Oppassen is moeielijk, ja' Ónmogelijk., Het möördwerk ga)at zoo vlug,
dat de tusschenkomst van dal. oppasseri gëwppphjkï fé laat komt. Voor-^
behoedende maatregelen kunnen alleen helpen. Gewoonlijk zijn de
hanen alleen jpaaxtSjd^Oo ontstuimig en Êiti jiïêh die moordtöónèeten
voorkomen: i o: door góed met.struikgewas te feeplanten•
zqodat de hennen daaronder éehê wijkplaats.'kunnen vinden ,
Öm zich aan de woede der hanen te .oöttfëkken; 20 dodr. de hanen
slechts korten tijd bij de hennen te laten • efi ie na de- volferaPhte
p|rii|||«yin'.éëne andere, volière te’ bréngen. Daar> éenë^énkelë paring
voldoende is om een aantal eieren te bevruchten, .bëKbi^^^mdefe
haan, slechts^i^^^^^^ van eenige dagen opnieuw bij de hen te'brengen.
•_-De meeste fezantenhennen broeaén .slechts^ dan hunne ^êrèni; zeïve-
uït, -Wanneer zi| eene ze# jgroOte volière hébben, die rijkeïijik ïnet
struikgewas is bezet, zoödat zij ongezien en ongestoord kunnen broeden.
Dë meeste kweekers laten dan eieren. '^dd.ll^lo’êM'êrg
uitbroeden. Gewöonlijk, vöoral in Frankrijk en Belgie, gebruikt men
u daartoe dë zoogenaamde neger- Vpf zijdehoénders , -di^^^^mun^kléiri -
gewicht minder gevaar aanbieden- da|;M^a^dras^^]agë fèzanteneieren
zullen breken. Evenwel |p|Jmen elke beproefde broedhen, zelfs Cocliin-
ctiina’s, Brahma’s enz. en kalkoenen jdaarvoor gebruiken-. -Sffën d^e'^
dan eiken dag de verscH-1 gelegde'. eieren- weg të nemén en 'er een lokei
voor" in dê' plaats te leggen. Zoodra het legsel voltallig is moet men
dé eieren onmiddelijk Onder de broedhen brengen. Laat men de eieren
te lang liggen, dan verliézên zij het kiemvermogen. Men moet stèëds'
dat de eieren zoolang hun kiemvermegen-
behoudén als de moedervogel tijdC^ehoëft-'-om-haar gelég voltallig-^
maken. Dé hoendereieren b.v. behouden, ongeveer 21 dagen huir-kiem-
vérinogen, omdat de hèns-dö^evéS^drie weken behoeft öm haar geleg
van Ï2 ||[t|||6 eieren te leveren. Bij de fezanten eieren
des ; te korter hun geringer het normale aantal
eieren is dat elke soort legt. Bij de - spiégelpauwen - b.v^^Mteliëns ~
slechts een legsel van twee eieren maken en waarvan de -P. bicalcaratus
telkens sléchts een mag *mên- dus niet lang wachten om|
de- eieren^^er het broeddier i e leggen. De eieren van fezanten moeten
langer-' bebrdëd .worden dan ;die^’'der hoenders; Voor dé goudfezanten
is- de broedduür 23 dagen voor de meeste' andéFe Sóórten tgé dagen.
voor sommigen zelfs langer.
I ; Ik - héb ■ gezegd dhfe-men de fazanteneieren gë^döölgk^ a ^ ^ kippen
óf ook- wék op kunstmatige^*wijze Iaat uitbroeden.' Deze algemeene
gewoonte sluit evenwél | | S uit dat de fezanthen zelf Ka^f 'ëieren1 kan
uitbroeden. Dezen zomer heb ik zelf beziën'; da% bijna allé fezanten iüi
de Amsterdamsche diergaarde; jddbr een talrijk kroost omgevett waren.
Hier hébben dus de hennen zelve geb^plreö'^ook zelve haar ‘jongen
groot gebracht. Heeft in®|ïerlalvé hennen die zelve- broeden willén,
dan móet men . ze Haar gang laten gaart, - indieö -althans de "ligging van
het nest zoodanig is, dat m^"<^(pE| goeden uitslag fflag?hqopênï Is
Bet nest bv, Onder dicht struikgewas aangebracht, zoödat de moeder-
>ogéi ongestoord kan zitten, dan late men haar zelf de zórgen. Voor
hare nakomelingschap over. * De uitslag der kweekïng zal er 'des tè j
beter door zijn, omdat alléén -de fezanteheh weef wat hare jÖri§en_
noodig hebben. Dé "OpVoëHing Van jonge fezanten door kippen blijft
altijd iets* of wat kunstmatig en Héigëfeëurt niet, zelden dat de- jonge
fezanten de hen niet als' moeder willen erkennen.
- Ohvér^M% evenwel of de eieren 'dopi de fezant, een kip of in
den bróedtoestel zijn uitgebroeid, altijd vragen de-jonge fezanten fa?'
dë eétste weken véél Zorg. Een vochtigen grond’ en nat verdragen zij
niet, worden zij hieraan blootgesteld, dan gaan zij* .onvermijdelijk ^^
gronde. Eene ruime 1 loopplaats, die goed droog is, en eenesdhu-ilplaalfs
eerste vereischten voor de gezondheid. Niet
minder belangrijk is de voediïig'én hierin ligt juist de groote zw^fgheidf
Ibiji de fezantenteelt. In’ 1 hu» dê- fezanten z£ëh bijna. niife
sluitend met insekten. In dén vrijen staat vinden zij die in oveivloed
onder het mos en- dë?>afeevallgn^bladef^^^ ^ ^Mmihéhi'>,AM»Me • g'evan-
’gë#chap; moet men feachten ;'^ie#M: zóoveeit m'Ogëüijk ste: voorzien. Kart
mens miereneieren voéderen,; dan zou- dit geen bezwaar op leyerenj*
maar behalve dat men niét -altijd en overal miereneieren kan bekomen,
N wordt déze'. -manier van- >(^é^e#_ Éto|ên’ge^©'ón kostbaar. De meest
■ ;a^arêh kweekers/hefebèh dan Ook getracht een voeder te vinden dat
dë -mieréneirén' gehéél ó f gédeêlfèlijk jfcaM vlrvangén én de Söëtëté
a'Acclimatation te . Parijs heeft zelfe eene aanzienlijke bdoondhg ui-tge-
loofd voor de-uityiÉdmg- v^f^èën; vbedingsmidd'el', dat bij de opvoe-
ding der- fezanten de miereneieren kan vervangen. ZOoMb; w|f
zullen zie®, is; men de oplossing van het vraagpunt zeer nabij. Ik wil hier
eerst de “verschillende voedingsmiddelen aangeven, die door de meest
bekende kweekers in plaats van of in vermenging met de mderemeieren
gegeven worden; mijne lezers mógen: er die üitkiezen, die- hun het
■ gósG'Mkst voorkomen en bij ondervinding blijken het Jpest be^Fe®;;;
De heef Cronau geeft zijne jonge fezanten de é'^s|ë dagen een soort
weekvoer dat pll|j|iS' wordt toebereid: Oudbakken maar onbedorven
tarwebrood wordt 'op' dê <ÖV©ÊL ;góed'‘gedroogd vervolgens tot poeder
gewreven en dan met eene _gelijke hoeveelheid»fijngehakt eig^ï’‘"|nC
salade vermengd. Aan dit mengsel, dat droog en'kruimelig, maar vooral
pl§J| vochtig" en kleverig ma;g, zijn, wórdi '
mièreneiêxen toégevde'gd, later ook gesnedén meelwormen.
Van af den, derden dag kan med behalve bfef geel^^k het wit èdV,
den schaal van het hardgekookte ei er aan toevoegen, maar natuurlijk
uiterst fijn gehakt. Dit voedsel is evenwel op zich zelf niet voldoende;
'mén moet er eenige bestanddeelen aan toevoegen die phosphorzuur
bevatten, ten einde "deè^sg^fei' dér -vodèren tên“ de bëêndéfvormiaag te
Devördef^^‘IïêFtrbest - eigenen ziel- hiertoe sepiaschalen, gebrande
oesterschelpen én vooral- beendermeel. ^
Davian neemt 'voor 10 jonge fezanten, die den ouderdom van 10
tot 15 dagen hebben, 25--liter meel dat uit'gelijke deelen kanariezaad,
boekweit, rijst-en mais gewonnen wordt. Hierbij voegt mén watbrood-
kruimels en een weinig gestampt1' nènilipzaad-, verder, twee harde eieren,
^lë^stuk gekookt rundvfees^ch -ter x groote van een kleinen appel en
genoegzaam 'salade. elkander, gemengd ohd^T
'toevoeging van een theelepel ^hosphor^urë: k^lfe.
CoutéKef geé# de eefstë drie' dagen sléchts fijngehakte eieren, van
4ëh vierden diagf;..af een deeg aldus' samengesteld: 300 gram versc'h,
mager ossenvleesch wordt fijn gehakt en 3; vefselië eiëfen* — f$fj é®
geel „benépens ibrobdkfüimels -én 30 gram zout er aan toegevoegd.
Dit alles., wordt 'goed dooreengemengd en dan gedurende 15
tot 20 minuten op het vuur gezet. Bij >$ë voedering voegt men er nog
wat bröOÖJÊraimëls en 'fijn gesneden salade bij. ■
Al' deze<». en; -talrijke andefev^èéd:|ngsmi.d<Ieleil ^kunnen. evénwel het
dierlijke voedsel, niet vervangen. Zij- bevatten te weinig phósphórzuür-1"
houdende b^tenddeeleh ; die voor den groei-en de veder- en beender-
vorming onmisbaar^zdjn. Daarom heeft de. héér* I^autreville j' apötheke^ '
te Parijs,, daartoe, waarschijnlijk aangemoedigd door de,,beïooming,
uifgeloofdl door . 6& . .Société (FAcclimatation, getracht,. .een,,woe<ler te
bereiden, dat in zijne chemische bestanddeelen aan dierlijke in-
sekten-voeds'el gelijk- is ëÉf dit volkomen kan vervangen.
Het hoofdbesfanddeel van dit Voedsel' bestaat uit ossenbloed,- dat uit
dë Abattoifsv van Parijs verkregen ^P|d|i^I^tt'|)ïöéd' ^wordt üifgëd’dmpt,
zoodat er slecht 20 ü/’0 vaste bestanddeelen overblijven, de 80 deelen
die verdampt zijn ((water) worden vervangen door^éênë^gelijke^b^eef-i
beid f; -meèj1. ' borden in bepaalde vefHoudingen Mëgé^^ëgdi
koolzure. ’ 'gestajftfptë 'oesterschelpen),
BSB^mnórzurë kalk gebrande ; óhloornatrium
(keukenzout), plantaardig, stoffen, als poeder
^^^gentiaan, gember enz. om de eetlust op te wekken. Dit mengsel
|wordt$ onder dep naam van Poudre toni-nutrkive in den handèlf
fgebracht, tegen- den«‘prijs van minder bij ’grQÖ.tecé
hoeveelheden.
^^MB ^ ^ ^ ^ ^^ ^ ^ ^H ^ gm^ l^ teF ran sch e en Belgische kweekers
Ipbruikt en naar het schijnt met: i^è'Bótiétê \
WÈjcclimdiatión den heer Dautreville de door haar uitgeloofde beloo-
ning voor mét-heeft toegekend, heeft zij hem toch eene groote
gouden: medaille gé&chohkéDt, als waardeermg voor zijne uitvinding.
-{b^i|/\|nëh?’ 'hélPofödrêl ïoni^öufritive aanwenden, dan moet men,
alvorens hét bij 'het gewone voedsel te mengen, ra eene voldoende
week maken. Bij het gewone week voeder van gerste-
wat verder gebruiken wil, voegt men in
den beginne een vijfde, later een derde gedeelte van dit voederpoeder.
Het 'pojidre jbóni-nutritive kah\'J^^v<langen tijd' goed houden, als
bewaart.
èezé- korte raadgevingen, zoo zij opgevolgd wor-
den, de opvoeding der1 jónge fezanten geen zwarigheden meer zal
l l g f PAUWEN
Niettegenstaande , jaren de fezanten ideüfp^iu^:^^
^érvögel veel hebben verdrougèu ftg idézêii1 tt^^^^póerriisalS. een
bewoners onzer parken handhaven. ,,D^^öOt^^^|dfe^‘
fe'« edele 'üguuf, de sierlijke en slanke lichaamsverhoudingen, alles wat
^ ^ "^ ^ B ^ ^ fewëZen kenmérkt-twerd^Bënr geschonken j" zegtOBuffQrK i
j,Een licHt^.eili' "beweégb'airi^yë^^DpTë|B|^^^fe^schitterendste i bleureh,'
'prijkende, siert zijn kop en verheft er zich boven zonder dien evenwel
P ^ ^Mla'Éë’ifyi zijn onvergelijkbaar schoon gevederte schijnt
te vereenigen < wat ons oog kan streden in de zachte en ffissche kleuren
^ër': I geflonker der edelgesteenten
Kcblindt,, wat.zë'met bewondering vervult .in dé'^^jë^euseiiciglans
van den |rfgerièpOg.. Be naüiUr Heeft-niet alleen .op- het, gevëiëftê:. van
den pauw alle kleuren van hempl fen aarde' bijeengebracht om er hd|
mêesterstök van Hare heerlijkheid van te maken, maar- zij E^f|>ze'zóó
^oofééngemengd, zóó uitgezocht, zóó getint en door haar beVróndè-
renswaardig penseel zóó ineengesmolten, dat zij er een éénig schilderstuk
van- gemaakt heeft, dat door zijne mengeling met somberder tinten en
gzijne onderlinge tegenstellingen er■ zulk eert nieuwen- luister en> zü>lkét
heerlijke lëHtëffèQtèn. :;acèu^e.eft, dat onze kunst z é nieh'kan^nabootsen
moëhi' beschrijven.” Deze beschrijving' van den grooten Franschèn
schnjver bëltaligeéiië^ovétdrijving, men behoeft1 slechts eene enkele veer
met .aandacht te beschouwen, omlJ^h te overtuigen dat hij beneden
de werkelijkheid is1 gebleven. -
De, wilde pauw bewoont’ - wordt in Asöana
en op; de Sunda-,eilaudeu, w m p i door twee verwante soofteii
'Vertreden. Hij! bewoont bergachtige strëkén’1 wel- -bij-'voorkeur de-
'b’osschen en de Dsjungels, maar vooraal die, welke door open land
-p'mgevem zijn. Bbsschen met dichltj strüik-hbutV’ëïT1 - hoog gras wordën
yooral veelvuldig door hem bewöond. In sommige gedeelten van Geylon,
die weinig-.door Europeanen bezocht worden, schijnt‘ hij soms zeer
talrijk voor te komen. «Riamson beweert dat hij er p sommige
gedeelten van Indie van twaalf tot vijftienhonderd bijeen heeft gezien;
Door j de (iinb'óbïHngèH^'S^rantithijjiweinig verontrust te worden-;.--inj
gewesten f^óVdtfi'hij als 1 eem heiligen vogel' befeèhouwd, en het 'doódëh
; er:, van als' een misdaad aangerekend.
cristatus) PI. XH Vogél 47. M
Gëmemef Pfau; E. Commón. i Peafowl f E. Paon Commun. De haan
, die aan de einden een spatelvormige
vlag' vertoonen. ^De' halsveeren hebben 7. eëiiï, metaalglanzende
blauwgroene kleur; de schubvormige veeren zijn metaalachtig groen
met vibl^llë&rÊgfen:iwepfséhijif'venf .^Varten zoom; vleugeldekken
bleek geelbruin met schitterende zwartgroene banden, onderlijf zwart,
sleep; van. den staart vormen, glinsteren
in methalachtig groenen en blauwen glans, met groote prachtige oog-
vlèkken aan de spitsen. Hehiioog is> donkerbruin, de naakte oogring
hen is de vederbos
kleiner en donkerder gekleurd, het bovenlijf grijsaéhtig bruin, onderKjf
en keel wit, halsveeren schub vormig en metaalachtig gfoen met grijze
1 ^öömete.‘Vaderland( [ In d ie. ' ul
' Van dezen gewonen pauw heeft men twee variëteiten verkr^en, n.1.
■ i^löa zui^eQ*wit gevederte en den ghv&is&ten
PAtjvsr^ëen afetammeling van den gewonen en dén witten pauw«
DB Wlk|^PA®||YAN SUMATRA. (Pavo nigripennis) D. Schwaïzflügel
Pfau; F. Paon de «Gochinchine; E. Blackwinged - Peafowl. Deze komt
met de voorgaanden veel overeen, maar de vlengddëkveeren zijn zwart
met groen of blauwglanzende zoomen. De hen is veel lichter dan die
•'Vadefl^ife'^^m^^mM'^CTtL' Sumatra.-
‘ .DB JAVAANSGHl RAUW. >(Payo; -Spieifef). E . Javanischer Pfeu; E. Paon
'Spicifë rE. Javan Peafowl. Dë' kuifyéeren; zijn naar achter gericht en aan
dengansche pindhelftly^\v^geDi voorzien. De halsveeren zijn geschubd
;ë|énals die van dën rug en vertooneu een geelgroenen metaalglans.
^^ylêugeldeM:èri /zijd ivan een groenen en blauwen metaalglans. De
hen gelijkt op den haan?, maar heeft niet den langen staart van dezen}
■ d^veefeh';,van den rug hebben geen schubachtig aanzien en bezitten
zwarte zoomenOos nphder' glans. Vaderland: Bomeo en Java,
De pauw is een sterke vogel, die_ zelfe gedurende de strengste koutte
bij' voorkeur buiten de volière op een hoogen tak den nacht doorbrengt.
Altijd zoekt hij het hoogste .punt tot rustplaats uit,, hetzij een boomstam,
eene zuil of zelfe dë comiche van een huis. Hij is ijverzuchtig