m u i §g§
wordt, regelmatig mAjgebrüik neemt, ziet men hem zoowel \o$'\het dak
van. het f|img:\als.; op den heg of den muur van den ttiin zitten, ja,
zich .bij zacht weder- zelfe in den,^iÉ|er vertoonen,'en zijne bezoeken I
zijn aan hen, die hem eenmaal hebben leeren kennen, steeds welkèm.”
Gedurende het koude jaargetijde'verhuizen die Blauwvogéls,, .die: .niet
in beschutte oorden der Noordelijke,'statenM^é^mtérèn kunnen, naar
de Zuidelijke1 deelen van het land, waar men ze soms bij hgnderdén
in beplantingen of op de velden bijeen vindt. In deze gedeelten' van J
de Vereenigde Staten beginneh\zij .reeds in Januari te broeden, terwijl
zij ié. ' voor half TMarh’ë eerst in Juni
plegen te nestelen. OnmiddeSjk na hunne aankomst nemen zij ‘f e i t
van hunne oude nesten, hetzij dit een nestkaste of een door eerèsjk <él$j
uitgehakt of eenig ander hun ^pa^igjM boomgat is, vechten met de I
blauwzwaluwen, de huiswinterkoninkjes, die deze nesten reeds hadden |
JjldmSh;'. ^Mdrij^eu dezen en veryplgem elk dier;,
broedplaats nadert, hetzij, dlj'ilïep^èh kat of jSSBWByR ^fne^t' hun I
angstig geschieeuw, maken daarna de uitgekozen holte’^ u iv e r^ i}^ !
ginnen dan met den bouw van het nest* dat uit’ niet veel meer danl
eenige halmpjes" en meT yeeren enjfearljës'bekleed |
is. Het geleg bestaat uit vier tot zes vlekkelooze, bleêkblauwe eieren.
Gedurende dien tijd < 'laat 'het mannetje vlijtiger dan ooit^ija^^èl^ 8 I
waaï éénvoudig, maar zeer .aangenaam en zacht gezang-hooren, trSfB
van aandoe'nihg, ,met de vleugels en behandelt het wijfje met de'grootste
liefde. Elke mededinger wordt vol woede uit de nabijheid van het nestÉ
^^wiiderd.-'; Maar n|||||het z i n g e n i j v e r z u c h t i g e bewaking van
het nest, beletten het vol ijver-voor de verzorging van gaaike enkroostj
te zorgen. Zijn de~j¥|gen uitgevlogen, dan-heginï ,het wijfje opnieuw
te, broeden, .terwijl het mannetje voor de verdere opvoeding der
jongen zorgt.
Insecten.,, vliegen, vruchten 'der meest verschillende soorten maken
het voedsel"uit; de insecten^ worden op den grond loopende' en met I
% |e vfucht gevangen. .Wat het öpsporën van he> vöedseL aan betreft |
komen zij veel met de lijsters' -overeèn'. __
i . . Het mannetje is pp het^ bovenlijf, vleugels en staart fraai
ultramarijnblauw, ' welke kleur op den stuit het levendigst en I
aan deftkop|ij^L%matter is; kin witachtig met %ë^ steekje in ’t l
■ ; blauw; onderdeden fraai kangelbruin, buik, achterdeel, onderste'
Staart-'~nn vleugeldekveeren wit; vleugels binnen isabelklêurig I
gerand, .naar de -spits toe zwartachtig. Iris donkerbruin, snavel1
en pooten zwartachtig t e - ,'t
- Het wijfje is op'de bovendeden roestkleurig grijs, yi'eugëls|
en staart doffer blauw, de vleugels met|dofte buitensoómen,
aan de onderzijde1 vuil kaneelbruin, kin vaalwit. De Jongnm zijn
^ ^ S « m a a r de kleuren zliiï 'doffer.
> De Blauwe Nachtegaal is een zeer goede'yOlicbevogpl, niet weekelijk ,
[ zeer tierig en zoowel een sieraad door zijn fraai gewaad, ais eek aangename
gast door zijn lief gezang. Ik-kan 'hem alë vogelliefhebbeis
aanbevalen, ' te meer door het ook een goede broedvogel is. Dr. Rusz,
de heer Frenzel.en anderen hebben talrijke broedsels bekomen. In mijne
volière Jê'èm;§>aar genesteld, maar tot eierleggen is het niet gekomen,
hoewel ik alle koop heb spoedig betere resultaten iteybnkoihèn.-
I De heer G. JoSephyigaf in het „Monatschrift.des deutsOhen .Vereins zum
Schutze dér Vogel welt” een verhaal ©ver het broeden van zijne vogels-,
waaraan ik de volgende ^bijzonderheden ontleen.
| \ lij het vooraar van 1880'liet ik mij door een Berlijner vogelhande-
laar eënr, paar -Blauwe ‘ Nachtegalen zdpje^tftè1: kooi, die^ljjeun gaf,
had ter nauwemood ruimte genoeg voor hen, maar ik had geene plaats
om eene grootere te bergen. Als broednest gaf ik. hun,,een uitgekookt
sigarenkistje, waarvan ;ik eén derde' van den smalieh kant en hét
daaraan jpalende gedeelte van het deksel weg nam, als neststof kregen
zij hooi en mós. Ik voederde zfl^Meh miereneieren, Weiszw-ur-m giÉ
wortelen,“'.die met gestoten hennïp en sepia vermengd! werden, boven-
dien kregen zij^^^SiiWlË^^B^^^^ED^nMln den eersten zomer
maakten zij' geen aanstalten tot nestelen"; maar in ,den zomer van 1881
werd een kunsteloos ■ n^^^^^^^®®'^^Wmoh,' ëênigen^ijdy^^^^|
moest^weet ikPsiÈet of zij“ eieren
vonden, In het volgende jaajJSIei';|E|g^M|n zij ande te nestelen,
•waartoe zij de agavevezelen uit een. verlaten prachtvinkeniafS.t ^laMdén,'
Ik gaf hén nu. varTdie ^ e z^ fe 'ë fe ^ ia ^ :was het nest gereed. Eemigè
dagen later keek .ik.in ’tnest en zag vier glanzende blauwgroeneei’fr,eni.'
Van^’tdgn af broeide het wijfje’ zeer vast; het werd weinig door het
mannetje gevoederd, ;;:eh|ff|jg nooit door■ afgelostv In. den morgen
van 6 Juni lagen er tv^e' jlÉggu in het nest,' de beide ahderevAiprgmi
werden, als dé jongen opgroeiden,, er uit geworpen, deze waren ójb^ep
"vrucht. De jongen werdén vdo^|j5ciSr^eM^ ^ ^ wijfie gevoederd en w;aren
zlbr ■ v^prl®iddag vkn den.
een jong buitèn hèt:vn^1^^^p^da^^^^^v:£ef tweede/rHet, gevederte
was gevlekt. spreeuw, met blauwachtig grijzen gloèd bij,';
grijsbruin-S.b©v|n|lijl.en. vlémg'ë,rs.'"Zij ^gingen^na het uit-
vliegen niet wëefninln ^ nest/_TerwiiP^m^g^i^^ag^m^ E o ^ cQ ^ ^
dp^gó|méh dé'ouden den' t-weé^m^^^^M^eri^wan de vier eieren kwamen
nmjlrie“jongen uit/5 —- - \
De prijs van goed- bevederde vogels bedraagt\8>"ghldé,n.
DE A M E RI K A A N S C HE S PO T L IJ S T E R (Turdus .póiygiottus).
Synonieme». Mimus, Orpheüs polyglottus ^rÖrpheiis leucoptèrus.
Yreemde namen. Spottdrossel, Duïtsch-, — Le Moquour d’Ameriquee, Fransch; — The mocking-bM,, Fngelsch.
Weinig buitenlandsche vogels hebben zulk eene vermaardheid als de I
hooggeroemde spotlijste^,- tot, eene onderfamilie {Miminae) van het
lijstergeslacht behoorênde. 'Zijn f gezang ^#Iliever _ zijne gave van na- j-
bootsing is buitengewoon ontwikkeld .en vele schrijvers,. waaronder L
Wilson en Audübon, aarzelen met hem den koning der zangers te noe- [
men . „Men verneemt niet- de zachte tonen der fluit of van èenig^andér;
muziekinstrument, zegt Audubon, ,maar de.schobne klanken der natuur
-zelve. De volheid der- tohen .van het gezang, de verschillende rijzing
en daling der tonen, de omvangrijkheid - der stem', het schitterende
van de - voordracht zijn onbereikbaar.. Waarschijnlijk bestaat. eiÉpM^
geheele wereld geen vogel-, die zooveel muzikale begaafdheid bezit als
deze, door de natuur zelve gevormde kondng van het gezang” .
begeesterd spreken evenwel niet alen en veel Europeanen beweeren
dat men alleen daarom het gezang van de spotlijster in Amerika-H l
omdat er daar zoo weinig uitstekende zangers onder de
vogels zijn. Natuurliglk is hef zeer moeiekjk in zulke zaken een beslist
oordeel te véllen, daar de. waardéering van soMmdgê. p.ersoneh:
aan het gezang van dezen of genen vogel geeft, maar ook van den
gaan als met de beste onzer inlandsche zangers, waarbij niet alle indi- ‘
vidu'en van- eene zelfde soort, even goede zangers zijn. De eene nachte-
\ gaal toch is grooter meester dan de andere en het schijnt zelfs dat de
In het afgeloopen jaar was ik TO ^ ^lë g^ n ë ïd i'jl^ ^ p^ q n^ ^ ^ ^ ^
dezer vogels in den Antwerpschen dierentuin te hooren, en ik moet
pPPDM^Q^ p | SfjA^rieM^ekrëgën.
te vergelijken. De groote gave van het gezang bestaat
kunst v^^^mootsing^^^S^^ezang Ivm^a^der^^^ ^ ^ S ier^z^^^^^
men den indruk dat deze nabootsing meesterlijk is. j
. Het vaderland zijn le^yereenigde Staten, van./ af den veertigsten
graad en -zuidelijk tot aan Mexioo.; e v énw e |^ ^ ^ p veêlvuMger in het
,,,%idren' ida® in het Noorden voor. Van hier trekt zij geregeld in den :
’herfst naar lagere breedten; maar in Louisiana 'vertoeft zij repds h^t"
geheele jaar door. Volgens Brehm bewoont zij struikwerk van alle soort,
het lichte bosch zoo wel als beplantingen en tuinen, broedt .zonder
E|g|s - in de nabijheid? der menschën en houdt zieli gedurende den winter
nabij de woningen op. In de zuidelijke Staten begint de nestbouw
reeds in April, in de noordelijke zelden voor het begin van Mei. Het
? est wordt in boomkruinen of heggen van dro'oge takjes, dorre ranken
en grashalmen gebouwd en van binnen met zachte stoffen-beklêed. Het
keva^ iu den regel van viep tot zes eieren,, riie’ op lichtgroenen grond -
met donkerbruine 'vlekken en stippels geteekend z ij i& ïi j worden in
ongeveer veertien dagen uifgebrpéi.
1 r Het mannetje is ;op de bovendeelen grijsaéhtig; bruiTi ^ aan de
en oorstreek eem weinig donkerder, de onderdeden zijn
vaalachtig bruin, aan kin en buik lichter en bijna wit, vleugel-
■' dekveeren en stuurveeren zijn donkerbruin, de eersten aan
buiten smal' grijsaghtig, de - vijfde tof- ,'aditste binnen aan
ée wortelhelft, de-dekveeren der handslagpen-nen en de spitsen
der' ^ms’lagpeu'hen evenals; de- gröote dekveeren wit; van deze
laatsten'/is.'.ï&e- 'laagste aan weerszij dé gehéél i de tweede É ï ; de
•,;1 ■ fbpaa.ëiivla'g--!''e:n dé derde aan het einde wit, terwijl de overigen ~
§fi' slechts’' dnduidelijke,'lichtere randen aan de uiteinden hebben.
Het oog is blëekgéèlde?,spaflëMbmMfn1ag; zwart, (^CpdWlll
4 ^ -wijfjefis hef wit aan de binnenvlag minder uitgestrekt.
verpleging in de gevangenschap lang
|® Ieven' • ^tmVlangwerpige lijst^Som is Jiet doelmatigst verblijf.
en nu en dan wat meelr
wormen. In eene ruime volière broeden zij ook,Ernaar veel' voorbéelden
^ S M a ^Ma^hiët'«fe.Dé'h^h'déLsériis is zeer veraéhillend. , iC^jed
^|lMmet, betaald.
spotlijstOTS o p d i e evenwél
min(ïer f7 'gedocht zijn dan de I
bovenvermelde soort.
•; de ohdër^hiiEé; cËr spotlijsters wei- ]
Ée; i^olin^ Spp®f&I
^ €Êfóieu& (Skrolimnsis) die ook I
in veePü&0 iégre mate I
^^uBkf^opé^A'l^^^eo^ögel. op"de bovendeelen I
' zwarfachtig^^mL élke I
In levenswijze komt I
bedraagt ongeveer iS k I
paar \
■ ;■ HET GANGES-BRILVOGELTJE (Zosterops palpebrosa).
« Synoniemên.’ 5 jlSyJria palpebrosa, Zosterops madagascariensis,
^ maderaspatana, nicobaricus.
•Yreemde NAi^^^^^^ls.-Brilleixvogel; .Düitseft-, ,— Oiseau 'k lunetóes,
- ; , Fransen
wógeltfés^ die^lóver:- AMkai>. Azië en
^Aüstrali^' alóM^ ^^^iÉrVerspreid zij#fe^^fe:bt dusverre betrekkelijk
^ ^ ^ ^ ^ ^m^ tEhigMoérdVi^aiÉrieyVbovengepoetndeJisoQrb ontving de
afgeloopöi jaaJïë^K^oofe; zending, j
I' Eje^^^^^kwamj in mijn l^p^i^^^MefF'spoédig.^ )
C’-'V M knnetië^ëm;^^^S nièC verschillend van kleut.^.De boven-
groen,, de onderdeden lichter,
en achterlijf witachtig grijs. Om het geelbruine oog loopt een
vogéltie zijn naam Órttièent!.^ De
shayel is
Mcobar. zijn zeer levendig en monter,
hangen als de meezen aén(v de' takken óitf 'in^dp'C^Mpp^E en bloemen
zd^réh .;- vliegend vliig en'zijn- even behendig ini
^ p ^ lM ^ ^ t^.hünpèlën., Het n ^ t wordt tuschéötVjë^^^^pl mos en
andere zacht^f pès^^^^^^iSjgëbouwd, is napvpröï% en' buitengewoon
'siërlijk;:De eieren zijn blauw, Hèht p^jdb^eK of soms groenachtig geÏCèn^
kan-' ze met Capëlle’svoeder, miereheieren, gekookte;, rijst en
l^^^^^mfèl'ïgoed in ’t l^^mhööitdeh*, maar moeten des winters in
een verwarmd! J$k ^r^^tongeveer 15 k -tèj
aanvoer ëih^-< minder. ;