t'tapier, stag, bij Groningen . itop, i» Gelderland wal
I hupper, :n.-Friesland. vitöp .en op ^Amelandj-ifcwidl 'gënoem'di Synoni-e-
men. Motacilla oenanthè/ Vreemde namen. Steinschmatzer, Weisz-
schwanz, Steinpicher, DuUsch; Motteux cuhblanc, tramch; Gommen
Wheatear, ÏEngélsch. , s'
■ Deze tapuit bewoont geheel iÉmöpa;, t ó t ;« het -liöqge Noorden;
vooral, in bergachtige landen is zij zeer talrijk. Bij ons bewoont zij
heidevelden, duinen, langs de wegen, op. drooge weilanden, kortom-.-
°P Ë ï| drooge plaatsen met steenhoopen, waartusschen zij gaarne I
| haai^opep nest bofeyt,
gebouwd en bevat‘ 5 — 7 groenachtig witte eieren, die gedurende 13
dagen afwisselend door beidé 'ouders bebroed' worden.
Het mannetje is op bovenkop en rug'zacht grijs- v.oorhoofd- ■'
streep, wenkbrauwstreep, bovenste staartdekken en geheel onderlijf
1 r o ^ t g d ^ y g ^ ^ S f n Ê e f ö ^ ^ M ^
} oog zwart; staart aan .de basis w i t . aan de pijnt zwart. In grootte
overtreft het eenigszins het roodborstje.
' de zwarte * K treil zijn vaaLroi uin gezoomd;
het onderlijf is hminaclitig wit evenals de wenkbrauwstreep,' téiSv^f,
de -kipp ropdachtig is; de streep door het oog zwartachtigbruin.
®et og is donkerbruin, poot en snavel zwart 1 ij.beide geslachten
De jongen zijn op het bovenlijf lichtbruin, met roestroode vlekten,
aan de onderdeden roestgeel, donkerbruin gestippeld of
Het Sezang van-deze tapuit is niet van veel beteêkenis en daar de I
vogel moeielijk groot te brengen en in 't leven te houden is, dient j
men hem n et als kamer -oge I te houden Men late hem in de vrijheid,
waar hij door het verdelgen van veel insecten groote diensten bewijst u
HET PAAPJE (Saxicoia rubetra). Plaat XXII — Vogel 125 V( rdt in I
Gelderland ld wa dd -, bij Haarlem kleine st stompstaartje-
genoemd. Synoniemen. Pradncola,. Motacüla rubetra. Vei i m ■■ n.'-
men. Brannkehbger Wiesenschmatzer, Pfaffchen „
Talier Ordinaire, Frmuch; Engels,chi
Het paapje behoort met jie roodborsttapüit tot eene'■ .li^fimMh- 1
de graslapuiten (.Praiincola). Het bewoont geheel Europa en komt ook f
m Aziê ™ Afrika voor. Steenachtige, met struikwerk en gras begroeide \
plaatsen heide en,, duin zijn zijne geliefkoosde verbUjfplaatsen; vertoeft \
meestal öp den grond en komt zelden op boomen. Met Mei komt het 5
bij ons om in het begin van September weer te vertrekken. H a nest
wordt goed verborgen tusschen gras en struikwerk gebpjiwd en bevat 2
5 7 blauwachtig groene, zelden roodbruin gestippelde eieren, dié
in 13 dagen worden uitgebróeid.
1 1 Hei^móicetieirif* r DAefflsv^il. t V r r . S h m l oud. A-~7h,. :
■ r ■ a-t
-(‘e au’
ft r ,fl> ^eeiUoL^ j l M i
wit, staart j eau
kerbruin, snavel en poolen zwart. ,.l,
Jtfoajh> ( r ju ï u-r Vl" VijdeiS I
den kop lichtbruin; wenkbrauwstreep minder duidelijk, bruin-
achtig wit, keel' en1 zijden van
• ltljt
n s - a a m n ^ ,'
aan te. bevelen zijn, waT het niet zoo moeielijk in 't leven te h idep
1 Mramioc.1, ik 1'
graszooden bedekken en met groene takken omgeven.'In .den beginne
sroert men met vliegen, miereneif ren enz. en ge ent het lat r lamn ie l.-
ptggaalvoè^^'
I nE_ROÖliB_pRïr.tT 4^UIT^p3m.icoin jfcbiooia;. H
I Wür<^ 'H Gelderland roódborstige waldr cker genoemd. Synoniemen. Pra-
trncola MotaciHa rubicola. Veeemde na me». Schwarzkeldiger Wiesenschmatzer,
ffuilsch; 1 ader rubieole; Traquet, Motteux-jfraqiuet, Fransch;
St:oue-Ghat, Zr'ng-eL ch , .ïiornajél j ,. ÏPiaïiaam h .
Deze tapuit is in ons land niet algemeen verspreid en werd slechts
m Groningen, Gelderland en Holland ‘en volgens den heer AlbaidaT
ook m G aas terland ge vonden. Volgens Schlegel zijn er in de Duinpannen
in de maand December en in het begin van Febi uari geschoten,
zoo dat déze; daar schijnen overwinterd te hebben. Gewoonlijk komen
*9 5 Mei en trekken in September weer .weg. Steenachtige, met struikgewas
en hoog gras bedekte plaatsen worden bij voorkeur bewoond.
Het nest is in gras en laag stmikwt rk goed verborgen gebouwd n
bevat 4 5 .blauwachtig groene, vaal roodbruin gestippelde eieren.
De jongen komen na T3 dagen uit.
I Het' mannetje is aan kop en keel \ rrt, eene groote vlek aan
weerszijde van den i H :né -s H -j t; rngveeren
*wart met zwartbruine zoomen;“ bora- em zijden.van. hel: lichaam
. roestkleurig, midden r m het onderlijf wit, starirt zwart. ■ ■
y. Bij het wijfje is de kop vaalbruin., zijden van den.hals fichfe- .
bruin, keel dö&wart met witachtige vedérzponien ,, borst, en zijden
- Het gezang is van weinig beteekends, zoodatrd'd ^^^.y(^d'e'^.0g, ai1
weekelijk is, als kamervogelï®WÏ3 «hbev3$ g ,^ ^ ^ ^ ^ 2
WNTERKONINKJ E EN G i i l i i N IJ ES
Het winterkoninkje en de goudhaantjes zijn ( e kleinste onzer in- I
heemsche vogels Als'kamer- of volièrevogels ziet men ze niet veel;
trouwens bieden zij den liefhebbers onder-alle vogels de meeste zwarig-
heden aan. Vooral geldt dit van de goudhaantjes De steeds toenemende |
h^ebbenj heeft ook hier de moeielijkheden overwonnen en ofschoon I
goudhaantjes en winterkoninkjes nog. steeds groote zeldzaam! eden in de
V0Uere biï goede verzorging en passend 1
vo^sel in ven honden. Het winterkoninkje is zonder veel mo/ièi
Denjaféelv om doe^&di zimï®aivHe djr' efïï
geten en met deze en miereneieren brengt men hem langzamerhand 0p
kunstvoer. Miereneieren en vooral ineèlwormen' moeten steeds en behalve
J iet kunstvoer gegeven, worden. In de kooi moet men een nest-
kastje plaatsen, waarin de kleine gezel zijne nachtrust kan nemen. j
De 'Goudhaantjes zijn moeielijker aan ’t eten te krijgen. Het best wil