met breede, de laatsten met zeer .smalle, kaneelroode buiten-
bruin; ondersnavel; vgfe'ël; •,
pootjes hoorngeel. ]
Het wijfje is eveneens geteekend;^alleen zijn de zeven boven
beseMe^ené; streepen\^l^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ M ||H
■’ In de vogelkamer is liéze ;gors zeer .stil en verdraagzaam. ^éwoonligk
verblijft hij op den 'grond, ®i|^it hij aclffë^een [struikje, in een*
hoekje of filte r . .e,ep',bl©'ei3a'jB^|)f bak > waarin struiken zijn geplant.
Hij is niet schuw,’ ‘ 'en neemt het*- met gierst en kanariezaad voor lief.
^ I f lu è h ^ ^ z e e r en bij het vliegen komt de praehige M # 1
kleur van de ^bn(Jerviëugëls zeer in ’t gezicht. Tusschenbeiden hoor ik
^ B § gW a n r ié tjé ,;-^ ^M ® ,' maar zeer welluidend gezang ,,’ df liever
-gezégd, een zachtklinkenden maar aangenamen loktoon.
■ Gebroed, hebben .de ^vófels^W ^ ^ ^ ; 1 evenwelj||||) ik dat zij, z 0 ^
ik ‘ze in ’t leven mag 'héiiÊén, zóóver zullen komen. Reeds dit jaar
zag "ik’ dat het wijÊje in een hoek van de^Jhère een klein,nest had
gemaakt er vee^ bleef zitten. Van veel beteenest
niet:{e^fl maar ,dezé vogels
zijn I over het algemeen geen kunstenaars, in de nestbouw. Ik hoop
derhalve' op eene gpele'. uitkomst tegen den volgenden zomer.
Van de Leeuwerikken komen ,eï ggwoonlijk maar- twee [in' onze
vogelkamêrs,' ^Sèze^Jkunnen nog ni^ ^ ^ ^ p a ls pyerfeeÉcneljog^
'wórden, daar zij gedéeltelijk oök in E m | a wónen, of
er althans ’ ve^^pn^^oorkomen...Evenals onze leeuwerikken ■ zijni/zij
geen' of „niet uitsluitend zaadetende vogels, maar moet'hen week
voeder en dierlijk 'voedsel gegéven .worden. Over het algemeen komen
zij - maar ^ 1 1d^^^^noriz'e vogelmarkten en in de vogelkamers, ' daar z||
vrij moeilijk aan ide kpoj te gewennen z i i^ l^ ^ e n beginne wild
rond vliegen, zld-Kde koppen1 aan -den.bovenwand van de kooi kwetsen
en zeer dikwijls weigeren te eten. Qver het algempen ko^mpiT zij met
onze inlandsche leeuwerikken overeeii,- en moet" men ze ook'op dezelfdë'
wijze verzorgen. De twee soorten, die, nu en dan, ingev-derf^f- te koop
aangeboden worden, zijn^de'^^^Qer-leeüwerik en de Alpen-leeuwerik.
D ë '^ lWDjR§LEEÜ^ERlR’ (Alaudo calandra).
Alaudo undata, major, matutina ; Melanooorypha calandra,
subcalandra, albigularis. .
Vreemde namen. Kalanderlerohe, Duitsch; — L’Alouette calandre, Fransch;,—
, Calandra lark, Engélsch. -
Deze vogel is in het zuiden van Europa algemeen bekend, want hij
bewoont een groot gedeelte. van ons zuidelijk werelddeel; evenwel
strekt zijn gebied zich oëkÿtbt noordelijk Afrika en®Azie_m||j||)p den
trek gaat hii t f l p i ZuidT-Azië. In^zinné. levenswijze komt hij mét onze
leeuwerikken overeen. Hij houdt zich^bij^^^órkeür opzeiden, steppen,“
heidevelden en langs wegén àôp'jÿ waar; hij:. rondloopende zijn voedsel
zoekt, en zijn 'weinig'kunstig nest op den bodem bouwt'Hij verschilt
van ,onzen veldleeuwerik daarin, /,dat hij f,niet zingt als Hij-opstijgt.,
maar .zijn' liedje van den' grond of van eene of/ahdere..verhevenheid
laat ho.orén. In Zuid-Rusland beginnen pde ,vogels half April te nestelen,
en tegen het einde van Mei is het eerste broedsel reeds -vlug; In Zuidelijk
komen Z5|.y®efeai^ voor. Dat zij
zelfs veel noordelijker doordringen, blijkt uit het feit,
in de nabijheid van Leuven eèn^vl^Bglz^soort heeft gevangen. Het
natuurlijk gezang van dezen leeuwerik is niet zeer fcaaï, maar de vogel
bezit een. uitstekend talent van nabootsing, en vermengt zijn eigen
gezang met-dat van andere vogels. Een Italiaansch schrijver zegt hier-
over: „Evenals de Kalander-leeuwerik afié aridere leeuwerikken in grootte
overtreft, doet hij dit ook door zijn gezang. Eip hatmnrijk gezang||g
zonder beteekenis; maar "hij. neemt met yerwonderenswaardage kunstvaardigheid
alles op wat hij hoort, en herhaalt dit. Op het land is hij*
de echo van .ale andere' vogels, en men meent slechts
M^ml iAllêen .te hoorén in, plaate JyÉ^^Ue anderen. Hii - bootst ievPÉgêéij
het igeschreeuw der ’roofvogels na als dè.'dïederen van andere zangers,
en laat duizenden- roeptoonen en wijzen door dè,;Meht schallen. Ook ;
^ ^ ^ E w Vat- men hem voorspeelt. Daarbij^zingt hij van den morgen
tot den avond.” Niet al!len~zijn evenwel zoo vol begeestering over hetg
gezang van | dezen vogel, en Aléx. y^ Homeyer ‘zegt, dat het op hem_
een goeden indruk heeft gemaakt,- en dat hij, niettegenstaande
■ veel melodie en eemf^de-yerkldnkende stem, een rechté sdlpeeuwér is.
Het mannetje is aan de bovendeelén roodaehtig grijsbruin,
- '-elke'- ,ieer met vale buitenzoomen en zwarte schachtvlekken ;
■ teugel en wenkbrauwstreep vaal ~~roodachtiggeel,; wangen en
baardstreep bruinaelitiggrijs, elke wangzijde met: groote
. . zwarte „of zwartbruine''' vlek; slagpennen zwartachtigbruin met
I ' vale buitenzoomen; over-dé vleugels een smalle witte dwarsband;
* r'l staartvederen bruinaclïtigzwart, met in
■ ’t midden wit; aan de zijden, evenals de borst, roodachtiggeel;
onderdeden wit. Snavel geelachtig; oog donkerbruin; pootjes'
• donker vleeschklêurig: ,
Het wijfje is iets kleiner en aan. de -meerybramg
zwarte halsvlek kenbaar. „
Bij B Italiaansche en Zuid-Oostenrijksche handelaars kan men dezen
leeuwerik steeds koppen, maar de—prijs van een goed aan de kooi
- gewend en-goed zingend mannetje is nog fa^feog, en bedraagt zeker
I 12 cL 15 gulden.
' Svwoeiemeb-. Alauda flava, oornuta,}; hivalis; Eremophila oornuta; Phi-
1 eremus cornutus, alpestris.
Vreemde namen. Alpenlerohë, Duitsch] — Alouette des Alpes, Frarnch; —•
. . Sky Larie, Engélsch| •
Dr. Schlegel. zegt ;dat de-bergleeuwenk van tijd tot tijd ö b k .'in^ ^
land' yèrd^^^iCét is dus duidelijk dat wij hier met geen oyerzeeschen
vogel, of althans met-geen uit'.vreemde wèrelddeelen te dóén hébben.
Daar hij evenwel bij ons slechts zelden op den trek voorkomt, kunnen
.wij hem. niet, onder onze iplandsche vogels rangschikken, en verdient
hij „hier vermeld te worden.
Het eigenlijke vaderland van dezen vogel is het Noorden van Europa,
Nova-Zembla, Scandinavië, Finland, -Lapland; enz. In den winter
trékt hij evenwel .meer .naar het zuiden en westen, zoodai hij dan in
de Krim , Besarabie ,enz,. wordt aangetroffen. Zijn.verblijfplaats zijn de
vrij groote én diepe vlaktenr-vah middelhooge bergen, de vlakten langs
Je zeekusten, en in ’t algemeen zandige, m Ä korte zooden begroeide I
plaatsen, zijh^^^ ^ ^ ^ n dezen daaróm: is
hij geene zeldzame verschijning in het Tyrolsche en in Duitschland, I
waar hij in het Zevengebergte is aangetroffen, maar hier zeker meer als I
tréfevogelJ. Nopriêlp: ÉÂOfav, Amerika en Azië zijn het ware vaderland. '1
Hét mannetjie' heeft eera lichtgeel voorhoofd en eene breede ;
streeP van dezelfde kleur over het oog; over dén sAedêf gaat f
.'<i- een breede,, luweelzwarte streep, die aan beide zijden in eene ;
- 1 punt ‘ èihdigt; teufel en; wahg^reép zwart; bovehkop; groen- *
aehfeerha'ls dof kaneelbruin; rug olijfachtig groenbruin;
schouderdekken grijsachtigrood, met smalle witte eind-
zoomen;-groote vleugeldekken en slagpennen olijfachtig groenbruin;
Staartvederen Jzwar^’thi^ ^ ^^ ^ ^ ifM ^ ^ ^ ^ Üet^r^éètibuiténste
met tegen den bovenhals
geel; over den hals' -éen zwarten band, dié naar beide zijden
smaller wordt; bovenborst wit, lichtbruin gevlekt; ond'erborst en |
zilvémtJShovel .zwartgrijs; ondersnavel groenachtiggrijs,
^ ^ B ^ t zwarte ' oog bruin;1 poeljes bruinachtig vleeschkleurig.
ontbreekt de zwarte streef over den kop; de
van^den kop ife ó p de borst zijn 'kleiner;
borsti; is .dpt^^arri' gestreept.
gevangep: zii^^^^ld^éhókëérüradéloos in? de tooi, en soms is
^ ê e r aan hem^pry.têy gewennen. Eenmaal aan; hunne
omgeving;/g^bóh|,: vwordlris1,:zxj''rustiger. Zij^zing^n zeer goed, maar
^^^^^^^^^s^pzê^yéldleeuwe^ik; M^dé vogelkamer van' Dr. Russ
broeden kon. deze ze niet brengén.
|fflM|^Kb'ii‘komt ! handel, ofechoon hij’ betrekkelijk
niet duur is, 5 è. 6 gulden per stuk.
nog|4yee|Vmihder.^tot ons, enidaar
het m^^kif minder, vöortrelfelïjk gezang,
,yoor\deM® aanbieden, kanwmet de beschrijving
pan '^ ^ ^ wehèvMÉaih.V.'.':^ I
Ofechoon wij bij de leeuwerikken reeds vogels hebben aangetroffen,
die voor een groot gedeelte insectenetende zijn,, kunnen wij: evenwél,
de Tangaren ^Is dén'overgang Va# die zaad- tot de in’sêGtèn-' of' week-
voer^etende vogels beschouwen. De grootste soorten onder henV.tp'ém
BMP, iÉsltóÉéhd zaad- , :de. kleinere uitsluitend vrucht- en. -yeekvoer-
etendê. Déze over het algemeen prachtig gekleurde M^els 'Behooren
in Amerika: .fêhu#, en telken jare worden er nieuwe of nog weinig
bekende soorten ingevoerd; déze laatsten in enkele i©f izeer,;.weinige:
de meer bekende in tamelijk groote hoeveelheid. Wij zullen ,
^ g rünende?? met fde* grootste., de zaadetende H soorten, en eindigend ft met ï
: de kleinere ,, de vruchtetende, de voornaamste* rsoprten van deze piaéh
^ige vogelfamilie’. feesdhrij.vèn^ na a%p.@hs éenige algeméene karakter-
%ékken. tg hebbên doen kennen. '
■ MDe ^langara’s.,” ;zegt A. E. Brehm, ^ -zj#Äer het grootste gedeelte
van ^Amepikar verspreid M^aht iinaénf.'^dhaVVze zoowel van Paraguay tp'f1
aan Kanada Oosten en h e t1 Westen van dit: wereMéél.
Het ^meei'^tt^éel- moet onder .dé Woudvogels in den ruimsten 'zin van
llfj.woord 'geteM Worden, daar sommigen de geslotene, vóehtige ©ä '
ppxohkelijke 'bosschen,*. anderen de randen der woudenden; het klein
§ ^ u d ' Vrederöm- anderen ojpene,.. slechts spaarzaam. * met sferuikgewas
bedekté plaatsen en eenige moerassige ^ ^ én bewonen. Dientengevolge
geven enkelen aan. de hooge kronen der bosschen, anderen * aan het
-kgeré struikgewas^' dezen aan opene bosschen, .genen aan het ondoor-
■ dringbare woud de voorkeur. verlaten zelden \dé? toppen dfe|
boomen, terwijl änderen somwijlen op den bodem zich ophouden.
;Maar waar zij ook voorkomen, .. overal strekken zij het Oprd\tot • een
'sieraad, en vooral de levendig gekleurde ’soqrtjsn*steken Ové|^MlijkOaf
Kj/'jft;'do.nkei:M^ waarin zii^^#o^houäem;' . •
De in het Noorden V*van Amerika^ wonende Tangara’s houden (zich .
daar slechts geditpende. -de zomermaanden pp, verschijnen er tamélijk
laat .ht;hèt voorjaar, broeden en verlaten,kngzaam,het vaderland, om j
met hunne jonjfèn het Zuiden te > trekken; de soorten die^^feJ
dén heeten aardgordel vpor^pihen, zwerven en strijken slécht^, som-!
migen« misschien van het eene gebied' in het andere, de meesten wél i
1 ‘ I , De Vogelwereld j I.
[A ’ S (Sariagrinae).
dan dakr-^^Ë opsporing j rier^rijper^def^^hcKten. Bijna allen
leveh\gé2^^P »gedurende denabr^ipd'fchoo'gstens. paarsgewijze, daarna
twaalf , stuks vereenigd.
• HëiS ^ ^^Mis^zèer verschillend. B^nA . alle Tangara’s moeten als
’‘vruchtetende Vogekpheèdhö^wd^?wónden, maar voédëöl zidh^bok som-
^^ferpmet zaden .BB^èhfen'1 ook4 biinÉ^zwdér’ Uitzondering allerlei
kerfdièrên.?’iH:^^MwohfMëfdéyó^ppuMtettlspBrirt hen niet alléén tót'
zwerf- en tot invallen in oofttuinen, waar 'èfj}
•zeer dastig^ku^^^worden.’’ -' ‘Vaii'-e ëni^^:inJ Costarica voorkomende
^0^|t>\zegt Frantzius : ^ V?^^M^Méchfcs; eene’ vrucht begint rtèl' rijpen,
)vallè#;.'ri^ffi^Slgb.;i?yp^^ HetimééSfc houdën • zijV*van
-pisangysinaas-appelen;^ Vruchten met zachte schil,
^^pjijyijfgëbrek^1 aan»»‘aarigepl^nte .ooftboomen;1 zoék^;-llj^|dé in' ’t wild
|^LWa| rië|]?vo$rtpl^ting,^bé^^^ herinneren de - Tangata’s 'hét meest
aan’« - onzevvihkeh, ^^mkjaan den ^goudvink.'1 Het Uest wordt zeer vér-
kcïuhèndw'i^^ëlegd'; én - derhal§ê,hdMI^ gêböfevd’; Slechts
#elke ^^^^^^^^dog^ibópitoppen^ophoUden, bouwen
■ een' kevig^mes|^p\eéne«hppgte, !vajfe^^^^to - meter
ihétygrootsteCgede'éitë^z'óM^wó^^g ‘t>oschjë>5of*een booms'tronk uit, en
hier den 'sM. den binnenbouw
wordt:>ëepigeJ.zorg1 besteed. Takjes,’ plantenstengels en ■ •vézels, dorre
^kdeten;} wortels, Slingerplanten’, mo^^yl^^^^M dergelijke zaken
Wordéii’ alshbhw^offen^Verbruikt. ÏDe^nesthblté is met zachtérè vezels,
Van de' ‘vejsohillendé soorten ook
-verschillend v^ p êM ^ eu ^ en teekening; /-^ki^kent die vamongevéeri
^^^^^möSMhV- 'Q.ver Het- htöë|ié'ü>.;ié^ verder weinig békéöd; naar het
alleen;* na hoeveel dagènl-dë*eieren uitkohieai,
hpniet nauwkeurig bekend. betoonen zeer-veèl liefde voor
^^Vkrq^^é^CT^ijitt. gévallen békend-f dat^è?, óftders hunne geroofde
|jo'n|fe^^die reene halve Engelsch^inijU Ver in eene 'kooi waren geplaatst,
<^®h|^^en’ geregeld verder^yS^^P^^H
^^^»mchtige kleuren van(idé;mééste soorten, doen eiken vogelliefhebber
naar hun b§^tóöke^; maar de vederjpracht is oók het eenige,