w a
halsband zwart; bovenborst wit; zijden roodachtig geel, vleugels
donkerbruingrijs, ;'lichter gezoomd, staart donkerderfelfce veer
aan de buitenzijde licht gezoomd. Snavel zwart, pootjes loodkleurig^
p.Og donkerbruin.
Het wijfje is kleiner, dè kuif minder groot, de kleuren zijn doffer.
Als kamervogel is het, om zijne w;eekëlijkheid-, minder aan,té TSeyelèm-’
Een aantal dezer vogeltjes in .eene volière.bijeengebracht,.geven evenwel
een uiterst vermakelijk schouwspel' en |fg gezelschap ïï^eén:;blij^vèir^3
ook. wij wel iti leven. Men zorge er voor da v^li^^p^^ï^met dehneri-
en sparrenboompjes te~ beplanten. Voedsel a § |||| de andere meezen.
DE STAARTMEES (B. oaudatua). Plaat XXIV. —- Vogels 138.911 139'.
Heet nog langstaartje, bij Haarlem pijfetaartje en tooÉshtéf^ja', in
Groningen Ijsbeer en Moessiem. Vreemde namenw Schwanzmeise,
Duitsch; Mésange è. longue queue, FranscJi^dLong-tailédSpit^usS
Engelsch'y Swansmes, Zweedsch; Codilongo, Cincia'codona, Cpdibu-
gnolo, Italiaansch.
Het staartmeesjè trekt spoedig de aandacht , niet alee® door dén
langen staaft, maar. ook door de opvallende en’ overheerschende witte
kleur van sommige lichaamsdeelen.
- Het mannetje is op het bovenlijf zwart. \naar achter en tot de.
vleugels in grijs overgaande; vleugels:^zwa|frjmét uitgerandè slag-
pennen ën juiver witte sdhonderst, kop, nek en hals wit; onderidjf
licht roqpachïïg bruin, staart zwart, aan debuitenste veeren
met. witte buiten vlag, onderstaarMo^^^&MSnavel en pootjes |
zwart, oog donkerbruin met^^radig.fpödgelén r^ad.fiDe gezamen-
‘ <vrlijke lengte bedraagt > waarvan 9 cWfeopJden staart komemj
Het wijfje -isf doffer van kleur, de oograndlichter;,, de streep vanl
Jt öpg naar den nek: donkerbruin en zwarte streep aan de wangen.’I
Ofschoon het staartmeesje-geheel Eurdpa bewoont’;-wordt het- zuidelijk I
minder veelvuldig aangetroffen.' In ons land is het vrij ;algemeen in
.;böomgaanI?énr, hagen enz. De meestem=blijven den winter over, eenigen
trekken met November weg om in Maart weer te-keereh* Het nest isI
zeer kunstig gebouwd. Het staat gewoonlijk op manshoogte op een, tak
of een stomp in- wilgen- Dfïelsenhaldiout,,:sq^
tusschen hopranken.; Het heeft ëene eivormige of buidelvormige gedaante, I
is van een zeer eng vlieggat voorzien en wordt uit mos;, bóoinyfchten]
^^^ddor. het wijfje alleen gebouwd,- terwi$|Ut”m ^ ^
aanbrengt.Daar het steeds-gemakt wordt van het, ihös/en .dè. vïecKtén I
van den boom , waarin het staat, gelijkt het zeer veel op een boom- I
knoest, zoodat het zelden gevonden wordt. Het geleg bestaat uit
ZÊèr kleine witte, fijn rood gestippelde: gltü^ ^ ^ m ^ ^ ê ó iïd ew .l
afwisselend' gedurende 13 dagen bebroed worden.. Het eerste broedsel
wordt half April, het' tweede half Juni gemaakt.
Als kamervogel # .
volière evenals de kuifmees verzorgd', blijft het evenwel goed in ’t leven
en is het" een zeer lief, monter en hubseh vogeltje.
I Als laatste Mihëëmsehe soort vermeldèn wij, nog: *
DE BAARDMEES (P. biarmious). Plaat XXIV. — Vogel-140. Heet verder
nog baardmannetje en in Friesland dekvogeltje. Vreemde namen. Bart-
meise, Bartnfahchen EmimJi -, Mésange’ & moustaehès, Fransclr, Bear-
ded-Tit, Engelsch; Basettino, Italiaansch. o *:
Het baardmannetje is - 'rzel^^^remde minst bpla.ngnjkp onder de in
menig ' opzicht zoo opmerkenswaardige meezenfamilie. Het isT-pijha
"overgeheel Europa verspreid, d'o.ch ..schijnt, volgens Dr. E.uss in
Duitschland vrij zeldzaam te zijn-. Ook in Engeland moet het niet veel
I .yoorkomén', daar de bij? .ons gevangen vogeltjes steeds goeden aftrek
in dat land vinden. Volgens Professor Schfëgsel' zou het ook bij ons
slechts hier en da^r voorkomen en wel voornamelijk tussëhèn- lÉotter-
dam en ftbudk z©u het: ©p , de plassen bij^Éfalingen en^Sfórnpwijk'
’ broeden.,. Het I f |§jf .©®s evenwel veel meer verspreid dan Prof. SreMe$s|
aangeeft. Mr. Albardariegt dat het op veel plaatsen ia Friesland fip^edfc,,
zooals in de - rietvelden onder Suawoude, Garijp, Suameer en 'Rijper-
kerk: Volgens Inlichtingen mij door de heeren Vos te ’s Graveland en
Nieuwenhuyzen te Lisse versteekt, moet het ook -zedr talrijk voorkomen
in de plassen en polders .Van- ‘het vroegere - Naardëf-meer 'en ^ ii iM
Haarlemmer-meef. i h ' de omstreken van Naarden, Hilversum enz.
werden ze .vroeger veel gevange® én- naar Engeland gezonden e® ook
nu komen zij daar nog vrij veelvuldig voor. I-Ietzelfde gëlét voor de
omstreken van Lisse, Hillegom en het Haarlemmer-meer.
"Het'-manne|e is, ©p het bovenlijf licht 'geelachég bruin-,
. , bnderdeelën% ropdaGhtige tint; kop, nek en :wan|en
- 1 blauwachtig-aschgrauw|^^^P^vé|'.-wit met een zwarten khèvelbaard
ter lengte- van 2 cM., die spitshoekig langs de keel löppV-X
schouders, entlails'te slagpennen waardoof, eene iiegde witte
^'•iirsireep- dwars over jdienv'^ïag. ontstaat,. VleugetenÉ i^^^kleinste
vleugeldekveeren roodachtig geeli:,; de; vMièhfê zwart met rddd-
/ gele fkanten, de daa#pv©Igëir#e kaneelbruinj vfeugeMagpenne®
zuiver zwart-tnet Vwitte zoomen; onderachterlijf zwart ,- staart.
— - - .rOodachtig geel met lichter randen. Snavel levendig citroengeel,
pootjes zwart, oog bruin- met helen appel "en^roodgmm^r^d^Mt}'
.Het wijfje is doffer gekleurd en heeft een .zwakken witten
' 'knevel, de ónder staartdekken, bleek icoodachtig geeh
Het Baardmanne1jë_ vertoeft aan moerassen., meere®: en plassen in
hét. hooge en dichte- riet.; ’t 'Is. een onrustig, behendig en vrijpostig
|.vogeltje, dat zeer vlug klimt en zeer snel op den grond -loopt, het
vliegt goed maar met rukken. Het nest/tfSrdUzeer kunstig-uit dorre
rietbladeren, gras;., halmen én _yezels , goed verborgen - tusschen Jhopg* '■
gras, bies , riet én . in stèggen gebouwd, bevat 4-^6 roodachtig witte
rdêd gestippelde en gevlekte eieren,- die door beide ouders gedurende
13 dagen bebroed worden. Men vangt het Baardmannetje-met lij®?
roeden, meezenknippen, slagnetten met denlokvogelpfmetmeelwormèn.
din; de koof Mljfe het zéér ^göjeds.iïiileyen.
D E B O O M K | 1 | | -E 'R ~ E N H;Ê T P E R T J^É,; -:
De beide ™g«>s,!ö:aie'vfjj, hier .onder een gemeenschappelijk hoofd- I HET BOOMKRUIPERTJE. (Certhia fnmUiariB). Plnnt Y y r v _ Vogel 141,
stak behandelen, behooren elk tot eene afeonderlijke femilie, waarvan heet in Noord-Braband Klompvogebje, in Cadzand Duimlje. Vreemde
de boomklever zich' het. mwst hij de meezen, het boomkruipertje 1 namen. Baumlaufer, ' Grimpereau, Frans:’».; ^Gonitaon
meer bij de Spechten aansluit Van beide fcmiliên bevat ons land Creeper, ^ « / r r / i; Scomajola, Abricagnolo, Kampichino, /tó/.
slechts een vertegenwoordiger. - - | Het Boomkrnipertie ff van alle inheemsche yógeË gemakkelijk te