DE (Btt&flidae).
Onder het , betrekkelijk gering aantal buitenlandsche insecten- of
weekvoederétende vogels-die op onze Europeesche vogeliharktên komen,
nemen de Spreeuwvogels eene, aafö|eüli||ce., plaats in. Eene algemeene
verspreiding onder de vogelliefhebber^ hebben zij evenwel' nqg-ènidt/
gevonden, waartoe verschillende oorzaken medewerken, die wij in onze
inleiding vermeld hebben.
't Is ‘waarlijk wel te, betreuren dat deze ^^|l^id||^e'ër gehouden
worden, want^dfe; Spr|é|iwvó|^ de- aangenaamste en
onderhpudenste onder dé;,.vreemde:gevederde gasten. Bij •riemeesten
merkt men hetzelfde grappige wezen, , .dezelfde
gave van nabootsing op, die ©nzeir-'Emopeeschen spreeuw tot zulk
een gezellingen, en vroólijken vogel 'makènV-.Hierbij' kom^npg^/dat zeer
veel soorten een zeer fraai of j althans net vederkleed vertoonen
en- in de gevangenschap bij eenvoudige kost lang in rëv}eh-^jÉ«Ej^m.i
'D e Spreeuwvogels omvatten eene talrijke menigte onderfamilieön,
zooals behalve de eigenlijke spreeuwen, -nog de Mainas> de, Beo’s,
de Troepialen .enz. Allen evenw# kbme^^^in jléjfenswiize en ge-
woonten vrij wel overeen^ “èfsdhoon alle deze familieën A.ïoph-'hiinne'
eigenaardige vkhnmeïkeif vertoonen. Vooral in '1d’éhffnestbouw is een
groot verschil op te merken. ;Zéër^ velen, en wel voornameMjfke',d'e*eigenlijke
spreeuwen, bouwen, hunne nesten in boom- ofm>uu>rhö'lten,1 andere
maken een .vrijstaand nest in boomen of struikgewas, terwijl de Troe-
pialen zeer fraaie“ hangende pmdelnésten^ n\alc5en. Om niet §!ëjf&wp'erig
tn'wprden zullen wij d^zé: ' onderafdelingen buiten -glffll laten en de-1
meest1 voorkomende vpgels van deze grpote familie achtereenvolgens
nader beschouwen.
D E R 0 S É - S P R E E U W (Sturnus roseus).
PLAi&if^IY — -76 .00® ^
StnonIBMBN. -Îïurÿis roseus, acleueis, suratensis, Pastor roseus, Merula rosea, Acridotlieres roseus, Gracula rosea.
Vreemde namen. Eosenfarbige Star, Seestar, Staramsel, Duitsch-, — Etourneau, Merle rose, Martin roselin, Fransch; —,Ros'e-colouri’d Pastor, Engelsch —.
Storne Marino, Italiaansch.
. ’"'Eigenlijk zouden wij dezen v ^ ^ niet tot.de buisenlandsche -of
althans /1|| overzeesche vogels moeten rekénen, daar
het ÉiSden van Europa, bewoont. Enkele .malen schijnt fiijr onk&m* óns ,
^vaderland vóo^é^ komen, althans averhaalt’ Schlegel dat in ju ^ ^ g d
verscheidene' exemplaren^ in; ons land geschoten werdén,, onder andere ■
een oud wijfje, in den omtrek van Haarlem. Deze .en de gewone spreeuw
'benepens; de zwarte spreeuw unicolor), die eveneens in het
Zuiden van Europa voorkomt, zijn dé eenige ^vertegenwoordigers dezer
familie. in ons. werelddeel. Een prachtige ,y.ogel^is',J‘ de Rosëspreeuw \
ongetwijfeld'.
— köp met de kleine fraaie kuif,- de hals en - 'bovenborst
zi|u hi| het mannetje blauwachtig zwart met een purperen glans,
vleugels en -staart zwartachtig"bruin ,m ^& n ^ën ^glans, .bovenT
rug,- schouders en- geheel :het onderlijf dicht!-roseróod; snavel
roodachtig aafrcde basis en horengrauw' a a n f^ ' spits, Yoo‘g£
m1 ; heeft-.'kleiner^^^^M
komt^^^^e van den gewonen, spreeuw overeen.
Brehm zegt over den rosëspreeuw het yplgende: Dezeprachtigevogel,
die ^an<^en van den Kaukasus tot de meest gewone verschijn
-ningen behóórt en mjyefe' opzichten onzen gewonen spreeuw vervangt,
laat zich .evën^èïHjndé meeste landen van Zuid-Europa., die hij eveneens
bewoont ji^niet zoo regelmatig zienpaïs^'andéxe spreeuwen, maar
behoort tot de trekvogels die onregelmatig- töndzyrèiyeh. ZQp\|trhedt
in sommige jaren intieJsteppen van1 Bessarabie en^Ziiid-Rusland slechts
in weinige koppen op terwijl hïj^deze streken in andere jaren- m ontelbare
scharen bezoekt, evëhzpo" komt hij^oms in de Donau-dieplanden
^/'ëroot^ aantal,.,-vöor, verspreidt' zich vandaar over het' aangrenzende
Hongarije, broedt' lu|§8'en ,Verd^jht^dant.£y opy. yerscheidkrik jjaxëri.eIn
Oostenrijk en Boheme wordt liij veelvuldiger waaigenomen dan lj|
‘Duitschlahd, M; J f e g : -en. vooral,® van Reuzengebergte
weer dikwijler van ’Du‘itschMd of in het
Westen van^ Europa, waarheen,-,
zuiden van Fian'^l|rbéhoor^^^|ê^tbt,de zeldzaamheden ofeehoon
hij ook daar soms in vrij groot aantal voorkomt. Zoo', •verhaalt Crespon
in zijne Ornithologie du Gar:dbai^ ^ z k h in ’de jaren 1837 en 1838'
• nabijheid van Nimés, meer dan e^^ma^a^lang^ èeiMpoot
aantal dezer vogds^ophielcL Dat tot in ons land doordringt
;hebbe^.^j öbpveh reeds^verihbld; , ,^ ;zijn doen en laten l^rihne’lrt, iujJ
veel aan de spreeuwen, maar meer -nog aan zijné' ^mdd-Aziatische verwanten,
de Maina’s. HilfM^pMschreêgewïjzé, /m^Vsheller ^dan^de,
spreeuw, knikt m i n d e ? m e t den kop en versnelt zijn l o S
jtó^het 'vervólgen van een -kerfdier tot een rennen en kan springende
zich tot een hoogte van een meter verheffen. Bij het gaan - draagt hij
hef" gevederte nauw aansluiten d, 'de kuif- oi. vederbosóh ligt meestal
.platkop ,den kop, zoódat,er nietf veel van te zien is; bij eénige-opgè^
wondenheid hëfl--hij^eielver eyenwet wat opj.zonder haar geheel en
'jë ■ 'f| on^vq^én/tDé'^'^M is eveneens bekoorlijk en snel en
gaat van een snorrend geluid vergezeld. Het gezang komt ook' veel
met dat van onzen spreeuw overeen. Crespon heeft er een zelfs eenige
yrcfordên leeren spréken.
rosëspreeuw 'begint eerst laat- in 't jaar en zelden voor Juni mét