud pf .ongunstig weêr, dikwijls
Hét Vuoiyogel.tj.e behooit tot de meest .gêsrone iiersehijnfagen op de
■ vógefaarkt, en hef ontteeékt bijna in geene enkde vogeftamer Het
■ fcamt echter .S^fSjls in een erbarmelijken toestand aan, kaal yei-
! kkeld k lan jog al .dikmjlsAJ 1 t z ch’ door
armte en j lë 1 haadelin kerst el 1 heeft . k i men r nfc gen g n
Her W l t e h i '« u tt ‘T.Ir r e d 'i
f J 3 mi M. .mijn. bezit, en heeft reeds herhaalde malen gebroed en
jongen grbotgébracht. ,
Dr. Rusz vermeldt nog eene verwante soort, die echter zelden in
den llandeI komt en 'döor vele ornithologen zelft niet vermeld wordt.
Het is de. R o o d b o r s t A s t r i ld e (Aegin/ha rufoficta, Estrelda,
%«£<• ticta rufopicidi. Zij onderscheidt zich van de vorige, doordiéï'
enthet .voorhoofd, de zijden van dep
|op éfti^el èeheré fe.»d i|pi|^1|ti3j3»o,d W i ï de1 pootte is
H ET BL A U W E F A Z A NTJ E, D E BL A U WE. A S T R J LD E OF S EN EG A U ,aesintha ptaenieoti.).
^(Naaa een e^empl^firi ïïet WaA ïvan den'lsclu.flver)
Het Blauwe Eazapije is buiten kijf een. der .bevaÄ^te- en freiste
™Selt “ < ie geregeld op de vogelmarkt worden aangètroft n Het
buitengewo n zachte vedérkleed, het 1 eraarde en rustige karai er, de
sierlijke gestalte en de vrij lange, smalle, donkerblauwe^i^t^Skcn'
I 1 jjEL? 1 1 n 1 a
Ey«Br? 0e<-ft: 1,0' K m w B
■ bedachtzaam karakter. De liefde en de gehechtheid van het m mnetje
en tvijfje jegens elkander zijn waarlijk .roerend. Uren lang kunnen zij
.''liefkozend naast elkan.der zitten. Terwijl een der beiden den ander
°P et kopje of in le veeren snavelt, houdt deze 'het kopje 'ter zij ?
^et Jl uotjcn-* w/ 'iet al en. Ook
er de mi dëbewpners': dfei lière, betoenen zij ziel zeer verdraagzaam
n lief. Het vedè kleed s als volgt:
Bovenlijf reebruin, als 't ware met een licht rpödachtig wa s
:: , zwakjes en bijna .onme kbaar jvertogen stuit, bovenste staakt
dek edëren, tengel, smalle t enkbrauwstreep de zijden van den
kop e^-jjde', onderdeden fraai hemelblauw; de staartvederen
. - indigoblauw, aan“ den rand der binnenvlag zwaMachlig'-mii'/,
"n onfler;fe^r?edgel>kvt.dert.n i)- h ^ jêebi^rfo.'i||
naar het gnjze. z neemende en bij sommige individuen eveneens j
N na nmerkbaar rood o ertegen evenzo i gekleurd zijn de
onderste staaitdekvederen', i angste; die ■
1 - blauw zijn. .Aan de oorstreek en ter zijde van het oog vertoont
zich eene langwerpige, eenigzins gebogen'e, karmijnroode. vlek.
Het oog is lichtbruin, met een smallen lichtgelen rand omgeven.
De eenigzins lange snavel is bleek kannijnrood met zwarte kam,
snijran len »n punt JHetjf■ vxifi* tAoneegs gekf^w’ maar
matter öob ontbreekt haar de karmijnroode wangvlck. ’ I B
^ De Blauv e \ trilde scmjn^zijn vajer’and n ^iieelt Vfaka u.
Want -de. reizig is hebben hem daar. o eral aangetroffen. Poch wee men
nog betrakkelijk weinig over zijn vrije leven.-. Vew Heuglin vond hèm.
^gennaar-, aan^ den TTiften 01 I
hoogte van 2500 meters, ^ Ook in den natu urstaat schijnt het Blauv e I
Fazantje rustig en, bedaard van karakter te zijn. Het leeft ih kleine
y j g g g l o f paarsgewijze in doornhagen, rom dorpen en hoftteden en
steeds in de nabijheid van water. Het nest wordt uit stfoo- én gras- I
De Vogelwereld. .'
halmpjes in strr ikg ewas op eene hoogte van ^ m l lm ^lL^bohwtL'm;
Eayw. PJM...1 V l.11 ■ i tr rJomS
zeer groote vluchten, en dit is meer in overeenstemming met het
karakter der Prachtvinken en beantwoordt ook meer aan de groote
menigte, die. jaarlijks' uit Afrika ri rar onze havensteden wordt or er
e' ü t j i V l V ^ p Ä a r ^
te bekomen en ontbrëèkt bij geen enkelen liefhebber
De Duitschi rs hebben aan dit vogeltje den r aam an Schinetterlingsfink <
1 (Vlmdervink) gegeven, en werkelijk, wanneer men het met snellen en
onzichtbaren vleugelslag, in trillende beweging boven zijn nestje ziet zwe-
rei^ CT jn en ,epdCf'. i T e o m - i i ) Ï 1 a j j p g e l ‘ezien',
In de kooi broedt het Blauwe Fazantje a l l e ^ ^ ^ S ^ ^ ^ ^ t e n
^ v ln W t ’h p n X , I m ^ otos en dbilt
•in nestkorfjes of kastjes nestelt het niet.
Wanneer, men het daarenté en in de vogelltamer laat vliegen, kan
men gewoonlijk, hoewel niet altijd, o^een of meer broedse] rekenen.
Het. mest wordt vrij in het struikgewas gebouw 1 en taat gewoonlijk
niet mee dan een m ter of zelfs minder -an ien bodem. Bij voorkeur
worden agavevezelen tot gron Istof gebezigd De nes en v an hel paartje
d t ik bezit, een a nt rachtexemplaar, hadden een cilindervormige
gedaante, eenigz ns dikker . in het midc en. Zij warén geheel uit
aSave ezelen gebouwd, die ruitsgervijze doorelkander wa en gestrengeld.
Van binnen varen zij m t veertjes gevoerd, welke zelfs uit het, aan
een t o g e p l a a t s t e , vlieggat kwamen, zoodat dit er mede
Gewoonlijk bevat het nest drie of vier zeer kleine langwerpig ronde,
dus walsvormige eiljes die niet zuiver wit, maar zu ak roomkleurig zijn.
De beide ouders broeden afwisse end gedui ende elf ä twaalf da gen.
Nadat mijn paartje reeds .drie of vier nesten hadigebouwcl en even
dikwijls vruchteloos liad'gebroed, mocht ik toch eindelijk het genoegen *.
smaken een drietal jongen te. zien uitkomen. Deze hadden een blauw
vaalachtig nestdons en zoodfa zij.bef .nest verlieten waren zij vaalachtig
grijs van kl u r ;'e enwel vertooniäe zich reeds een zweem van blanw op
stuit, bórst en staart, dat allengs in kracht toeneemt De karmijnroode
wangvlek k mt eerst later te voorschijn, en zoo gebeurt het nog al
eens,.. dat men een jong manneke heeft,, als men tä fe a d& ä ^ la j fe
H H